• No results found

De rol van sociale emoties

In document Gevoel voor iets anders (pagina 69-75)

Een probleem dat elke bioloog heeft die het ontstaan van prosociaal gedrag vanuit een evolutionair perspectief wil verklaren, zijn de kosten die hulp aan anderen met zich meebrengt voor het individu. In een kolonie bijen is dat niet zo’n probleem; omdat hun genen allemaal gelijk zijn (ze stammen van dezelfde koningin) vormt het geen enkel punt als de ene bij zich offert voor het leven van anderen. Ook groepen die bestaan uit niet-verwante dieren kunnen de overlevingskans van het individu danig vergroten, maar vanuit een evolutionair perspectief brengt prosociaal gedrag echter ook kosten met zich mee. Wanneer de ene aap anderen onbaatzuchtig waarschuwt voor de aanwezigheid van een roofdier vergroot hij de kans aanzienlijk dat ook hijzelf wordt opgemerkt. Dergelijk groepsgedrag vergroot de overlevingskansen van het individu pas als hij ook wordt gewaarschuwd door anderen. Gedurende de evolutie zou het daarom cruciaal kunnen zijn geweest dat dieren hun eigen inspanningen en baten vergeleken met die van anderen. 302

Vanuit het het oogpunt van evolutiebiologie vormt dat een theoretisch probleem voor het ontstaan van empathie. Als we dat erg simplificeren valt het zo uit te leggen dat als, in een groep met zelfzuchtige dieren, één dier over een mutatie beschikt die ervoor zorgt dat hij anderen gaat helpen, die mutatie vooral anderen bevoordeelt. Het is dus van groot belang dat (vrijwel) alle groepsgenoten dergelijk gedrag vertonen om het gedrag daadwerkelijk van evolutionair voordeel te laten zijn. Bovendien zouden we tot op zekere hoogte moeten controleren of daarin sprake is van enige wederkerigheid. Dat hoeft waarschijnlijk niet een bewust proces te zijn (andere sociale dieren moeten het immers ook in zekere mate kennen). Zonder een enkel remmend mechanisme zou er echter niets zijn dat uitbuiting tegengaat.

In de voorgaande bespreking van De Waal’s ideeën werd al genoemd dat hij mechanismen aanwijst die empathie voor een deel in de juiste richting sturen. Identificatie vergroot bijvoorbeeld de kans dat ons altruïstische gedrag gericht wordt op diegenen voor wie het bedoeld was. We identificeren ons automatisch meer met onze naasten dan met hen die verder van ons af staan. Toch moeten er nog een aantal andere mechanismen aan het werk zijn, die empathie remmen wanneer het echt onhandig wordt. Als iemand ons fysiek aanvalt is het uiterst onhandig alleen maar empathie te voelen: we zouden ons bijna niet meer kunnen verdedigen vanwege de pijn die dat de ander zou veroorzaken.

Op een bepaalde manier spelen dezelfde problemen wanneer we nadenken over het nut van De Waal’s ideeën in sociale wetenschappen als de Internationale Betrekkingen. De Waal identificeert empathie als een definiërende eigenschap van een heel aantal soorten, waaronder de mens. Het mechanisme van empathie functioneert bovendien ten dele automatisch. Als het gevolg van die ontdekking zou zijn dat we de mens alleen nog als sociaal en altruïstisch zien, heeft empathie geen enkele verklarende werking. Immers, waar laten we dan andere, duidelijk zichtbare menselijke gedragingen als oorlog of moord?

Niet voor niets beschrijft Frans de Waal de mens als een uiterst coöperatief dier dat erg zijn best moet doen om zelfzuchtige en agressieve neigingen in bedwang te houden, óf als een zeer competitief dier dat desondanks het vermogen bezit om met anderen overweg te kunnen. Als zijn ideeën geen ruimte zouden bieden om onze donkere kant te verklaren (of op zijn minst een plaats te bieden), zou De Waal dezelfde fout maken als zij die de mens uitsluitend definiëren aan de hand van zijn zelfzuchtigheid. Het zou waarschijnlijk niet erg sterk zijn om aan het begin van een scriptie daarop kritiek te leveren en dan een idee voor te stellen dat dezelfde problemen kent.

Ook Frans de Waal lijkt te onderkennen dat empathie niet het hele verhaal kan zijn. Hij bespreekt in deze context de rol van vertrouwen en wederkerigheid en benoemt aanwijzingen voor factoren die empathie lijken te begrenzen . 303 304 Het is goed om daar nog naar te kijken, voordat tot slot kritieken op De Waals ideeën zullen worden besproken.

De Waal, The Age of Empathy, 106.

302

Frans de Waal, "Putting the Altruism Back into Altruism," 291-292.

303

De Waal, The Age of Empathy, 159-200.

Vertrouwen, reciprociteit & eerlijkheid

Het letten op wederkerigheid is met name van groot belang waar het hulp aan niet-verwanten betreft. Door biologen wordt dit onderscheid tussen hulp aan verwanten en hulp aan derden gemaakt vanwege de genetische voordelen die hulp aan familieleden biedt. De neiging van dieren om familieleden te helpen is betrekkelijk wijdverbreid: we zien het in bijenkorven en mierenhopen, maar ook bij bepaalde zoogdieren en vogels. Hulp aan niet-verwanten komt echter minder vaak voor. We zien dat type hulp vooral bij primaten. In het geval van niet-verwante hulp moeten zowel het 305 individu als de groep oppassen dat zij niet wordt uitgebuit. Voor de vorming van niet-verwante groepen is het, met andere woorden, essentieel om het free riders-probleem op te lossen middels een vorm van reciprociteit. In economische transacties tussen mensen bijvoorbeeld, is daarom niet alleen sprake van een geavanceerde vorm van samenwerking en communicatie; mensen eisen tegelijkertijd dat hun verwachtingen worden ingelost. Vrijwel elke mens begrijpt dat in zulke gevallen het voor-wat-hoort-wat-principe geldt. 306

Voor de duidelijkheid, het hoeft hier niet te gaan om een bewuste, rationele overweging dat het gevaarlijk is om zomaar iedereen te helpen. Dat geldt voor mensen, maar zeker voor andere dieren waarvan De Waal vermoedt dat ze werken volgens bepaalde regels van wederkerigheid. Het gaat hier om een abstracte evolutionaire logica, waarvoor geen bewust begrip van wederkerigheid hoeft te bestaan. Als we terugdenken aan de onderliggende logica van empathie geldt dat het gunstig is voor de overleving van het individu. Toch hebben we ook daar kunnen zien hoe dit door de natuur is opgelost zonder een volledig besef van dit voordeel. Het bestaat uit een complexe combinatie van intuïtieve drang en verschillende vermogens. Hetzelfde geldt waarschijnlijk voor onze hang naar een bepaalde mate van reciprociteit. 307

Hoezeer we op wederkerigheid gericht zijn, wordt door De Waal mooi geïllustreerd aan de hand van het Williamssyndroom; een aandoening waardoor kinderen die eraan lijden iedereen even aardig vinden, en geen onderscheid kunnen maken tussen wie ze moeten vertrouwen en wie ze moeten wantrouwen. Patiënten met Willamssyndroom zijn volgens De Waal “aanstekelijk vriendelijk, dol op gezelschap en enorm breedsprakig”. Hij 308 legt uit dat, hoewel deze innemende kinderen bijna onweerstaanbaar zijn, ze geen vriendjes en vriendinnetjes hebben. De reden daarvoor is dat ze iedereen zonder onderscheid vertrouwen en van iedereen evenveel houden. Daardoor kunnen anderen niet weten of ze op hen kunnen rekenen en gaan ze zulke mensen uit de weg. We kunnen niet inschatten of ze dankbaar zullen zijn voor bewezen gunsten en ons zullen steunen als we in de problemen raken. Aangezien kinderen met het Williamssyndroom niet één eigenschap hebben die wij in een vriend zoeken, wijzen ze ons er volgens De Waal op, hoe belangrijk wij mensen wederkerigheid vinden. We letten er dan ook sterk op. 309

Omdat gevoeligheid voor wederkerigheid van groot belang zou kunnen zijn voor het succes van groepsgedrag, valt ook hier te verwachten dat het een evolutionair ontwikkelde eigenschap betreft, waarvoor het graduele onderscheid tussen soorten moeten gelden. Er is dan ook een groeiende aandacht voor de discipline van behavioral economics bij dieren.310In een onderzoek van De Waal met twee niet-verwante apenvrouwtjes, Bias en Sammy, moesten zij aan een blad trekken om voedsel te bemachtigen. Het blad was te zwaar gemaakt om door één aap binnen bereik te worden gehaald. In een geval trokken beide apen -zoals ze al zo vaak hadden gedaan- het blad naar binnen. Sammy graaide haar beloning ditmaal echter zo snel bij elkaar dat het blad door een contragewicht terugsprong voordat Bias haar beloning had kunnen bemachtigen. Dat leidde tot een woedeaanval van Bias, die aanhield totdat Sammy “met een vluchtige blik

De Waal, The Age of Empathy, 179-180.

305 Ibid., 174-175. 306 Ibid. 307 Ibid., 168. 308 Ibid. 309 Ibid., 170-171. 310

op Bias” voor de tweede keer naar haar trekstang toeging om te helpen met het binnenhalen van het blad. Daarop lag voor haarzelf echter geen beloning meer, die had ze immers al te pakken. Ze trok om een sociale fout te herstellen. 311

Chimpansees gaan nog een stuk verder. Zij jagen in een driedimensionale omgeving op kleinere apen, die vaak razendsnel zijn. Om een prooi te vangen is een geavanceerde vorm van samenwerking noodzakelijk. Wanneer de chimpanseemannen een kleinere aap hebben gevangen, ontstaan interessante patronen in de vleesverdeling. Gewoonlijk vangt één jager de prooi, en krijgt niet iedereen per se een stuk. De kans die een man op een deel maakt, lijkt afhankelijk te zijn van zijn rol bij de jacht, wat wijst op wederkerigheid. Zelfs de dominantste man bedelt, als hij niet aan de jacht heeft deelgenomen, soms tevergeefs. 312

In gevangenschap kan dit gevoel voor wederkerigheid worden onderzocht door één chimpansee een ‘bezitter’ te maken: hij ontvangt van de onderzoekers een voorraad voedsel waarna ze observeren wat er gebeurt. Deze bezitter krijgt al spoedig een groepje anderen om zich heen waarmee hij zijn voedsel deelt. Spoedig ontstaan er groepjes rond de chimpansees die voedsel hebben gekregen en dat gaat zo door tot alle voedsel naar iedereen is door gedruppeld. Soms, wanneer het gejammer en geklaag van bedelaars te ver gaat probeert de bezitter iemand weg te sturen, maar tot agressie komt het bijna nooit. Bezitters controleren de voedselstroom, ongeacht hun rang. “Wanneer chimps op wederkerigheid overschakelen, verdwijnt hun hiërarchie naar de achtergrond”.313

Vertrouwen

Waar kleinere apen, zoals in het voorbeeld van Sammy en Bias alleen directe wederkerigheid lijken toe te passen, lijken chimpansees ook in staat vroegere gunsten tot op zekere hoogte te onthouden. In een onderzoek van De Waal werden maar liefst zevenduizend benaderingen van voedselbezitters vastgelegd en gekoppeld aan wie de ochtend daarvoor wie gevlooid had. Daaruit bleek dat de kansen van een individu om voedsel te krijgen van een ander stegen als in de ochtend daarvoor de voedselbezitter door diegene was gevlooid. Dat effect gold voor iedereen in de kolonie. Interessanter is nog dat de neiging om gunsten te beantwoorden niet bij alle relaties gelijk was. Het effect was het grootst in afstandelijke relaties (tussen individuen met een niet al te sterke band). Daar springen de kleine gunsten er des te meer uit, wat zeer overeenkomt met hoe wij mensen wederkerigheid toepassen. 314

Uit onderzoeken met mensen die elkaar niet kenden blijkt dat we bij vreemden een hele strenge directe wederkerigheid hanteren: we letten in zulke gevallen erg goed op de inzet van de ander en proberen een fout direct te bestraffen. In een relatie met onze geliefden leunen we echter veel minder op directe wederkerigheid. Het is 315 nauwelijks voor te stellen dat we met een huwelijkspartner een spreadsheet bijhouden van wie wat voor wie heeft gedaan. In intieme relaties werken we liever op basis van gehechtheid en vertrouwen en bewaren we onze rekenvermogens voor mensen die verder van ons af staan. Er is wel degelijk sprake van een zekere wederkerigheid in dit soort relaties, maar wederzijdse gunsten moeten op de lange termijn tot hun recht komen, niet volgens een voor-wat-hoort-watprincipe. 316

Als het geheugen van chimpansees verder teruggaat dan dat van kleinere apen en ze zich vroegere gebeurtenissen duidelijker herinneren, betekent dit dat hun wederkerigheid opzettelijker en meer berekenend is. Er zijn zelfs aanwijzingen (nog geen harde bewijzen) dat zij niet alleen terugkijken maar ook vooruitblikken en aardig zijn tegen anderen, om op die manier toekomstige gunsten te verwerven. Mannetjes zijn bijvoorbeeld guller en dienstbaarder dan

De Waal, The Age of Empathy, 171.

311 Ibid. 172-174. 312 Ibid., 172. 313 Ibid., 173-174. 314 Ibid., 174. 315 Ibid. 316

ze normaal zijn tegenover andere individuen, wanneer zij in een strijd om de leiderspositie verwikkeld zijn. Het 317 belang van het lange-termijngeheugen voor samenwerking, is dat het de mogelijkheid biedt steeds complexere gezamenlijke ondernemingen op te zetten. Wederkerigheid ligt aan samenwerking ten grondslag en hoe beter een soort in staat is deze wederkerigheid te onthouden, te voorspellen en daarmee uit te spreiden, hoe complexer de samenwerking kan zijn. Wederkerigheid wordt dan vertrouwen.

Aangezien inmiddels is aangetoond dat samenwerking tussen niet-verwante chimpansees ook in het wild wijdverbreid is, vormen deze dieren volgens De Waal perfect vergelijkingsmateriaal om de psychologie van de menselijke wederkerigheid te begrijpen. Hij zegt daarmee niet te willen ontkennen dat er verschillen met menselijke samenwerking bestaan, maar dat verschil is minder absoluut dat men misschien zou denken. Chimpansees vertonen gedrag dat wijst op dankbaarheid en bestraffen soms degenen door wie zij zich miskend voelen (deze reactie kan tot een paar uur later worden gegeven). De Waal houdt het erop dat mensen al deze neigingen in sterkere mate vertonen en aldus in staat zijn tot samenwerking op grotere schaal. 318

Relatie-effect

Daarmee lijkt voor zowel empathie als wederkerigheid te gelden dat er sprake is van een relatie-effect. De deur naar empathie staat altijd op een kier voor mensen die dichtbij ons staan, voor vreemden die ons slecht behandelen kunnen we zelfs antipathie voelen. We hanteren bij vreemden dan ook een zeer directe vorm van wederkerigheid die ons in zekere zin beschermt tegen al te onvoorwaardelijke empathie. Door te investeren in langetermijnrelaties, waaraan beide partijen bijdragen, maken wij en andere dieren wederzijds profijtelijke samenwerking mogelijk. We stappen in zulke vertrouwensrelaties af van directe wederkerigheid en zijn toleranter in het geval we ons niet op de juiste manier behandeld voelen dan wanneer we met vreemden omgaan. Het grote vermogen dat mensen hebben om gunsten te herinneren en gelaagd vertrouwen te organiseren (wanneer we pinnen vertrouwt de bakker de bank, die vervolgens de koper vertrouwt) maakt dat wij in staat zijn tot het opzetten van zeer complexe gezamenlijke ondernemingen. Dat vermogen gaat zelfs zo ver dat we de eerste soort zijn die het presteerde onze planeet te verlaten: iets dat ons nooit was gelukt zonder een hoogontwikkelde vorm van samenwerking. 319

Vanwege het belang voor samenwerking dat wederkerigheid voor onze voorouders had, lijkt onze soort dan ook een aangeboren gevoel van rechtvaardigheid te kennen. Dat zou bijvoorbeeld kunnen verklaren waarom onze ideeën over eerlijkheid wereldwijd in grote mate overeenkomen en waarom kinderen er al op jonge leeftijd begrip voor tonen. Bij 320 veel primaten lijken we dezelfde twee, soms tegenstrijdige elementen van eerlijkheid te zien die wij mensen kennen: een bepaalde neiging tot eerlijk delen en een neiging om loon naar werken te verwachten. Die twee elementen vertegenwoordigen precies de twee polen waartussen elke samenleving en elke politieke partij op sociaal-economisch gebied laveert. Met een steeds grotere sociale integratie en afhankelijkheid van samenwerking moeten gedeelde 321 belangen voor onze voorouders steeds relevanter zijn geworden, zodat mensen aandacht kregen voor de gemeenschap als geheel. Dat leidde vermoedelijk tot de ontwikkeling van morele systemen. Zo helpen deze mechanismen onze 322 empathie in de richting te leiden waarin het ons helpt, zonder dat we constant rationeel zijn en ons concentreren op direct eigenbelang.

De Waal, The Age of Empathy, 177. Zie voor verschillende anekdotes: 177-179.

317

De Waal, The Age of Empathy, 181.

318 Ibid. 319 Ibid., 183-187. 320 Ibid., 198. 321

De Waal, Primates and Philosophers, 53-54.

Een einde aan prosocialiteit

Naast de rol van wederkerigheid en vertrouwen voor het ontstaan van menselijke samenwerking, bespreekt De Waal een aantal aanwijzingen voor de grenzen aan empathie. Er is, ondanks de betrekkelijk jonge leeftijd van het onderzoeksveld, het een en ander duidelijk over de omstandigheden waarin de neiging van primaten tot prosocialiteit met rasse schreden afneemt. Gezien de overeenkomsten tussen het gedrag van mensen en andere primaten kan dit ons iets vertellen over onze eigen samenleving. Eerder in dit hoofdstuk werd al besproken hoe De Waal, samen met Sarah Brosnan, kapucijnapen de waarde van fiches leerde om prosocialiteit te onderzoeken. Hoewel de prosociale optie een sterke voorkeur genoot, lag egoïsme altijd op de loer. De Waal en Brosnan ontdekten drie algemene manieren om hun prosociale voorkeuren te doen verdwijnen. De eerste is een voor de hand liggende: de apen blijken veel zelfzuchtiger met partners die ze nooit eerder hebben ontmoet, wat een sterke aanwijzing is voor het denkbeeld van het groepsverband als bakermat van de samenwerking en het idee van identificatie als portaal voor empathie. 323

Nog effectiever bleek het om de ander onzichtbaar te maken voor degene die een keuze moest maken tussen egoïsme en prosocialiteit. Zelfs als de apen een zeer nauwe relatie hadden en elkaar door een kijkgaatje hadden gezien, waren ze niet meer bereid om prosociaal te zijn. Het verschil met mensen zou hier kunnen zijn dat wij een zeer sterk 324 ontwikkelde verbeeldingskracht hebben, waarmee we de effecten van onze daden door tijd en ruimte projecteren. Het is bekend dat bij mensen het beloningscentrum oplicht wanneer we vrijgevig zijn naar anderen. Alleen al het denken aan situaties waarin we de aardig zijn tegen de ander geeft ons een goed gevoel. Apen ontlenen mogelijkerwijs dezelfde voldoening aan vrijgevigheid, maar alleen als ze het resultaat kunnen zien. De emoties die ons sturen verschillen waarschijnlijk niet zoveel met die van apen, maar de omstandigheden waarin ze tot uiting komen wel. 325

De derde mogelijkheid om prosocialiteit te verminderen heeft te maken met onbillijkheid. Wanneer hun partner een veel betere beloning krijgt, hebben de apen van De Waal geen zin meer om de prosociale optie te kiezen. Hun gulheid is erg ruim, maar alleen als hun partner zichtbaar is en hetzelfde krijgt als zij. Als hun partner beter af is, komt er wedijver of competitiedrang bij kijken en is het gedaan met de vrijgevigheid. Tegelijkertijd kan dit competitie-element worden gebruikt om hun aandacht bij de taak te houden en ze zo beter te laten presteren. Zodra de beloning die een chimpansee mist wanneer hij een fout maakt, door de onderzoeker aan een andere aap wordt gegeven groeit zijn arbeidsethos zienderogen – maar ten koste van zijn voorkeur voor prosocialiteit. Op precies dezelfde manier wordt competitie gebruikt om mensen harder te laten werken. 326

In grote lijnen tekenen zich zo aantal empathie-beperkende factoren af. die ook bij mensen te herkennen zijn. Als koepelbegrip geldt identificatie; hoe meer iemand op ons lijkt en hoe nabijer diegene staat, hoe gemakkelijker we empathie voelen. Daarnaast lijkt te gelden dat, hoewel empathie inwerkt op competitie, situaties van grote competitie ook hun effect hebben op onze empathische vermogens. Ook bij mensen geldt dat een als competitief waargenomen verhouding –of een gevoel van miskenning- tot een verminderd empathische of zelfs antipathieke reactie leidt. Wanneer twee mensen die elkaar niet kenden in een bepaald experiment eerst op een vriendelijke manier samen een spel speelden

In document Gevoel voor iets anders (pagina 69-75)