• No results found

Ridd erorden

In document Nederland en Nederlandsch-Indië. (pagina 49-55)

W a t hier omtrent het grondwetsartikel 6 6 , het eerst opvalt, is, dat alleen de Koning een voorstel van wet, ter instelling van een nieuwe orde, kan indienen, m. a. w. het recht van initiatief heeft, zooals wij later zullen zien. D e ridderorden, die in ons staatsrecht bestaan, zijn de volgende:

/ . . \ Deze orde wordt geschon-I Militaire [ grootkruis J , i- • _ j

„ , \ J I ken aan militairen voor moed Willemsorde ) commandeur i e Z et f e n frouu,, als z e z i c h,

(AWet, ? « , A AA" l Ï\ 'l Z1J t e l a n d °f t e r Z e e

April 1815.) ridder 4 kl. o n d e r s c h e l d e

len.

De „ridders" in deze orde, beneden den rang van officier, geschon-ken aan burgers, die zich hebben onderscheiden door ) ijüer, trouw, beproefde

vaderlandsliefde of door bekwaamheid in weten-j schappen en kunsten.

Eigenlijk bestaat de orde uit drie klassen, maar zij, die zich door nuttige daden, door zelfopoffering, menschenliefde of anderszins een onderscheiding waardig maken, kunnen als Broeder aan de orde verbonden worden. Dit geeft een toelage van ƒ 2 0 0 , die voor de helft overgaat op de weduwe,

A a n de orde is nog een eeremedaille verbonden in brons, zilver en gou

d,

Deze orde wordt niet bij een wet, maar door den Koning zelf ingesteld. Zij wordt dan ook niet uit de staatskas betaald, doch door den Koning uit eigen middelen

Ook aan deze orde is een eeremedaille verbonden in goud of in zilver en nog een gouden of zilveren kruis van verdienste. De orde kan ook aan dames worden verleend, maar niet in een bepaalde klasse, De titel is eenvoudig: ,,Eeredame in de Huisorde van Oranje".

Voor het toekennen der orden I, II en III is de minister verantwoordelijk, 't geen niet het geval is met No. IV, want dat is geen staatsorde

D e Koning en met zijn toestemming ook de ponsen van zijn Huis mogen vreemde orden aannemen, waaraan geen verplichtingen zijn verbonden. Andere Nederlanders ook, doch hiervoor is bijzonder verlof van den Koning noodig (art. 6 7 G w lid 2) en wel, opdat die geen verplichting aan een vreemden staat of vorst zullen krijgen.

I n d i ë Voor deze gewesten is in art. 114 lid 2 R. R . bepaald, dat vreemde ordeteekenen, titels, rangen of waardigheden door de ingezetenen van Nederlandsch Indië niet mogen worden aangenomen zonder het bijzonder verlof des Konings.

Gratie.

Met dit attribuut begeeft de Koning zich op het gebied der rechtspraak volgens prof. Buys en tal van andere schrijvers over ons staatsrecht y en hunne verklaringen komen op het volgen-de neer :

G r a t i e is r e c h t s p r a a k . 1 " De Koning spande vroeger zelf de vierschaar, maar bij de voortdurende uitbreiding van gebied of toename van publieke zorg over dat gebied, kon hij alles niet meer alleen af en droeg hij verschillende ohderdeelen van zijn taak aan zijn ambtenaren op. Z o o ook de rechtspraak, maar hiervan behield hij — ook al ter verheffing van eigen prestige —

't mooie deel, de gratie zelf.

2° V a n Hogendorp zette „gratie" in zijn Schets, die tot leiddraad moest dienen voor de te maken constitutie, onder: „ V a n de rechterlijke Macht' .

3° Nu nog moet, naar het grondwettig voorschrift van art. 6 8 , het advies van den rechter worden ingewonnen.

4° Een gunst is te weigeren, doch gratie niet, daar men desnoods met geweld iemand uit de gevangenis kan zetten.

In de practijk wordt gratie toch als gunst beschouwd, want het komt 1 ° dikwijls voor, als er heuglijke feiten in 's Konings persoonlijk leven te constateeren vallen, zooals : troonsbestijging, huwelijk, stamhouder-geboorte, verjaardag, onafhankelijkheidsfees-ten, vrede enz.

2° H e t wordt vaak gegeven na een voorbeeldig gedrag tijdens het verblijf van gestraften in de gevangenis.

' ) M r . Heemskerk in „ D e Praktijk onzer G r o n d w e t " houdt gratie voor gunst.

4

3° H e t wordt vaak toegekend, wanneer een veroordeelde langdurig ziek is m de gevangenis.

In al de gevallen, dat gratie verleend wordt, is het de Koning die haar geeft, maar nooit anders dan onder de verantwoordelijkheid des ministers.

H o e g r a t i e v e r l e e n d k a n w o r d e n . Bij het schenken van gratie kan de geheele straf worden kwijtgescholden, dan wel een gedeelte ervan. Ook kan verlichting van straf plaats vinden, door bij voorbeeld de gevangenisstraf te veranderen in een geldboete.

Onder welke der drie vormen nu echter gratie verleend wordt, steeds blijft het vonnis bestaan, zoodat bij herhaling van het-zelfde misdrijf de gegratiëerde als recidivist kan worden beschouwd.

H e t a d v i e s . Volgens art. 6 8 lid 2 der grondwet moet er een a. m. v. b. komen, die den rechter aanwijst, die eventueel advies zal moeten uitbrengen, alvorens tot gratieverleening kan worden overgegaan. D e hierbedoelde a.m.v.b. is een organieke a.m.v.b., omdat de grondwet hem voorschrijft. Hij is de eenige in ons huidig staatsrecht en dateert van 1 0 December 1 8 8 7 . Deze a.m.v.b. wijst nu aan, dat :

1 ° De rechter, die het vonnis gewezen heeft, advies zal uitbrengen, maar:

2° A l s het vonnis reeds meer dan drie jaren oud is, moet de kamer voor strafzaken van den Hoogen Raad adviseeren.

Over gratie van straf door een militairen rechter opgelegd, brengt het Hoog Militair gerechtshof advies uit en bij doodstraf tevens de Hooge R a a d .

V e r m i n d e r i n g v a n g r a t i e - g e v a l l e n . Vroeger kwam gratie veelvuldiger voor dan thans. Dit vond zijn oorzaak in de omstan-digheid, dat voor ieder strafbaar feit een minimum- en een maximum-straf was vastgelegd. W a s de minimum-straf nu eens zeer hoog, bijv. achttien maanden, dan kon de rechter niet minder geven. Thans heeft men ook voor alle feiten een Strafminimum en -maximum vastgesteld, doch 't minimum is maar één dag of vijftig cents boete. Een te groote onbillijkheid wordt dus lang zoovaak niet meer gevoeld. Een K. B. van 21 October 1 8 5 6 behelst eene uitvoerige regeling van de wijze, waarop de verzoeken om gratie, bij de Kroon ingediend, in vervolg van tijd zouden worden onderzocht en afgedaan.

R e h a b i l i t a t i e . Volgens het arrest van den Hoogen Raad van 2 3 Februari 1841 ligt het recht van rehabilitatie, d . i .

„habilis maken" of „bekwaam maken" in het recht van gratie opgesloten, en kan dit door den Koning worden uitgeoefend.

H e t strafrecht in Indië kent het verlies van rechten, van rechts-wege verbonden aan de veroordeeling tot een bepaalde straf.

Door de gratie in engeren zin wordt alleen de straf zelve weggenomen, het vonnis blijft bestaan en de rechtsgevolgen daarvan zouden dus ook bestaan blijven; daarom is het goed, dat rehabilitatie hierin verandering kan brengen.

A m n e s t i e e n A b o l i t i e . Onder het eerste verstaat men de verzekering, dat zij, die zich aan een zeker misdrijf hebben schuldig gemaakt, bijv. bij een opstand, niet vervolgd zullen worden ('t Woord komt van het Grieksche amnestia, 't geen beteekent : het vergeten in den zin van het niet meer gedenken van door anderen bedreven kwaad.) Onder het laatste begrijpt men het staken van een reeds begonnen strafvervolging, zoodat er dus ook nog geen vonnis kan zijn. (Abolir = afschaffen, opheffen.) Beide, amnestie en abolitie, kunnen niet door den Koning worden verleend, maar moeten bij wet worden gegeven, Immers in beide gevallen had vervolging krachtens bestaande wetsbe-palingen moeten plaats hebben; die wet is nu feitelijk buiten werking gesteld. Dat kan de Koning niet doen, wel de wetgever. * ) . I n d i ë . Volgens art. 52 R. R. heeft de Gouverneur-Generaal het recht van gratie van straffen, door rechterlijke vonnissen opgelegd. H e t Hooggerechtshof van Nederlandsch Indië geeft altijd advies. H e t vonnis moet in Indië gewezen zijn en de veroordeelden moeten zich aldaar ophouden. Bij doodstraf moet d e Gouverneur-Generaal in de gelegenheid geweest zijn, gratie te verleenen.

W a t aangaat amnestie en abolitie, hiervoor is in Indië geen wet noodig. De Gouverneur Generaal heeft nl. zelf het recht van amnestie en abolitie voor Inlansche vorsten en hoofden, maar: in overeenstemming met den Raad van Indië. In dezen is de macht van den Bestuurder van onzen archipel dus grooter dan die van den Koning.

*) Een voorbeeld van amnestie van recenten d a t t m is de W e t van 6 Augustus 1914. D e personen, tot d e Nederlandsclie krijgsmacht behoorende en die voor 1 Augustus 1914 gedeserteerd waren, konden bij terugkeer in den werkelijken dienst, zonder verdere vervolging, hun rangen hernemen.

Dispensatie.

D i s p e n s a t i e i s : het opheffen van de werking van een bepaald wetsartikel voor een speciaal geval. H e t recht daartoe is den Koning toegekend; wij leiden hiermee dus een attribuut in, dat zich op het terrein van de wetgeving begeeft, volgens Buys. Meer en meer wint de meening veld, dat dispensatie

„uitvoering" is. Krachtens art. 6 9 G w . kan de Koning slechts dan dispensatie verleenen, wanneer de wet er hem toe machtigt.

B e s t a a n v a n dit r e c h t . H e t dispensatie-recht heeft recht van bestaan, doordat iedere wet algemeene regelen vaststelt voor de toekomst. H e t is niet altijd mogelijk goed vooruit te zien, en er kunnen zich gevallen voordoen, dat de voorge-schreven bepaling onbillijk werkt, of het algemeen belang schaadt. Dat dan de Koning aan die onbillijkheid kan tegemoet komen, door voor een bepaald geval het voorschrift niet te laten werken, is zeker een goede maatregel te noemen. Evenwel is er één groot bezwaar bij: De wetgever moet nl. steeds de onbillijkheid vooruit zien, anders kan den Koning de macht tot dispenseeren niet worden gegeven.

D i s p e n s a t i e v a n a . m . v . b . Ook deze is toegelaten, maar dan moet de Koning, die immers zonder de medewerking van de Staten-Generaal a.m.v.b. maakt, zich de%evoegdheid daartoe bij het vervaardigen van dien a.m.v.b. reeds hebben voorbe-houden. Bestond hiertoe nog de gelegenheid na de totstand-koming van den a.m v.b., dan zou de Vorst persoonlijke gunstbewijzen kunnen toekennen, en dat heeft da grondwet in art. 6 9 lid 3 juist willen voorkomen.

V o o r b e e l d e n . Candidaat-onderwijzers (essen) nog geen achttien jaar zijnde, kan toch vergund worden examen te doen.

Een burgemeester kan toegestaan worden, buiten zijne gemeente te wonen. Volgens de militiewet kunnen vrijstellingen gegeven worden van den dienstplicht, of uitstelling ervan. V a n het moeten oprichten eener H B S , in gemeenten met meer dan

1 0 . 0 0 0 zielen, en evenzoo van een gymnasium, indien het aantal inwoners der gemeente de 2 0 . 0 0 0 overschrijdt, kan ontheffing worden verleend.

W i e o o k d i s p e n s a t i e k u n n e n v e r l e e n e n . De wetgever heeft in vele gevallen — met voorbijgang van den Koning — ook anderen bevoegd verklaard, dispensatie van een wetsbepaling

te verleenen, o.a. den Commissaris des Konings in de provincie, den Burgemeester, de Gedeputeerde Staten, den Burgemeester en Wethouders en zelfs ambtenaren (bij de Arbeidswet).

I n d i ë . H e t R.R. rept in art. 5 3 van dispensatie. Dienten-gevolge heeft de Gouverneur Generaal het recht van dispensatie in de gevallen bij algemeene verordeningen (hieronder verstaat men alle wettelijke producten voor Indië) omschreven. Voor zooveel het rechtszaken betreft, kan hij dit recht niet uitoefenen, dan na gehoord advies van het Hooggerechtshof voor Neder-landsch Indië. Ook kan hij, zonder dat de gevallen oermeid zijn, van een bepaalde ordonnantie ontheffing verleenen, doch met overeenstemming van den Raad van Indië en advies van bet Hooggerechtshof.

In document Nederland en Nederlandsch-Indië. (pagina 49-55)