• No results found

4.2 Hoe werken scholen aan persoonsvorming? 1 Doelen en leerlijnen

4.2.5 De rol van de leerkracht

De leerkracht heeft volgens alle schoolleiders en leerkrachten een relevante rol in de

persoonsvorming van leerlingen. Persoonsvorming gebeurt in interactie met de ander, met de leerkracht. Hoe de relatie tussen leerkracht en leerling is, is mede bepalend voor de vorming van de leerling. Een schoolleider en een leerkracht zeggen hierover:

“Een kind is ook in relatie tot de leerkracht waar hij is, dat maakt ook wat hij op dat moment laat zien.”

“Ik denk dat het [wat de leerkracht in de praktijk doet voor de vorming van haar leerlingen] in dit vak al in hele kleine dingetjes zit. In een blik alleen al van een juf of meester kan dat zitten. Dat een kind zich prettig voelt en dat is al een begin.”

(Leerkracht groep 7, OGO-school 2)

De rol van de leerkracht bij de persoonsvorming van leerlingen bestaat ook uit een breed aanbod doen, afstemmen op het individu of de groep, een voorbeeld zijn, zich bewust zijn van zijn eigen persoonsvorming, tijd en aandacht vrij maken, autonomie geven, de bewustwording van kinderen stimuleren en de leeromgeving inrichten voor persoonsvorming.

Breed aanbod

De leerkracht moet vooral een breed aanbod geven, zodat kinderen met veel dingen kennismaken. Uiteraard wordt het onderwijsaanbod op schoolniveau vastgesteld, maar de leerkracht moet dat brede aanbod nog wel geven. Leerkrachten hebben vaak ruimte om zelf het aanbod verder uit te werken. Het vraagt alertheid om de focus niet voornamelijk te richten op taal en rekenen, maar een brede focus te hebben. Een leerkracht verwoordt het brede aanbod zo:

“Bij [ons] gaan die vensters hélemaal open en daarna komt pas de blik van de kinderen wat ze zelf fijn vinden, maar er is een héle brede keuze.”

(Leerkracht groep 3-4-5, Montessorischool 1)

Deze leerkracht voegt aan het brede aanbod toe dat kinderen daarin ook mogen kiezen. De schoolleider van de school noemt het voorbeeld van tien workshops die ze onlangs hadden:

Kinderen konden dus kiezen en bij robotica waren tien kinderen en één meisje uit groep 8 zei: ‘ik wil naar de technische universiteit!’ Dan denk ik, nou voor dit ene kind was het al goed dat we dit georganiseerd hebben. We hebben haar misschien wel op een spoor gezet.”

(Schoolleider Montessorischool 1)

Dezelfde multiculturele school heeft een project over de cello gehad, wat ertoe leidde dat een aantal kinderen zo enthousiast waren dat ze cello zijn gaan spelen. Zonder het project hadden

ze misschien nooit kennisgemaakt met de cello. Een juf uit het team geeft nu op woensdagmiddag celloles op school.

Over het aanbod zeggen verschillende schoolleiders en leerkrachten dat betekenisvolle activiteiten belangrijk zijn, zoals een schoolleider:

“Volgens mij is dat wel iets wat heel erg belangrijk is voor die persoonsvorming. Dat ze ervaren dat het ertoe doet. Dus die echte wereld, die moet je centraal zetten.” (Schoolleider Jenaplanschool)

Waar het voor de meeste schoolleiders en leerkrachten vanzelfsprekend is om actuele

gebeurtenissen te bespreken in de klas, is het voor de Vrijeschool belangrijk dit te doseren. De leerkracht zegt:

“Het binnen brengen van buiten, de klas in, in een behapbare vorm […] ISIS of weet ik veel, dat zullen wij nooit doen. Dus je maakt daarin wel keuzes voor kinderen wat je bespreekt. Kinderen moeten de puberteit in met de gedachte dat ze er wat aan zouden kunnen dóen. Dat de wereld aan hun voeten ligt. Dat die mooi is om in te stappen. Dus wat wij ze laten zien is de schoonheid en de aandacht voor elkaar, voor zichzelf, voor de dingen die je maakt, voor de materialen die je gebruikt […] Hoop, liefde, geluk, geloof, aandacht. Dát hebben ze nodig om stevig in de wereld te staan en dan later het kwaad te kunnen zien.”

(Leerkracht klas 6, Vrijeschool)

Om een breed aanbod te kunnen presenteren, maken alle scholen gebruik van externe mogelijkheden zoals uitstapjes naar culturele instellingen of de natuur, bredeschool activiteiten, gasten en gastdocenten (waaronder ook ouders). Een leerkracht somt op:

“We hebben toch echt wel iets van zes tot acht buitenschoolse contacten per jaar. Een dansdocent die we met kerst hebben, nu dan weer kunst, we zijn naar het tropenmuseum geweest, je gaat natuurlijk altijd naar Artis, we hebben de Krakeling gehad met lessen, we hebben de cello gehad, we zijn naar de Hortus geweest, we gaan nog naar de boerderij … o ja, hebben we een natuurdag gehad.”

“Ik zou het geweldig mooi vinden als kinderen bijvoorbeeld een gastles hebben gehad ooit in die schoolloopbaan en dat ze daardoor later zeggen: toen dát was wist ik wat ik ging worden.”

(Schoolleider reguliere basisschool)

Tijdens het rondetafelgesprek wijst één van de wetenschappers op een literatuurstudie die onlangs gemaakt is over de rol van onderwijs in de identiteitsontwikkeling van leerlingen. Opvallend in de internationale literatuur was dat de inspirerende voorbeelden over het werken aan de identiteit van leerlingen allemaal beschreven waren in buitenschoolse activiteiten, terwijl het activiteiten betrof die ook heel goed op scholen in lessen gedaan zouden kunnen worden. Het nadeel van buitenschoolse activiteiten is dat ze niet voor iedereen zijn. De deelnemers aan het rondetafelgesprek zijn van mening dat het mooi zou zijn als dergelijke interessante activiteiten in het basisaanbod van scholen zitten, zodat ze voor ieder kind zijn. Eén schoolleider uit de wens de subsidie voor buitenschoolse activiteiten te kunnen gebruiken om kinderen onder schooltijd een ruim aanbod te kunnen bieden, zodat elk kind de kans krijgt interesses en talenten te ontwikkelen. De twee andere schoolleiders vinden dat de verbinding tussen binnenschools en buitenschools leren beter kan.

Afstemmen

Volgens de geïnterviewden moeten leerkrachten gevoel hebben voor wat hun groep en

individuele kinderen nodig hebben en op het juiste moment doen wat nodig is. Ze moeten zich daarvoor een beeld vormen van kinderen om ze te kunnen helpen ontwikkelen met een

aanbod dat bij de kinderen past en dat hen stimuleert. Een beeld vormen van ieder individueel kind kan door ouders te laten vertellen over hun kind, door gesprekjes met kinderen en door te observeren. Drie deelnemers voegen daaraan toe dat leerkrachten ook momenten moeten kunnen herkennen waarop ze invloed kunnen hebben op kinderen. Het belang van afstemmen voor persoonsvorming wordt door verschillende geïnterviewden onderstreept:

“Ik heb een meisje in de klas en dat is echt zo’n groep 7 meid. Een leidertje. En die is druk en is niet heel erg geïnteresseerd ín en die kan af en toe een beetje achter de ellebogen zijn, maar die is eigenlijk te gek in performen. […] En dan zijn we aan het zingen en dan moet ik mezelf daarvan bewust zijn […] Want ik kan ook zeggen, nee we zijn aan het zíngen. Maar zij maakt er helemaal een act van. Dan moet ik tegen mijzelf

zeggen, dat mág ze doen want hier wordt zíj blij van. En het is ook goed. Niet zo strak.”

(Leerkracht groep 7, OGO-school 2)

“Wij gaan altijd op zoek naar: waar ligt die zone van naaste ontwikkeling. Van wat is jouw punt waar je mee aan de slag kunt gaan. We werken in groepjes. Dus nu doet één groep onderzoek naar Anne Frank. Als ik weet dat één iemand mag oefenen met leiderschap op zich nemen, dan zal ik nu bewust kiezen om diegene leider te laten worden en kies ik er ook voor om er iemand naast te zetten die dat al kan. Zodat ze het samen kunnen gaan oppakken. Dus op die manier stuur ik als leerkracht kinderen in een bepaalde rol en dan vooral vanuit die zone van naaste ontwikkeling.”

(Leerkracht groep 8, OGO-school 1)

Voorbeeldgedrag

Bijna alle deelnemers vinden voorbeeldgedrag van de leerkracht belangrijk voor de

persoonsvorming van leerlingen. De leerkracht inspireert dan met zijn gedrag de leerling, om hem daarin te volgen, aldus een leerkracht:

“Het begint allemaal bij de leerkracht. Het samenwerken is natuurlijk binnen het team, maar ook je zelfstandigheid, een stukje autonomie. Ook je verantwoordelijkheid natuurlijk, het reflecteren, het zit ook allemaal ook bij de leerkracht. En niet iedere dag zo direct kopieerbaar voor de kinderen als een soort rollenspel, maar als de leerkracht het niet heeft is het wel heel moeilijk om het over te brengen op de kinderen.”

(Leerkracht groep 8, Daltonschool)

De deelnemers denken wel verschillend over wat zij juist wel of juist niet als voorbeeld willen laten zien. Twee leerkrachten zeggen hun eigen leven te delen met de kinderen, op de

Vrijeschool gebeurt dit bewust niet, zoals blijkt uit de volgende citaten:

“Ik denk dat je ook wel dingen van jezelf kan delen. Dat hoeft natuurlijk niet, maar dat kan wel. Ik stap ook weleens met mijn verkeerde been uit bed en dan ben ik niet de gezelligste juf, dat merken ze aan me dus dan maak ik ze er bewust van dat ook ik me

weleens niet lekker voel of ook weleens een foutje maak en hoe ik daar dan mee omga.”

(Leerkracht groep 7, OGO-school 2)

“Iedere leerkracht is zich bewust van zijn voorbeeldgedrag. We hebben een mooie uitdrukking, als je hier ’s ochtends aankomt, dan hang je je jas aan de kapstok. Alles van thuis, alle privé beslommeringen, die hang je aan de kapstok en vanaf dat moment ben je hier in de school als leerkracht van dat kind of van die kinderen. En dat is er dan even niet. Het is er wel, maar het hangt aan de kapstok. Je richt je aandacht en je bent er dan op dat moment volledig voor de klas.”

(Leerkracht klas 6, Vrijeschool)

Een onderwijadviseur die telefonisch input geeft, is juist van mening dat je wel een rol hebt als leerkracht, maar dat je je in die rol als persoon laat doorklinken en dat dit juist inspirerend is voor leerlingen. Volgens hem moeten leerkracht geen spel spelen, maar open zijn over wat voor hen van waarde is.

Tijd maken en aandacht geven

Persoonsvorming van leerlingen vraagt tijd en aandacht van de leerkracht. Deze moet de tijd nemen voor individuele gesprekjes en groepsgesprekken, tijd om naar kinderen te kijken, tijd om opvallende ontwikkelingen van kinderen noteren. Drie geïnterviewden nemen

groepsgesprekken bewust op in het lesrooster. Individuele gesprekken worden ook gepland, bijvoorbeeld met portfoliogesprekken, maar ze gebeuren vaker ongepland. Leerkrachten moeten dan wel afwijken van hun geplande lesprogramma. Het kost moeite om in een druk programma van geplande lessen en activiteiten tijd te maken voor een kind, verzucht een schoolleider. Terwijl, als zo’n moment zich voordoet waarop je een kind kan begeleiden in het vormen van zichzelf, je dat moment altijd voorrang moet geven, vindt de schoolleider. Als een leerling bijvoorbeeld de klas binnenkomt en een leerkracht leest aan het gezicht af dat er iets dwars zit, dan moet de leerkracht beseffen dat het een belangrijk moment is om even bij stil te staan. In het tijd maken om aandacht te geven aan dat kind, is de leerkracht ook een belangrijk voorbeeld voor de rest van de groep, vindt de schoolleider, omdat deze laat zien dat je oog hebt voor de behoeften van de ander. Alle kinderen aandacht geven is belangrijk, vindt ook een leerkracht. Zij vertelt dat zij ook bewust de tijd neemt om na te gaan of ze alle

“Dus dat je op de rand van je bed gaat zitten met de foto’s van de kinderen en dat je kijkt: heb ik díe gezien, heb ik díe gezien, heb ik die gezien. Dat je je plotseling afvraagt: hé, hoe gaat het eigenlijk met dát kind?’ En dat je van daaruit de volgende dag met een aandacht voor dat kind er bent. Dat zijn een soort rituelen die veel van ons doen en die helpen enorm.”

(Leerkracht klas 6, Vrijeschool)

Het willen stimuleren: uitdagen, autonomie geven, onderbreken

In het citaat onder kopje 4.1.3 benadrukt de schoolleider van de Vrijeschool dat de wil van een kind erg belangrijk is bij persoonsvorming. Het gaat bij persoonsvorming niet alleen om een bijdrage kúnnen leveren aan de wereld, maar ook een bijdrage wíllen leveren.

Leerkrachten moeten kinderen begeleiden in het willen participeren in de wereld. Zij kunnen het willen stimuleren door leerlingen in een situatie te plaatsen waarin ze wel moeten. De schoolleider gaf het voorbeeld van de klas die gedurende de basisschool bij elkaar blijft en waarin je als leerling gedwongen wordt je af te vragen hoe jij mee kan doen in de groep zodat je het met elkaar uithoudt. Een ander voorbeeld is het drukke jongetje dat moeilijk de

aandacht bij dingen kan houden en dan in de situatie komt dat hij zorg moet dragen voor een kleuter. Hij moet wel zorgzaam worden omdat hij voor de kleuter wíl zorgen. Weer een ander voorbeeld is de jongen die langer op school blijft op zijn vrije woensdagmiddag voor celloles. Hij moet wel trouw naar celloles en iedere dag oefenen omdat hij iemand cello heeft zien spelen en dat ook wil kunnen. De situaties dagen leerlingen uit om iets te willen. Zo vormen de kinderen zichzelf.

Behalve uitdagen kunnen leerkrachten het willen bij kinderen ook stimuleren door autonomie te verlenen. Waar de Vrijeschool het heeft over ‘de wil ontwikkelen’ vatten andere scholen het eerder onder de noemer ‘autonomie’. Doordat kinderen kunnen kiezen, willen ze iets zelf en gaan ze het ook doen. Een leerkracht verwoordt het zo:

“Wij denken wel van tevoren na wat we zouden wíllen, omdat wij van tevoren nadenken welke doelen we zouden willen bereiken met de kinderen en wat daar dan bij zou passen […] Maar als blijkt dat de kinderen een hele andere kant op willen met het thema, dan gaan wij daarin mee […] Het moet vanuit de kínderen komen van wij willen het doen. Het is ook zo dat ze vanuit hun éigen vragen onderzoek doen. Dat ze

nieuwsgierig zijn geworden naar iets en zeggen: wij willen weten hoe dit zit. Dan zeg ik, nou ga zelf maar uitzoeken.”

(Leerkracht groep 8, OGO-school 1)

Verder kunnen leerkrachten het willen stimuleren door leerlingen in hun activiteiten te onderbreken zodat ze even stil kunnen staan bij wat ze willen. Een geïnterviewde geeft als voorbeeld:

“Kinderen moeten heel goed gaan nadenken over: wat wil ik? Een tijd geleden gingen ze politieke partijen oprichten en er was één groep die wilde een ballenbak in de kuil. Toen hebben een aantal kinderen heel gefrustreerd gereageerd, een ballenbak hoort in een speeltuin en niet hier. Dus die zijn kritisch gaan nadenken. Maar wat dan wel? Die zijn een groep op gaan richten om te kijken van hoe kunnen we ervoor zorgen dat we buiten op een prettigere manier kunnen spelen bijvoorbeeld … En mijn rol daarin is om dat elke keer weer op te pakken en terug te geven: jongens wat doen we hier. En kinderen leren dat dus ook.”

(Schoolleider Jenaplanschool)

In deze momenten van onderbreking leren kinderen volgens deze schoolleider en de leerkracht van de Daltonschool kritisch nadenken, zodat ze zich bewust worden van wat ze willen en waarom.

Bewustzijn eigen persoonsvorming

Ook leerkrachten moeten zelfkennis hebben. Ze moeten weten hoe zij zelf gevormd zijn, wat hun waarden zijn en wat hun valkuilen zijn in het begeleiden van de persoonsvorming van kinderen, vindt de schoolleider van de reguliere basisschool. Hoe leerkrachten zelf in de wereld willen staan, kan anders zijn dan hoe een kind dat wil. Leerkrachten moeten zich daarvan bewust zijn, benadrukken vooral schoolleiders. De schoolleider van de

Jenaplanschool beklemtoont dat de persoonsvorming van kinderen in deze tijd anders verloopt dan toen de (oudere) leerkrachten van nu jong waren. Kerken, verenigingen en bijvoorbeeld politieke partijen speelden vroeger een belangrijke rol in de persoonsvorming van kinderen, maar dat is niet meer zo. Kinderen en jongeren hebben nu veel vrijheid om eigen keuzes te maken in wie en hoe zij willen zijn. Wat zij van waarde vinden, kan botsen met de waarden van een leerkracht. Ook de manier waarop kinderen tegenwoordig zoeken

naar wat zij belangrijk vinden is anders. Dit betekent dat leerkrachten een eigentijdse manier moeten vinden om de persoonsvorming van kinderen te ondersteunen, ontvouwt de

schoolleider:

“Toen wij werden opgeleid om les te geven, zag de hele maatschappij er anders uit. Wij hebben wel dát systeem meegenomen in ons systeem en zo geven wij nu les. Een goeie leerkracht moet het oude systeem maar ook het nieuwe systeem in zich hebben, want de kinderen die nú groot worden, die hebben niets met het oude systeem. Maar daarin ligt wel iets wat te maken heeft met die persoonsvorming. En als dat niet aan elkaar gekoppeld wordt, ben je ontkoppeld en dan denk ik dat dat niet goed gaat. En dát zie ik gebeuren […] Kinderen van nu die zijn met YouTube bezig, die moet je veel meer aanspreken op die manier om ze verder te helpen.”

(Schoolleider Jenaplanschool)

Leeromgeving inrichten voor persoonsvorming

Ook de leeromgeving kan volgens de geïnterviewden bijdragen aan de persoonsvorming van kinderen. Voorbeelden uit de interviews zijn:

•   een veilige omgeving zodat je durft te proberen, te verwoorden en je te laten zien •   een rijke omgeving zodat je interesses en talenten kunt ontdekken

•   een buitenomgeving waar je je even kunt verstoppen of juist mee kan doen met sport en spel of in de schooltuin leert zorgen voor je omgeving

•   de architectuur van het schoolgebouw waar ontmoeten centraal staat en ruimtes met elkaar in verbinding staan

•   een school waar veel eigen werk wordt opgehangen, zodat kinderen hun ontwikkeling zien waar ze trots op kunnen zijn, en ook waar ze naar toe willen

•   een school waar interactie gestimuleerd wordt met tafelgroepjes in de klas, overlegplekken, themahoeken, verteltafels om een verhaal uit te spelen, een echte fair-trade winkel van leerlingen

•   een kleuterklas met een kast als leeshoek waar je je letterlijk even terug kan trekken om je te laten inspireren door een boek, een digibord waarmee de echte wereld in de klas kan komen en een bloemenwinkel op de gang waar je verschillende rollen uit kan proberen en elkaar nodig hebt in het spel

•   kleurstellingen die van warm bij de kleuters geleidelijk overgaan naar koele frissere kleuren in de bovenbouw, omdat kinderen ook geleidelijk “wakker” worden voor de wereld

•   “echte” materialen voor het meubilair en om mee te werken, omdat kinderen ook echt, zichzelf mogen zijn (bijvoorbeeld houten tafels en geen tafels die gelamineerd zijn met plastic nephout)

•   bewegende klassen in de groepen 1 tot 5 van de Vrijeschool, waarbij kinderen niet op stoelen en aan tafels zitten, maar op kussens aan bankjes. Het is zo makkelijker om (met de kinderen samen) verschillende opstellingen te maken in een klas, zoals een open kring. Kinderen kunnen zich daarin niet “verstoppen” achter hun tafel of achter een ander kind, ze mogen letterlijk verschijnen en hebben ook letterlijk veel ruimte om zich te bewegen.

Aan vertrouwen en veiligheid voegt een onderwijsadviseur tijdens een telefonisch gesprek