• No results found

Hoe kan een schoolzelfevaluatie-instrument eruitzien?

Aan de deelnemers is gevraagd of zij überhaupt de behoefte hebben aan een instrument om hun onderwijs voor persoonsvorming te evalueren, voor welk doel zij dat zouden gebruiken, wat onderdelen in het instrument zouden kunnen zijn en welke wensen zij hebben qua vorm.

4.3.1 Behoefte

Van de 14 geïnterviewden geven zes aan dat zij behoefte hebben aan een schoolzelfevaluatie- instrument voor persoonsvorming. Eén reden daarvoor is dat ze zich daarmee kunnen

profileren. Een andere is dat de scholen wel weten naar welk niveau kinderen uitstromen, maar ook graag willen weten wat voor mens er van school gaat.

Acht van de geïnterviewden antwoorden geen ja of nee op de vraag naar behoefte, maar geven een ander antwoord. Twee van hen zijn nieuwsgierig. Een ander heeft wel de behoefte, maar denkt dat je het als team met elkaar moet dragen. Weer een ander geeft andere zaken prioriteit, maar is ook zoekende hoe je je meerwaarde als school beter zichtbaar kan maken. Eén schoolleider aarzelt, omdat hij merkt dat er in de onderwijswereld veel weerstand is tegen verdere bureaucratisering en een behoefte om meer ruimte te geven aan en

vertrouwen te hebben in de leerkracht. Voor hem zou het instrument iets helder moeten maken wat je niet helder had en niet de bedoeling moeten hebben om iets te verantwoorden naar buiten toe. Als de interviewer opmerkt dat de insteek van het instrument vooral is om scholen iets in handen te geven om het met elkaar te hebben over hun onderwijs voor persoonsvorming, merkt de schoolleider op dat dit ook de oorspronkelijke bedoeling van de citotoets en van sociaal-emotionele evaluatie tools was, maar dat ze uiteindelijk toch gebruikt worden voor externe verantwoording. Deze en ook een andere schoolleider zien bij

bestuurders wel de (begrijpelijke) behoefte aan tools om inzichtelijk te maken waar zij op kunnen sturen. De twee schoolleiders doelen daarmee op meetinstrumenten die

leerlingresultaten opleveren. Het instrument dat in dit onderzoek ontwikkeld werd, is echter niet bedoeld om persoonsvorming op leerlingniveau te meten maar om op schoolniveau het onderwijs met betrekking tot persoonsvorming te evalueren.

Twee geïnterviewden vinden het lastig om persoonsvorming in hun onderwijs te evalueren, omdat er geen absolute normen voor persoonsvorming zijn, zoals die er wel zijn voor taal en rekenen. Een van hen maakt dit duidelijk in het volgende citaat:

Bij rekenen kun je zeggen, dit zijn de referentiekaders, daar moeten we naartoe. Dat is bij persoonsvorming niet zo. Het is afhankelijk van welke school. Waar staat die

school? Staat die school in de Bijlmer of staat die in Wassenaar of staat die in Zevenhoven? Zo verschillend.”

(Leerkracht groep 8, Daltonschool)

Deze leerkracht vraagt zich, samen met twee andere geïnterviewden, ook af hoe je persoonsvorming als onderwijsdoel kunt evalueren omdat het verweven is in het hele onderwijs:

“Bij ons zit persoonsvorming in het hele verhaal. Ik zou niet weten hoe je het los moet halen en zeggen, je moet het op die manier doen. Je kun het niet afbakenen.”

(Leerkracht groep 8, Daltonschool)

4.3.2 Doel

Uit de interviews komt naar voren dat het instrument als doel moet hebben •   dat het gesprek over persoonsvorming op gang komt,

•   dat je weet waar je als school staat en je eigen onderwijs kunt evalueren, •   dat je kunt laten zien waar je goed in bent als school, je kunt profileren, •   dat je weet wat je in ieder geval zou kunnen doen,

•   dat het instrument je helpt volledig te zijn doordat je op ideeën gebracht wordt. Op basis van deze opmerkingen en die over de behoefte aan een instrument, kan

geconcludeerd kunnen worden dat het instrument volgens de geïnterviewde teams vooral in staat moet stellen een beeld te krijgen van wat in hun onderwijs allemaal met

persoonsvorming te maken heeft. Niet om een oordeel te krijgen in termen van onvoldoende tot uitstekend, maar om het als team over persoonsvorming op de school te hebben en ook of je daar dingen in wil verbeteren. Het instrument moet je helpen volledig te zijn. Als je er bijvoorbeeld niet op was gekomen dat je met de inrichting van het gebouw ook meer of minder de gelegenheid biedt met persoonsvorming bezig te zijn, dan kun je met dit instrument op het idee komen. Als je nog niet had bedacht dat je als team ook het goede voorbeeld geeft, dan ontdek je dat met het instrument.

Tijdens het rondetafelgesprek noemt één van de schoolleiders als risico van een instrument voor onderwijs met betrekking tot persoonsvorming, dat het ingezet wordt met als doel dat scholen moeten bewijzen, bijvoorbeeld naar de inspectie, hoe goed zij werken aan de persoonsvorming van hun leerlingen.

4.3.3 Onderdelen

Wat in het instrument moet komen is af te leiden uit paragraaf 4.2, waarin beschreven wordt wat scholen allemaal in hun onderwijs doen wat te maken heeft met persoonsvorming.

Scholen willen ook hun school-specifieke aspecten kwijt kunnen, zoals de OGO-doelencirkels of de Daltonwaarden. Ook wordt het idee geopperd door vier geïnterviewden om best

practices op te kunnen nemen. Een van hen zegt:

“Persoonsvorming, waaruit blijkt dat bij jou op school … Dat je er zelf voorbeelden aan kan hangen van ‘zo doen wij dat’. Zoiets zit ik aan te denken. Een soort inkijkje. Ja, ik denk dat dat belangrijk is, dat je een stukje hebt van hoe doen we dat – in woorden – want dat is natuurlijk ook belangrijk maar omdat het om niet hele concrete termen gaat, denk ik dat het ook goed is dat je daar dan ook een voorbeeld aan kan koppelen van hoe ziet dat er dan in de praktijk uit.”

(Schoolleider OGO-school 1)

Bij best practices denken een schooleider en twee leerkrachten aan een voorbeeld van een verslag waarin de persoonsontwikkeling van een kind beschreven wordt door de leerkracht, een filmpje waarin de leerkracht met kinderen reflecteert en een vlog waarin te zien is hoe kinderen samenwerken, zelfverantwoordelijk leren of in gesprek zijn. Daarbij zou dan een toelichting gegeven kunnen worden waarom deze activiteiten bijdragen aan de persoonsvorming van de kinderen.

4.3.4 Vorm

Voor wat betreft de vorm van het instrument, worden vier kenmerken door meerdere geinterviewden genoemd. Het instrument moet

•   eenvoudig, •   niet te lang

•   praktisch bruikbaar, •   mogelijk digitaal zijn.

Als het bijvoorbeeld een instrument is dat veel tijd kost om in te vullen, dan zouden de schoolleiders en leerkrachten het niet gaan gebruiken. Eén schoolleider geeft aan dat het instrument wel volledig moet zijn:

zouden dan vragen moeten zijn die je helpen om volledig te zijn, zodat je niet bij wijze van spreken het hebt ingeleverd en dan denkt, o dat hadden we ook nog en dit doen we en dat doen we, waarom komen we daar nou niet op.”

(Adjunct-directeur OGO-school 2)

Een leerkracht ziet een matrix voor zich met ongeveer tien indicatoren: een A3tje wat je op een studiedag kan doorlopen in groepjes waardoor je de situatie van de school in kaart brengt en kan zien wat de volgende stappen zijn, waarna je het naast elkaar kan leggen en het met elkaar kan hebben over waarom je bepaalde keuzes hebt gemaakt. Een schoolleider zegt iets soortgelijks:

“Een soort kwaliteitskaart waar je op één kaart de hoofdonderwerpen hebt staan en dat je dan met je team … dat je per hoofdonderwerp een blad hebt waar dan dingen staan die daarbij horen, die je gewoon met je team eens kan doorlopen en waarbij je kan zeggen: we focussen ieder jaar eens op een ander onderwerp waar we met elkaar op ingaan en het hebben over: Wat doen we goed en wat kan beter, anders? Ik denk meer aan zo’n soort systeem als de kwaliteitskaarten van Cees Bos.”

(Schoolleider Montessorischool 2)

Een volgende schoolleider noemt vragen die je op een ander been zetten of stel-je-voor-dat achtige vragen die je triggeren. Ten slotte suggereert een schoolleider om het instrument in de vorm van een spel te presenteren. Het spel zou dan oefeningen kunnen bevatten die ertoe leiden dat je als team persoonsvorming in het onderwijs in beeld krijgt. Een spel ook met inspirerende oefeningen die een team enthousiast maken om de ideeën die zij over persoonsvorming krijgen, uit te gaan voeren.

4.3.5 Input rondetafelgesprek

Op basis van de interviews zijn verschillende varianten gemaakt van het zelfevaluatie-

instrument persoonsvorming, die voorgelegd zijn aan de experts in het rondetafelgesprek. De experts zijn met elkaar en met de onderzoeker in gesprek gegaan over elementen die

gewaardeerd werden in de verschillende varianten en elementen die minder gewaardeerd werden. Zij hebben ook suggesties voor verdere aanpassing gedaan. In de versie die uiteindelijk in bijlage F van deze scriptie gepresenteerd wordt, zijn de elementen die

geapprecieerd werden behouden en suggesties voor verdere aanpassing verwerkt. Elementen die gewaardeerd werden waren:

•   Overzichtelijk

•   Prettig als meteen naar actie wordt gevraagd, die acties kun je zo overnemen in een beleidsstuk

•   Goed om scholen te stimuleren tot zelf denken door ruimte te laten voor eigen toevoegingen

•   Sterk dat naar voorbeelden wordt gevraagd Suggesties voor verdere aanpassing waren:

•   Maak de lijst van indicatoren niet te lang, bijvoorbeeld door kernbegrippen te noemen in een zin als ‘te denken valt aan …’

•   Je moet niet verplicht worden tot het invullen van tal van bijlagen, maar een keuze daarin hebben

•   Geef in de handleiding suggesties op waartoe je het instrument kunt gebruiken. Het kan bijvoorbeeld helpen om persoonsvorming in het onderwijs meer naar boven te brengen, of om het team wakker te schudden op dit punt, of om het te gebruiken voor het schoolplan

•   Vervang ‘monitort de rol van leerkrachten in de persoonsvorming van kinderen’ als indicator bij de schoolleider, door ‘toont pedagogisch leiderschap’.

Over dit laatste punt wordt gezegd dat een schoolleider niet alleen het goede voorbeeld moet geven in waar de school voor staat, maar ook pedagogisch leiderschap moet tonen.

Pedagogisch leiderschap betekent voor de aanwezigen dat de schoolleider momenten moet organiseren voor het team en openheid moet creëren om het expliciet te hebben over ieders overtuigingen (pedagogische intervisie), ook rond de persoonsvorming van de leerlingen, zodat een gezamenlijke taal ontwikkeld wordt. Op die manier kan een pedagogische

gemeenschap ontstaan waarin vanuit een gedeelde visie aan persoonsvorming wordt gewerkt. Eén van de experts onderstreept het belang om alle mensen die in de school werken hierin mee te nemen, ook bijvoorbeeld stagiairs.

Aan het eind van het rondetafelgesprek hebben de experts met elkaar nagedacht over de vraag of je op basis van het instrument kunt bepalen of het goed is wat je als school doet voor persoonsvorming en wanneer het niet goed is. Eén van de experts gaf aan dat je als team met elkaar bepaalt wat goed is. Het allerbelangrijkste is het gesprek. Een andere expert

waarschuwde voor de valkuil je te richten op de opbrengst, omdat je dan gaat afvinken wat een kind wel of niet heeft/doet terwijl het bij persoonsvorming om het proces gaat. De opbrengst ligt dus in het proces zelf. Maar, reageerde een andere expert, stel dat kinderen groep acht verlaten als “verdrietige muisjes”, dan heb je toch iets niet goed gedaan als school. De vraag wierp zich op wat je dan wil dat kinderen laten zien aan het eind van groep acht. Begrippen als zelfvertrouwen, oordeelkundig, gelukkig, authentiek, autonoom werden genoemd, met de kanttekening dat deze lijst eindeloos is. De experts concludeerden dat scholen eigenlijk iets in hun visie moeten hebben over persoonsvorming, waardoor je aan het eind van de basisschool kunt zeggen of die visie gerealiseerd is. Waarbij het wel weer van belang is, bij elk kind naar de eigen ontwikkeling te kijken: zie je op de aspecten van persoonsvorming die de school belangrijk vindt, ontwikkeling bij een kind? Dan zullen de “resultaten” bij ieder kind voor wat betreft persoonsvorming anders zijn. Hoe autonoom een kind zich bijvoorbeeld voelt om eigen keuzes te maken en initiatieven te nemen, zal aan het eind van de basisschool per kind verschillend zijn. Als optie werd ook genoemd om kinderen aan het eind van groep acht een vragenlijst in te laten vullen waarbij zij zelf aangeven waar zij staan in hun persoonsontwikkeling en wat de school hen daarvoor heeft aangereikt.

Bij de vraag wanneer het onderwijs voor persoonsvorming goed is, kijk je dus naar de persoonsontwikkeling van individuele kinderen gedurende de basisschooltijd en zou je volgens de experts kunnen concluderen dat het goed is als er sprake is van ontwikkeling. Volgens twee van de experts gaat het bij de vraag wanneer het goed is, niet alleen om de vraag of er beweging zit in de persoonsontwikkeling van een kind, maar ook om de vraag of je je als school ontwikkelt in het werken aan het onderwijsdoel persoonsvorming. Daarbij is het belangrijkste dát je je als school ontwikkelt en niet zozeer om een oordeel uitspreken over hoe ver je gekomen bent als school.