• No results found

Aanbevelingen voor de onderwijspraktijk en het onderwijsbeleid De conclusies leiden tot diverse aanbevelingen voor de onderwijspraktijk en het

5.   Conclusie en discussie

5.4 Aanbevelingen voor de onderwijspraktijk en het onderwijsbeleid De conclusies leiden tot diverse aanbevelingen voor de onderwijspraktijk en het

onderwijsbeleid:

•   Breng het onderwijs in balans door aandacht voor alle drie de onderwijsdoelen: Duidelijk is geworden dat voor alle deelnemers de onderwijsdoelen kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming in balans zouden moeten zijn (zie ook Biesta, 2012),

maar dat door druk van buitenaf de aandacht noodgedwongen vaak in de eerste plaats naar meetbare resultaten in het kwalificatiedomein gaat. Daarom is het nodig dat beleidsmakers, bestuurders en schoolleiders niet onevenredig veel nadruk leggen op goede taal- en rekenresultaten. Teams moeten ruimte ervaren om aandacht te kunnen schenken aan persoonsvorming.

•   Vorm een visie op persoonsvorming: De resultaten die uit dit onderzoek komen, wijzen op het belang van een visie op persoonsvorming. Als scholen weten wat zij belangrijk vinden in de persoonsvorming van hun leerlingen, kunnen zij daar hun onderwijs op inrichten. Een visie op persoonsvorming, gedragen door het team, maakt het bovendien mogelijk om het eigen onderwijs te evalueren. Het nieuwe

toezichtkader van de Nederlandse inspectie vraagt ook van scholen dat zij een visie hebben én dat die visie in hun handelen te zien is. Zowel uit de literatuur als uit de resultaten blijkt dat alleen scholen zélf kunnen vaststellen wat persoonsvorming voor hen is. Ook bepalen zij zelf wanneer hun onderwijs goed is waar het de

persoonsvorming van hun leerlingen betreft. Wel geven de experts aan dat geconcludeerd zou kunnen worden dat het onderwijs met betrekking tot persoonsvorming goed is als scholen hun visie op persoonsvorming weten te

realiseren. Het schoolzelfevaluatie-instrument kan scholen helpen te beoordelen of zij naar hun visie op persoonsvorming handelen.

•   Zet persoonsvorming op de schoolagenda, maak persoonsvorming bespreekbaar en zichtbaar met behulp van het instrument: Scholen die de persoonsvorming van hun leerlingen belangrijk vinden, kunnen het zelfevaluatie-instrument gebruiken om hun onderwijs met betrekking tot dit doel onder de loep te nemen. Het instrument is in de eerste plaats bestemd voor interne evaluatie met beleidsontwikkeling als doel. Het instrument lijkt minder geschikt voor externe verantwoording, omdat er geen

standaardnorm is om te beoordelen wanneer het onderwijs omtrent persoonsvorming goed is. Wel kunnen scholen het instrument gebruiken om naar buiten toe te laten zien hoe de school bezig is met persoonsvorming, dat zij de persoonsvorming van haar leerlingen belangrijk vindt en daar tijd en aandacht aan besteedt. Het instrument kan zo bijvoorbeeld ingezet worden om aan de inspectie te laten zien hoe eigen aspecten van kwaliteit gerealiseerd worden. Als vervolgstap zou het dan ook zinvol zijn om aan de inspectie de vraag voor te leggen of zij het instrument erkennen als een waardevolle manier om het onderwijs rond persoonsvorming in beeld te brengen, te beoordelen en als basis te gebruiken voor beleidsontwikkeling.

Om een bruikbare uitkomst van de zelfevaluatie te krijgen, is het belangrijk dat in een team de behoefte leeft om het eigen onderwijs aangaande persoonsvorming te overdenken. Voordat een school besluit om het instrument te gebruiken, dient de behoefte onder de teamleden gepolst te worden. Het aantal indicatoren kan

schoolteams weerhouden om te starten. Scholen hoeven echter niet het instrument per se in zijn totaliteit te gebruiken. Zij kunnen het op verschillende manieren inzetten: als papier om over persoonsvorming te praten, of om een specifiek onderdeel te kiezen voor evaluatie of om serieus hun onderwijs voor persoonsvorming onder de loep te nemen en te bepalen waar verbeteringen nodig zijn.

•   Benut de mogelijkheid van een portfolio als leerlingvolgsysteem, om de persoonsvorming van een kind te volgen: Uit deze studie blijkt dat scholen gestandaardiseerde instrumenten gebruiken om leerlingen te volgen in de ontwikkeling van aspecten van persoonsvorming, zoals de sociaal-emotionele

ontwikkeling. Niet alle instrumenten worden even waardevol gevonden. Soms ervaren leerkrachten en schoolleiders een instrument meer als administratieve last dan als middel om een goed beeld te krijgen van de persoonsontwikkeling van een kind en om de juiste keuzes te kunnen maken om de persoonsontwikkeling te stimuleren. Ook zijn scholen niet tevreden over het beeld dat zij van een kind krijgen: een negatieve score zegt nog niets over de ontwikkeling die een kind toch kan laten zien. Bovendien is het gevaar van meten van aspecten van de persoonsontwikkeling en daar een norm aan verbinden, dat ieder kind aan een bepaalde score moet voldoen met als onvermijdelijk gevolg dat de diversiteit van kinderen niet meer gewaardeerd wordt. Scholen dienen zich af te vragen of en hoe dergelijke instrumenten zinvol kunnen zijn. De tijd die zij kwijt zijn aan het invullen van de scoringslijsten, kan niet aan andere

onderwijsactiviteiten besteed worden. Evident is dat schoolleiders en leerkrachten die ervaring hebben met portfolio’s wel enthousiast zijn over deze manier van volgen van de ontwikkeling van de persoonsvorming van kinderen. Voor scholen die nog geen ervaring hebben met portfolio’s is het raadzaam zich te verdiepen in deze alternatieve manier van zicht krijgen op de ontwikkeling van hun leerlingen. Meerdere

schoolleiders en leerkrachten zoeken nog wel naar manieren om kinderen zelf meer te laten opschrijven of tonen over hun persoonsontwikkeling. Vervolgonderzoek zou kunnen focussen op het uitbouwen van het portfolio als waardevol instrument voor het volgen van de persoonsontwikkeling van kinderen.

•   Investeer in educatief partnerschap met ouders: samenwerking tussen leerkrachten en ouders kan de persoonsvorming van kinderen ten goede komen. Een gesprek over wat ouders en school belangrijk vinden in de persoonsvorming van kinderen zou niet alleen bij de intake van een nieuwe leerling gevoerd moeten worden, maar gedurende de hele basisschooltijd. Zo kunnen leerkrachten ouders adviseren in de

persoonsvorming, omdat zij bijvoorbeeld merken waar de interesse van een kind naar uit gaat. Ouders kunnen hun kind dan mogelijkheden bieden om de interesse verder te ontwikkelen. Andersom kunnen leerkrachten hun aanbod omtrent persoonsvorming afstemmen op wat ouders over hun kind in de thuissituatie vertellen.

•   Initieer een discussie over de toekenning van subsidies en financieringen voor

bredeschool activiteiten, met als doel alle basisschoolkinderen ontwikkelingskansen te bieden: Beleidsmakers zouden bij de verdeling van budgetten of het toekennen van subsidies, de voorkeur kunnen geven aan het inzetten van financiën in school in plaats van daarbuiten en ongeacht waar de school zich bevindt. Zij geven daarmee een signaal af dat aandacht voor persoonsvorming op de basisschool belangrijk is. Bovendien worden op die manier bijzondere buitenschoolse activiteiten die kinderen helpen te ontdekken wat en hoe zij kunnen worden, exploratieve leerervaringen in de breedte (Volman, 2017), toegankelijk voor alle kinderen in de basisschoolleeftijd. Het geeft te denken dat buitenschoolse activiteiten nodig zouden zijn om kinderen

onbekende leerinhouden en leersituaties aan te bieden, omdat dit een fundamentele opdracht van de school is (Volman, 2017). Deze constatering roept de vraag op of bredeschoolactiviteiten niet juist een averechts effect zouden kunnen hebben op het onderwijsaanbod binnen de school: een school kan besluiten bepaalde leerinhouden of activiteiten niet aan te bieden omdat het toch al in het bredeschool programma is opgenomen.

•   Geef aandacht aan de persoonsvorming van leerlingen in de lerarenopleiding en in de begeleiding van startende leerkrachten: Nu uit deze studie is gebleken hoe

basisscholen werken aan persoonsvorming, verdient het aanbeveling aandacht te geven aan deze aspecten van persoonsvorming in de lerarenopleiding en in de

begeleiding van startende leerkrachten. Vooral het ontwikkelen van pedagogisch tact (Stevens & Bors , 2013) is aandacht waard.