• No results found

Hoe werken scholen aan persoonsvorming? (onderzoeksvraag 2)

5.   Conclusie en discussie

5.2 Hoe werken scholen aan persoonsvorming? (onderzoeksvraag 2)

In dit onderzoek is een begin gemaakt met inzicht geven in wat scholen doen omtrent persoonsvorming. De scholen in dit onderzoek zeiden niet doelbewust te werken aan

persoonsvorming. Toch bleken de meeste scholen bij doorvragen wel doelen te hebben die zij belangrijk vinden als opbrengst in de persoonsvorming van hun leerlingen, vaak gerelateerd aan het pedagogisch concept van de school, bijvoorbeeld zelfstandigheid of

verantwoordelijkheid. Het lijkt voor deze conceptscholen vanzelfsprekend voor bepaalde waarden te gaan die gerelateerd zijn aan persoonsvorming.

Verder is persoonsvorming geen vak op de scholen. Slechts één van de geïnterviewden ziet kansen om persoonsvorming bewust te plannen. De anderen vinden dat het geen los vak kan zijn, terwijl Bruin-Raven et al. (2016) lieten zien dat dit wel mogelijk is. Zij gaven het voorbeeld van een middelbare school dat persoonsvorming als vak had ingevoerd. Wellicht ligt een programmatische aanpak meer voor de hand in het voortgezet onderwijs, omdat het daar voor docenten niet vanzelfsprekend is ruimte te maken voor leerlingen om bezig te zijn met vragen als ‘wie/hoe ben ik en wie/hoe wil ik zijn?’. Een wiskundedocent geeft wiskunde, een aardrijkskundedocent aardrijkskunde. Op een basisschool trekken leerkrachten de hele dag op met een klas, meerdere dagen per week. Het is voor hen vanzelfsprekender dat het onderwijs voor persoonsvorming verweven is met alles in de school. Volgens hen kan persoonsvorming overal en ongepland plaatsvinden, er doen zich allerlei onverwachtse situaties voor waarin aanleiding is voor een leerkracht om een kind te ‘onderbreken’ en het kritisch te bevragen op wat het wil. Deze overtuiging sluit aan bij wat Biesta (2015a) de pedagogiek van de onderbreking noemde.

Bepaalde leergebieden of programma’s vinden de scholen wel bij uitstek geschikt voor persoonsvorming, vooral die gericht zijn op ‘Oriëntatie op jezelf en de wereld’, ‘Kunstzinnige oriëntatie’ en ‘Bewegingsonderwijs’. Ook noemen de scholen bepaalde onderwijsaanpakken die zich goed lenen voor persoonsvorming, zoals thematisch werken in een sociaal-culturele praktijk, rollenspelen, individuele en groepsgesprekken, sociale interactie, feedback, reflectie, presenteren, onderzoekend leren, zelfstandig werken, een leerlingenraad, verhalen en teksten, workshops laten geven of volgen, leerstofjaarklassen of juist combinatiegroepen, en

groepsdoorbrekende activiteiten. Andere scholen kunnen deze onderwijsaanpakken inzetten als zij bewust meer aandacht willen geven aan persoonsvorming. Toch geven de

geïnterviewden aan dat persoonsvorming vooral ongepland en overal kan plaatsvinden. In het praten hierover tijdens de interviews, werden de leerkrachten zich ervan bewust dat zich heel vaak momenten voordoen waarin kinderen zich kunnen vormen en dat zij als leerkracht daar een cruciale rol in kunnen spelen. Je moet immers alert zijn om zo’n moment te herkennen, er aandacht voor hebben en op dat moment het goede doen, zoals ook Biesta (2015a) en Stevens en Bors (2013) aangaven. In de voorbeelden die leerkrachten aanreikten bevestigden zij wat

de experts benadrukten, namelijk dat persoonsvorming in interactie met de omgeving gebeurt. Je hebt anderen en de wereld om je heen nodig om je te vormen en gevormd te worden.

Opmerkelijk is dat geen van de schoolleiders of leerkrachten filosoferen met kinderen als mogelijkheid noemt om een situatie te scheppen waarin kinderen zich als persoon kunnen vormen. Een belangrijk doel van filosofie met kinderen is dat zij kritisch en zelfstandig leren denken, een streven dat voor veel van de geïnterviewden een wezenlijk aspect is van

persoonsvorming. Ook kan filosofie kinderen stimuleren eigen antwoorden te vinden op vragen waar ze zich over verwonderen, om zo zelf een mening te vormen, onafhankelijk van anderen, en een eigen identiteit te ontwikkelen (Bartels, Onstenk, & Veugelers, 2016; Van Sieleghem & Kennedy, 2011). Filosoferen met kinderen is mogelijk in alle leeftijdsgroepen van de basisschool en met verschillende didactische aanpakken. Een voorbeeld is het filosofische prentenboek dat kinderen uitnodigt hun gedachten te delen over vragen als ‘wie ben ik?’, ‘waarom ben ik hier?’ of ‘waar kom ik vandaan?’ (Evans, 2016). Het is van belang dat de leerkracht kinderen ondersteunt in deze zoektocht, ongeacht waar die toe leidt, en ruimte biedt voor persoonlijke antwoorden.

Al hoewel schoolleiders en leerkrachten filosofie niet expliciet noemen als

onderwijsaanbod gericht op de persoonsvorming van kinderen, komen aspecten hiervan wel naar voren in de interviews als het over de rol van de leerkracht gaat. De relevante rol van leerkrachten in de vorming van kinderen bestaat uit een breed aanbod doen; afstemmen op het individu of de groep; een voorbeeld zijn; zich bewust zijn van de eigen persoonsvorming; tijd en aandacht vrij maken; de leeromgeving inrichten voor persoonsvorming; de bewustwording van kinderen stimuleren en het willen stimuleren door uitdagen, autonomie geven en

onderbreken. Leerkrachten hebben daarbij een schoolleider nodig die aandacht heeft voor het onderwijsdoel persoonsvorming, hen coacht op hun pedagogisch handelen en tijd en ruimte maakt voor uitwisseling binnen het team over persoonsvorming. Zowel de schoolleider als de overige teamleden moeten het goede voorbeeld geven in wat zij belangrijk vinden in

persoonsvorming, naar de kinderen en naar elkaar. Alle teamleden moeten vooral zorgen voor een schoolcultuur waarin het waarderen van verschillen (diversiteit), eigen keuzes kunnen maken (uniciteit), samen delen en samenwerken de norm zijn.

Alle geïnterviewden vinden het belangrijk de persoonsvorming van de kinderen te volgen en te kunnen laten zien. In de eerste plaats voor de kinderen zelf en voor hun ouders. Veel van hen zijn zoekende hoe zij dat het beste kunnen doen. Voor de sociaal-emotionele ontwikkeling zijn genormeerde instrumenten beschikbaar om kinderen te kunnen volgen en om het onderwijs op dit gebied te verantwoorden, maar de meeste geïnterviewden zijn niet

gelukkig met wat de instrumenten hen opleveren. Het gebruik van de instrumenten wordt vooral als administratieve last gezien, de uitkomsten zeggen hen niet veel over de

ontwikkeling van een kind. Enthousiaster zijn ze over de eigen verslaglegging in de vorm van portfolio’s of verslagen, waarin de ontwikkeling van kinderen niet afgevinkt maar beschreven wordt. Bijna alle scholen willen de kinderen meer zelf hun ontwikkeling laten beschrijven of laten zien.

Scholen met aan het pedagogisch-concept verwante doelen voor persoonsvorming, hebben het idee dat zij bereiken wat ze beogen. Toch vinden ze het bijna allemaal lastig uitspraken te doen over de vraag of hun onderwijs voor persoonsvorming goed is. Tijdens het rondetafelgesprek werd geconcludeerd dat scholen iets in hun visie moeten hebben over hoe zij willen dat kinderen in groep acht de deur uitgaan om te kunnen zeggen of ze tevreden zijn over hun onderwijs voor persoonsvorming. Mogelijk zouden ook kinderen zelf het onderwijs voor persoonsvorming kunnen evalueren.

5.3 Hoe kan een schoolzelfevaluatie-instrument persoonsvorming eruitzien?