• No results found

Emotionele besmetting

In document Gevoel voor iets anders (pagina 49-65)

Voor de overleving van sociale dieren is het essentieel om gedrag coördineren, om collectief te reageren op gevaar, te communiceren over voedsel en water en om anderen die in nood verkeren te helpen. Dat vraagt om een gevoeligheid voor de gedragstoestand van anderen; we hebben informatie nodig om te bepalen waarop wij en andere sociale dieren moeten reageren. Deze gevoeligheid is goed te zien wanneer een vlucht vogels vrijwel synchroon opstijgt omdat een van hen is geschrokken van een roofdier. In dit geval betreft het een reflex-achtige overdracht van angst waarbij helemaal geen sprake hoeft te zijn van enig begrip van wat de aanleiding voor deze reactie is geweest. Toch is er een grote kans dat het ene individu dat minder gevoelig is voor de angst van zijn soortgenoten, gepakt wordt door het roofdier dat de groep aanvankelijk deed schrikken. Het aandacht schenken aan anderen moet een enorme selectiedruk hebben gekend; zij die er beter in waren moeten gedurende de evolutie succesvoller zijn geweest dan zij die er minder goed in waren. 199

We zien de gevoeligheid voor de staat van de ander ook bij veel complexer gedrag, zoals wanneer een moeder-mensaap terugkeert naar een jammerend jong om het van de ene tak naar de andere te helpen. Hier zien we 200 opwinding bij het horen van het gejammer van een kind, beoordeling van de redenen en een poging het probleem op te lossen. Zowel de reactie van de vogel als die van de moederaap is echter gebaseerd op dezelfde kern: een simpel 201 perceptie-actiemechanisme dat Frans de Waal ‘emotionele besmetting’ noemt. Dit mechanisme voorziet de waarnemer van toegang tot de emotionele toestand van een ander middels de eigen neurale en lichamelijke staat. Deze staat wordt automatisch opgeroepen wanneer het ene dier aandacht besteed aan de gemoedstoestand van een ander. Wij en andere 202 sociale dieren voelen wat de ander voelt – we raken besmet met de emotionele staat van de ander.

Hoe nader beide individuen elkaar staan en hoe meer zij op elkaar lijken, hoe makkelijker het zal zijn om de gemoedstoestand op de ander af te stemmen, bijvoorbeeld door middel van veranderingen in de hartslag, geleiding van de huid, gezichtsuitdrukking of lichaamshouding. Ons lichaam en brein reageren op emoties van de ander met 203 dezelfde fysieke en mentale signalen die gebruikt worden voor onze eigen emoties. Emotionele besmetting is een alledaags verschijnsel bij sociale dieren. Ook wij mensen kennen dit perceptie-actiemechanisme maar al te goed. Een simpel voorbeeld dat vrijwel iedereen intuïtief herkent is de aanstekelijkheid van geeuwen. Laat aan een collegezaal alleen al een filmpje zien van geeuwende mensen en al snel geeuwt de hele zaal mee. Vrijwel alle dieren kennen een aan geeuwen verwante handeling en haar aanstekelijkheid is zelfs soortoverschrijdend. Ook wanneer iemand in 204 gezelschap onstuitbaar begint te lachen is het moeilijk het eigen gezicht in de plooi te houden en de lach van een ander leidt al snel tot een beter humeur bij jezelf.

Geeuwen en lachen zijn slechts twee voorbeelden van onze gevoeligheid voor anderen. We zijn zowel lichamelijk als emotioneel verbonden. De mens laat zich door zijn medemens opmerkelijk gemakkelijk een bepaalde emotionele richting op sturen. Volgens De Waal begint (en begon, evolutionair gezien) juist daar empathie; niet in de hogere regionen van de verbeelding of bij het vermogen om bewust te reconstrueren hoe we ons zouden voelen als we in

De Waal, The Age of Empathy, 25.

199

De Waal, Primates and Philosophers, 25.

200

Ibid., 25-26.

201

Stephanie Preston en Frans Waal, "Empathy: Its Ultimate and Proximate Bases," Behavioral and Brain Sciences, no. 25 (2001): 4.

202

Ibid., 8.

203

De Waal, The Age of Empathy, 48.

andermans schoenen zouden staan, maar bij lichamelijke synchronisatie. We gaan rennen als anderen rennen, gaan lachen als anderen lachen, huilen als anderen huilen en geeuwen als anderen geeuwen.205

Door emotionele besmetting als het fundament van volwaardige, menselijke empathie te zien, hanteert De Waal een

bottom-up benadering; hij redeneert vanuit de grondslagen en niet vanuit het eindproduct. Veel psychologen en

filosofen geven juist de voorkeur aan een top-down verklaring. Zij zien empathie als een cognitief proces, gebaseerd op een rationele inschatting van hoe anderen zich voelen. Daarvoor zouden we moeten uitgaan van hoe wij ons zelf zouden voelen in een vergelijkbare situatie. De Waal stelt terecht de vraag hoe dat het automatisme en de snelheid (“onmiddelijkheid” ) van onze reactie kan verklaren. Hij geeft het voorbeeld van een val van een circusacrobaat. Als 206 we alleen in staat zouden zijn tot empathie die gebaseerd is op de herinnering aan een eerdere ervaring, zouden we waarschijnlijk pas reageren als de acrobaat de grond al heeft geraakt. Maar dat is niet wat er gebeurt. We reageren al geschrokken als een acrobaat ook maar dreigt te vallen. De reactie van het publiek komt absoluut onmiddellijk: op het moment dat de voet van de acrobaat wegglijdt, roepen honderden toeschouwers ‘oh’ en ‘ah’.207

Vanwege de voorkeur die meestal werd gegeven aan een top-down benadering van empathie werd tot voor kort ook nauwelijks het verband met dierlijk gedrag gelegd. Ondertussen begint de wetenschap in de richting van De Waal te hellen. Dat was echter nog niet het geval toen de Zweedse psycholoog Ulf Dimberg begin jaren negentig voor het eerst over onwillekeurige empathie publiceerde. Hij stuitte daarbij op hardnekkig verzet van de aanhangers van de visie dat empathie een zeer cognitieve aangelegenheid is. Dimberg toonde aan dat wij geen bewust besluit nemen empathisch 208 te zijn, maar het eenvoudigweg zíjn. Hij deed een experiment waarbij op het gezicht van proefpersonen elektroden werden aangebracht die de kleinste spierbewegingen kunnen registreren. Vervolgens liet hij op een computerscherm beelden zien van boze en opgewekte gezichten. In reactie op een boos gezicht fronsen mensen, terwijl zij bij de aanblik van een opgewekt gezicht hun mondhoeken optrekken. 209

Dat was op zichzelf niet zo’n interessante ontdekking, het zou immers een bewuste keuze tot nabootsing kunnen zijn. Van revolutionaire betekenis was echter dat hij dezelfde reacties kreeg als de beelden zo kort op het scherm oplichtten dat ze niet bewust konden worden waargenomen. Als de proefpersonen na zo’n presentatie werd gevraagd wat ze hadden gezien, wisten ze niets van de gezichten, maar hadden ze die wel nagebootst. Helemaal opmerkelijk is dat de 210 proefpersonen die opgewekte gezichten hadden gezien, zich beter zeiden te voelen dan proefpersonen die boze gezichten te zien hadden gekregen, ook al wisten beiden groepen niets van het type gezicht dat ze hadden gezien. De beelden hadden onbewust de emotionele ‘staat’, de gemoedstoestand van de ene mens op de andere overgedragen. Dat betekent dat er sprake was van ‘echte’ empathie, hoewel nog in de primitieve vorm die De Waal ‘emotionele besmetting’ noemt. Dimberg zag het perceptie-actiemechanisme in werking. 211

Door deze en andere onderzoeken, denkt men tegenwoordig dat empathie evolutionair veel verder teruggaat dan onze soort. Dit inzicht komt voor uit het feit dat de primitieve vorm van empathie die De Waal “emotionele besmetting 212 noemt”, ook bij andere dieren werd aangetoond. In 1995, tijdens de hoogtijdagen van het behaviorisme trainde de Amerikaanse psycholoog Russell Church ratten om via een hefboom voedsel te bemachtigen en ontdekte dat wanneer een dier merkte dat een naburige rat daarbij een schok kreeg, het de handeling staakte. Een frappante uitkomst, die in 213

De Waal, The Age of Empathy, 48.

205 Ibid., 66. 206 Ibid. 207 Ibid. 208 Ibid. 209 Ibid. 210 Ibid. 211 Ibid., 65-72. 212 Ibid., 70-71. 213

overeenstemming met de op dat moment heersende mode werd verklaard middels conditionering: de rat zou hebben geleerd bang te zijn voor zijn eigen welzijn als hij een soortgenoot ziet lijden. Maar, zoals De Waal treffend opmerkt, de ratten kenden geen tekort aan eten, geen roofdieren en ze waren nooit eerder op een dergelijke situatie gestuit. Waarom zou een ongetrainde laboratoriumrat het gepiep van een ander dier dan met eigen pijn associëren? De Waal acht het dan ook aannemelijker dat de aanblik, het geluid of de geur van een andere rat die pijn lijdt een aangeboren emotionele reactie opwekt. 214

Dit onderzoek leidde aanvankelijk tot een stroom aan experimenten over empathie, medegevoel en altruïsme bij dieren – onderzoeken die vervolgens werden genegeerd, onder andere vanwege het taboe dat lag op dierlijke emoties (als gevolg van de grote populariteit van het behaviorisme). Inmiddels bestaat echter een groeiende wetenschappelijke consensus dat emotionele banden tussen individuen bij de mens en andere dieren dezelfde biologische grondslag hebben. Zo blijken muizen gevoeliger voor elke vorm van pijn als ze zojuist pijn bij een kooigenoot (bekende) hebben waargenomen: een effect dat ook bij mensen is bewezen.215216 We zien hier een intensivering van de eigen ervaring op basis van de waargenomen reactie van anderen. 217

Hoe gevoeligheid voor de pijn van een ander zelfs kan leiden tot zelfopoffering, blijkt uit een hoogst onprettig experiment met Resusapen dat in de jaren ’60 werd gedaan door Amerikaanse psychiaters. De onderzochte apen weigerden aan een ketting te trekken waarmee hen voedsel werd verstrekt terwijl hun metgezel daarbij een schok kreeg. Waar de ratten hun gedrag slechts korte tijd onderbraken gingen deze makaken een stuk verder. Na te hebben gezien hoe zijn gedrag een metgezel beïnvloedde weigerde één aap vijf dagen lang de handeling te herhalen om aan voedsel te komen, een ander hield het twaalf dagen vol. “Deze apen gingen letterlijk in hongerstaking om te voorkomen dat anderen pijn leden”. 218

Het gaat hier waarschijnlijk nog niet om volwaardig altruïsme, maar om ‚zelfbeschermend altruïsme’: in dit geval de wens om onplezierige beelden en geluiden te vermijden. Het is vreselijk om anderen pijn te zien lijden, wat -zo zegt De Waal- ‚natuurlijk precies het punt is‘ van empathie. Het onderzoek laat zien dat emotionele besmetting niet alleen 219 handelingsrelevantie kent waar het direct eigenbelang raakt (zoals in het geval van tegelijk opstijgende vogels). Het is een dusdanig ingrijpend proces dat het deze apen er toe aanzette lange tijd een basale behoefte te negeren.

Spiegelneuronen en ‘gedeelde circuits’

Het idee van emotionele besmetting roept de vraag op hoe het kan dat we voelen wat de ander voelt? Mogelijk is het antwoord op die vraag inmiddels gevonden door de neurowetenschap. We weten steeds meer over de werking van het brein en over de wijze waarop het brein de binnen- en buitenwereld verbindt. Bij het zien van de gemoedstoestand van een ander worden verborgen herinneringen aan soortgelijke, door ons ondergane gemoedstoestanden opgewekt. Het betreft hier echter geen bewuste herinneringen, maar automatische heractivering van neurale circuits. De aanblik van 220 iemand die pijn lijdt, activeert pijncircuits. Wanneer we een kind zien dat zijn knie bezeert bijten we op onze tanden, sluiten we onze ogen en roepen soms zelfs ‘au!’. 221

De Waal, The Age of Empathy, 70.

214

Ibid., 70.-72.

215

motorische nabootsing werd uitgesloten doordat muizen aan verschillende pijnbronnen werden blootgesteld. Muizen die zagen dat

216

een hokgenoot pijn leed door ingespoten azijnzuur, deinsden bijvoorbeeld sneller terug voor een warmtebron. 
 Zie: De Waal, The Age of Empathy, 72.

De Waal, The Age of Empathy, 72.

217 Ibid., 74-75. 218 Ibid. 219 Ibid., 78. 220 Ibid., 78-79. 221

In de jaren ’90 werd een cruciale ontdekking gedaan op celniveau, die deze hypothese ondersteunt. In 1992 vond een Italiaans onderzoeksteam bij makaken een bijzondere hersencel: het spiegelneuron. Deze cellen treden niet alleen in werking als de aap zelf een object probeert te pakken, maar ook wanneer ze een andere aap een poging daartoe zien doen. Dit werd ontdekt door de werking van één cel te volgen middels elektroden. Als de aap een pinda uit de hand van een onderzoeker neemt geeft de cel een kort signaal af. Het ongelooflijke aan de spiegelneuron is echter dat wanneer de onderzoeker even later, gadegeslagen door de aap, zelf een pinda oppakt dezelfde cel wéér in werking treedt.222 Dat klinkt misschien triviaal, maar het betekent dat de cel geen onderscheid maakt tussen de handeling van het zelf en de ander. Spiegelneuronen wissen in feite de grens tussen beide uit. 223

Ondertussen zijn spiegelneuronen niet alleen bij makaken vastgesteld; ook bij andere primaten, waaronder mensen, en andere diersoorten, zoals vogels zijn deze cellen inmiddels waargenomen. De ontdekking van het spiegelneuron is dan ook wel beschreven als net zo belangrijk voor de psychologie als de ontdekking van het DNA voor de biologie. 224

De betekenis van spiegelneuronen is in de neurowetenschap zeker niet onomstreden - iets dat logisch is waar het 225 226 om een zo recente ontdekking gaat. Zoals al vaker genoemd is het domein van empathie een behoorlijk nieuw terrein en we kunnen ook in dit geval misschien beter van sterke aanwijzingen spreken dan van hard bewijs. Toch lijkt zich een behoorlijke consensus af te tekenen over het bestaan van spiegelneuronen en hun relevantie voor een heel aantal (sociale) functies van het brein. Hun functie wordt in verband gebracht met ons begrip van het doel van een handeling, met leren, motorische imitatie van anderen, met het leren en begrijpen van taal én met empathie. Eén van de bekendste onderzoekers van dit type neuronen is Christian Keysers. In zijn boek Het Empathische Brein beschrijft hij, op onderhoudende wijze, hoe spiegelneuronen zijn ontdekt en onderzocht en welke rol ze waarschijnlijk spelen in allerlei menselijke vermogens. 227

In het kort werkt het brein door middel van ‘paadjes’ van neuronen (theorie van Hebb of `Hebbiaans leren´). Deze 228 paadjes raken door leren uitgesleten, vergelijkbaar met het uitslijten door dieren van paden in hoog gras. Neuronen worden door dit proces steeds gevoeliger voor het vuren van een ander neuron (en ongevoeliger voor verbindingen met andere neuronen). Die paadjes raken zo ingesleten door onze eigen ervaringen en handelingen, wat kan worden uitgedrukt met de spreuk „If neurons fire together, they wire together“. Wat spiegelneuronen zouden doen is, erg 229 simpel gezegd, deze paadjes te activeren door ergens aan het begin van dit pad te vuren bij de waarneming van een handeling van de ander - op dezelfde manier als het zou doen als het onze eigen handeling of ervaring zou betreffen.

Zoals gezegd, werden deze neuronen ontdekt in de context van motoriek; handelingen die het brein het lichaam laat uitvoeren. Aanvankelijk werd dan ook vooral de relevantie van deze cellen voor het motorisch systeem gezien. Maar zoals in het vorig hoofdstuk over emoties al te lezen viel bestaan ook emoties hoofdzakelijk uit bewegingen in het lichaam. Bovendien uiten we onze emoties, veelal onbewust, door gelaatsmimiek, lichaamshouding en andere signalen.

Wanneer we de emotie van de ander op welke van deze manieren dan ook waarnemen, vuren spiegelneuronen op dezelfde manier als wanneer we die emotie zelf zouden waarnemen. Dat zet een paadje in werking dat voor een groot deel overeenkomt met het pad dat zich zou aftekenen als we zelf iets zouden meemaken dat die emotie tot gevolg heeft.

De Waal, The Age of Empathy, 79.

222

De Waal, The Age of Empathy, 79.

223

De Waal, The Age of Empathy, 79.

224

Ruth Leys, "“Both of Us Disgusted in My Insula”: Mirror Neuron Theory and Emotional Empathy | Nonsite.org," nonsite.org,

225

opgeroepen: 22 april 2015, http://nonsite.org/article/“both-of-us-disgusted-in-my-insula”-mirror-neuron-theory-and-emotional-empathy.

Gregory Hickok, The myth of mirror neurons: the real neuroscience of communication and cognition (2014).

226

Christian Keysers, Marjolein van Velzen, en Valeria Gazzola, Het empathische brein: waarom we socialer zijn dan we denken

227

(Amsterdam: Bakker, 2012).

Keysers, van Velzen, en Gazzola, Het Empathische Brein, 165-171.

228

Ibid., 170.

Keysers heeft dit bijvoorbeeld onderzocht door een emotie te zoeken die bij proefpersonen viel op te wekken, terwijl ze zich in een (fMRI-)scanner bevonden. Dat is op zichzelf al een lastige opgave; een scanner is geen fijne, natuurlijke omgeving en een onderzoek moet bijvoorbeeld herhaalbaar zijn. Hij en zijn collega’s vonden de oplossing door met een machine prettige geuren als aardbei of pepermunt en nare geuren als rotte eieren op te wekken in de scanner en de reactie van het brein te vergelijken met wat er gebeurde als de proefpersonen beelden van positieve en negatieve gelaatsuitdrukkingen van acteurs te zien kregen. Hieruit bleek dat precies de hersengebieden die de onderzoekers 230 verwachtten, op dezelfde manier activeerden bij de eigen emotie als bij het waarnemen van de emotionele gelaatsuitdrukkingen van anderen. 231

Het zou nog zo kunnen zijn dat hier hetzelfde speelt als wanneer we de remlichten van een auto waarnemen; elke keer als de bestuurder op de rem trapt zien we de remlichten oplichten, maar daaruit valt nog niet te concluderen dat de remlichten ervoor zorgen dat de auto afremt. Als een bepaald hersengebied oplicht terwijl tegelijkertijd iets anders plaatsvindt, kunnen we het oorzakelijk verband nog niet direct vaststellen. Keysers merkt terecht op dat de remlichtgedachte bij een auto gemakkelijk te falsificeren is door de remlichten kapot te slaan en te zien wat er gebeurt. Datzelfde bij een mens doen, zou natuurlijk volstrekt onethisch zijn. 232

De oplossing hiervoor lag bij mensen waar de ‘remlichten’ al beschadigd waren, in dit geval het hersengebied dat insula genoemd wordt en dat reageert als we walging ervaren,. Uit een vergelijkbaar onderzoek met dit soort patiënten bleek dat zij significant minder goed in staat waren te bepalen welke van de gezichten die ze te zien kregen walging uitdrukten, dan proefpersonen zonder hersenbeschadiging. 233

Gecombineerd met de uitkomsten van andere onderzoeken concludeerden de onderzoekers dat hetzelfde 234 hersengebied nodig is om de eigen emotie en de emotie van anderen te herkennen. Wanneer we andermans emoties of handelingen waarnemen, zorgen onze hersenen ervoor dat we die handelingen en emoties delen door in ons eigen hoofd hersengebieden te activeren die normaal gesproken een rol spelen als wij hetzelfde meemaken. We begrijpen anderen 235 dus door onszelf te begrijpen. Maar, zoals ook De Waal beschreef, niet door ons bewust te verplaatsen in een ander. Onze hersenen (en ons lichaam) reageren automatisch en onmiddellijk op de ervaring van een ander door een vergelijkbare ervaring op te roepen.

Het probleem van automatisme

Als neuronen in de hersenen automatisch vuren, ongeacht of een handeling door het zelf of de ander wordt gedaan, rijst de vraag of dat betekent dat empathie een automatisch proces is. Dit door spiegelneuronen gesuggereerde automatisch karakter is onderwerp geworden van debat. De Waal stelt dat sommige wetenschappers een diepe afkeer van elke verwijzing naar automatische processen hebben, omdat ze die gelijkstellen aan processen waarover ‘geen controle’ is. “Als we voor iedereen die we zagen empathie zouden voelen, zouden we emotioneel dreigen leeg te lopen”. Het woord ‘automatisch’ doelt echter op de snelheid en het onbewuste karakter van een proces, niet op het 236

Keysers, van Velzen, en Gazzola, Het Empathische Brein, 115-118.

230 Ibid., 117. 231 Ibid., 119. 232 Ibid., 119-120. 233

De ruimte om onderzoeksvoorbeelden te bespreken is beperkt. Zie Keysers, van Velzen, en Gazzola, Het Empathische Brein voor

234

meer voorbeelden.

Keysers, van Velzen, en Gazzola, Het Empathische Brein, 129.

235

De Waal, The Age of Empathy, 79.

onvermogen het buiten werking te stellen. Ademhaling is bijvoorbeeld volledig geautomatiseerd, maar we blijven er de

In document Gevoel voor iets anders (pagina 49-65)