• No results found

Opperbestuur der buitenlandsche betrekkingen

In document Nederland en Nederlandsch-Indië. (pagina 37-43)

Hierover zegt de grondwet niets anders, dan dat de Koning het opperbestuur dier betrekkingen heeft (art. 57).

W a t o n d e r b u i t e n l a n d s c h e b e t r e k k i n g e n t e v e r s t a a n . Dit zijn de betrekkingen, die bestaan tusschen onzen staat en een anderen, en derhalve niet de verhouding tusschen individuen uit verschillende staten.

B e v o e g d h e i d d e s K o n i n g s . De bevoegdheden, die de Vorst aan dit grondwetsartikel ontleent, zijn de volgende : a. De inrichting der diplomatie, waaruit volgt, dat de Koning

gezanten kan benoemen, terugroepen, elders plaatsen en (vreemde) wegzenden.

b. Het voeren van het diplomatieke beleid, 'tgeen met zich brengt het regelen van het verblijf van buitenlandsche oorlogsschepen in onze havens of het weren van een vreemd leger, want beiden vertegenwoordigen den staat, maar handelsschepen of visschersvaartuigen betreffen indivi-duen en derhalve kan de Koning hier krachtens art. 57 der grondwet niet ingrijpen. Evenzoo kan de Koning wel een bevelschrift geven tot het tegenhouden van een geheel leger, maar niet, om een boer, die met een koe over de grenzen tracht te komen, te weren.

I n r i c h t i n g d e r d i p l o m a t i e . Men onderscheidt in de diplo-matie gezanten en consuls, de eersten zijn zuiver diplodiplo-matieke, de laatsten commercieele agenten. Beide zijn in rangen verdeeld.

Z o o onderscheidt men bij de gezanten volgens het protocol van Aken van 1 81 8 :

1° Buitengewoon gezant of gevolmachtigd minister.

2° Ministerresident.

3° Zaakgelastigde.

Voorts zijn nog aan iedere missie verbonden: gezantschaps-raden, secretarissen en attachés.

In een K. B. van 1 8 8 1 , laatstelijk gewijzigd in 1 9 0 3 , is hun dienst geregeld.

De consulaire ambtenaren worden volgens het Consulair Reglement van 1 Maart 1911 in twee groepen ingedeeld met de volgende rangen.

Consulaire Ambtenaren

a. Bezoldigde.

1. Aspirant-vice consul.

2. Vice-consul.

3. Consul.

b. Onbezoldigde.

1. Consulair-agent.

2 . Vice-consul.

3. Consul.

4 . Consul-generaal. 4. Consul-generaal.

Zij alle staan onder de diplomatieke agenten. De bezoldigde consulaire ambtenaren (consules missi) zijn veelal Nederlanders, genieten eene bepaalde opleiding en eene vaste bezoldiging; het zijn beroeps consuls. De onbezoldigde (consules electi) of kooplieden-consuls komen uit de handelshuizen voort, zijn meestal geen Nederlanders, hebben geen vaste bezoldiging, doch ontvangen een deel der consulaatrechten.

B e v o e g d h e i d d e r c o n s u l a i r e a m b t e n a r e n . Deze is eerst vastgesteld bij de consulaire wet van 1 8 7 1 . Krachtens deze wet konden zij :

1 ° Notarieele akten opmaken ;

2° Ambtenaar van den Burgerlijken Stand zijn;

3° Rechtsmacht uitoefenen.

Bij voornoemd Consulair Reglement van 1911 werd hun bevoegdheid echter uitgebreid met :

4° H e t bevorderen van handel, nijverheid, landbouw en scheepvaart;

5° H e t behartigen der belangen van Nederlandsche onderdanen en schepen in verband met bestaande wetten en tractaten.

6° Administratieve handelingen (bijv. passen viseeren).

Bij a. m. v. b. is verder nog bepaald, hoever ieders bevoegd-heid in ieders gebied reikt. In 't algemeen kan men daarvan zeggen, hoe onbeschaafder de streek is, hoe meer macht den consul is toegekend. (Men vergelijke hierbij eens de bevoegdheid van onze bestuursambtenaren in Batavia en bijv. eene binnenplaats op Celebes.)

H a n d e l s b e r i c h t e n . De consulaire ambtenaren zijn nog hoogst nuttig werkzaam in 't belang van den handel. Zij verschaffen nl. tal van economische gegevens uit de omgeving der streek, waar zij zich bevinden aan het ministerie van Buitenlandsche Zaken, waaronder zij behooren. Dit Departement staat de ontvangen opgaven af aan 't ministerie van Landbouw, Handel en Nijverheid, dat ze verwerkt in een weekblad, de Handelsberichten.

I n d i ë . De minister van Buitenlandsche zaken heeft ook de leiding over de consulaten, die enkel Indische belangen hebben te behartigen. Z o o kan de Indische regeering den consuls te Djiddah, Singapore, Pinang en dien in China geen instructies geven. W e l staan de consuls in directe correspondentie met de Indische autoriteiten.

Oorlogsverklaring.

De Koning verklaart oorlog. Hij geeft daarvan onmiddellijk kennis aan de beide Kamers der Staten-Generaal met bijvoeging van zoodanige mededeelingen, als Hij met het belang van den Staat bestaanbaar acht. Z o o is de inhoud van art. 5 8 der grondwet en nu mag het zeker merkwaardig heeten, dat de Koning alleen, d. w. z. zonder medezeggenschap van de Staten-Generaal, op zeker moment te beslissen heeft over leven en welzijn der burgers van den staat, want oorlogsverklaring is inderdaad wetgeving en geen uitvoering. In al onze Staatsregelingen, die de grondwet van 1814 vooraf gingen, stond oorlogsverklaring dan ook onder de wetgeving en de Constitutie van 1806 bepaalde zelfs, dat „er geen oorlogsverklaring kon plaats hebben dan na een voorafgaand besluit van Hun Hoogmogende, op voordracht van den Koning genomen." In de Schets van Van Hogendorp werd dit recht voor het eerst verplaatst onder de uitvoerende macht.

Deze Schets diende tot leiddraad bij het tot stand komen van de grondwet van 1814, alwaar het bleef onder uitvoerende macht ; echter niet zonder oppositie, want professor V a n Swinden onthield zijne goedkeuring aan de grondwet van 1 8 1 4 , juist omdat het huidige artikel 58 een plaats verkreeg onder

uit-voerende macht.

B e p e r k i n g e n . Is dan de macht van den Koning met betrek-king tot het recht van oorlogsverklaring zoo groot? In theorie ja, doch de grondwet zelve heeft practisch den Koning eenige hindernissen in den weg gelegd.

1° Is daar art. 54 met zijne ministerieele verantwoordelijkheid.

Deze is een waarborg, dat een oorlogzuchtig vorst tegenwerking kan ondervinden bij de onderteekening van de oorlogsverklaring 2° Moeten de Staten-Generaal bij de begrooting de gelden

toestaan, noodig voor het voeren van den oorlog, en zooals wij later zullen zien, heeft de Volksvertegenwoordiging het

recht elk aangevraagd bedrag af te stemmen. Als de Koning echter den oorlog verklaard heeft en de vijandelijkheden reeds begonnen zijn, zullen de Staten-Generaal wel de noodige fondsen beschikbaar moeten stellen.

3° Heeft de grondwet in art. 185 bepaald, dat de Koning wel de soldaten onder de wapenen kan roepen, maar voor het onder de wapenen laten blijven, is eene wet noodig, 't geen beteekent, dat hiervoor de medewerking van de Staten-Generaal noodig is.

D e beperkingen beteekenen dus niet veel en de macht van den Koning is vrijwel absoluut, te meer als men bedenkt, dat de Koning, den oorlog wenschende, als hoofd van het diplomatieke beleid, of door zijn recht om tractaten te sluiten, zijne handelingen zoo kan voeren, dat niet hij, doch de vreemde monarch den oorlog verklaart.

W a t er vóór is, om oorlogsverklaring aan den Koning t e l a t e n . D e laatste daad der diplomatie is om zoo te zeggen eerste daad der oorlogsverklaring. Daarom kan zij slechts uitgaan van die macht, aan welke tegelijk het opperbestuur der buiten-landsche betrekkingen en het oppergezag over land- en zeemacht is toevertrouwd, Bovendien moet er :

1 ° V e e l geheim gehouden worden, en dit berust beter in handen van een dan van honderd en vijftig ;

2° Eenheid van handelen zijn ; 3° Snel beslist worden.

Eindelijk nog zal de verantwoording zwaarder rusten op één persoon dan op velen ; de Koning zal dus niet lichtvaardig den oorlog verklaren.

I n d i ë . Daar de „Staat" door de oorlogsverklaring in oorlogs-toestand wordt gebracht, worden ook de Koloniën daardoor getroffen. Volgens het Regeerings Reglement van Nederlandsch Indië, art. 4 4 , verklaart de Gouverneur-Generaal oorlog aan en maakt vrede met Indische vorsten en volken, alles met in acht-neming van de bevelen des Konings. Hij moet daarbij het advies vragen van den Raad van Indië.

Tractatenrecht.

Artikel r>9 der grondwet geeft het tractatenrecht aan. H e t bestaat uit drie leden, die wij het eerst zullen beschouwen.

Lid I zegt, dat de Koning alle verdragen met vreemde mogendheden sluit en bekrachtigt. Hieronder vallen dus ook vredes-verdragen. Den inhoud ervan moet hij den Staten-Generaal meedeelen, als hij oordeelt, dat het belang van den Staat dit toelaat.

Lid II noemt drie uitzonderingen op, wanneer de tractaten niet mogen bekrachtigd worden, voordat de Staten-Generaal daartoe bij wet de goedkeuring hebben verleend. H e t betreffen tractaten, die :

Ie Wijziging van het grondgebied van den Staat inhouden.

2° A a n het Rijk geldelijke verplichtingen opleggen.

3° Andere bepalingen bevatten, wettelijke rechten inhoudend, Lid lil schrijft voor, dat die goedkeuring bij wet niet noodig is, als een wet den Koning er reeds toe machtigt, zooals geschied is in de Uitleveringsvvet van 6 April 1 8 7 5 . W a a r zijn d e t r a c t a t e n t e v i n d e n ? In 't algemeen zijn tractaten internationale regelingen tusschen Nederland en een of meer andere staten. Men kan ze vinden :

van Nederland, van Ned. Indië,

, van Suriname (genoemd Gouver-1 In de 4 Staatsbladen < t ni n

nements tSladJ,

van Curaçao (genoemd Publicatie

Blad).

D e z e geven echter een zeer onvolledige lijst, w a a r o m m e n : 2° moet z o e k e n in het „Alphabetisch Register" van Belinfante. Dit

loopt van 1 8 1 3 — 1 8 9 0 en b e h e l s t z o o w a t alles, maar niet d e post,- telegraaf- en Rijnvaartractaten.

3° D e N e d e r l a n d s c h e verzameling is ook te v i n d e n in d e a l g e m e e n e verzameling, ni. Recueil International des Traites du XX siècle van D e s c a m p s en R e g n a u l t . In d e kosten van uitgaaf draagt N e d e r l a n d m e e bij.

4° De Nederlandsche uitgave Lagemans.

5° D i e voor Handelstractaten door V a n C i t t e r s .

T o t s t a n d k o m i n g , w e r k i n g e n z .

1° 't Sluiten van een tractaat geschiedt door de gezanten;

zij stellen den inhoud vast.

2° 't Goedkeuren doen de Staten-Generaal.

3° 't Bekrachtigen is 't werk van den Koning.

4° Uitwisseling of deponeering. Heeft een van beide plaats gevonden, dan treedt de rechtskracht in.

5° Afkondiging en soms vooraf nog uitvaardiging (bijv. een tractaat voor de koloniën gaat eerst naar den Gouverneur-Generaal en wordt door dezen in het Staatsblad van Indië afgekondigd.).

6° Toetreding van derden is alleen mogelijk, als het tractaat er zelf in voorziet, maar dan ook ten allen tijde. Immers twee staten maken een tractaat, nu mag één ervan niet beslissen over de al of niet toetreding van een derde.

7° Opzegging. Hier geldt hetzelfde, als wat onder 6° is meegedeeld. De Koning zegt dan verder op, na goedkeuring van de Staten-Generaal : Vervolgens komt daarvan een publicatie in de Staatsbladen.

8° Karakter Van een tractaat. Hierover is nog veel strijd, en de kwestie loopt over de vraag : Is een tractaat hooger of lager dan een wet of hooger of lager dan een grondwet?

Veel ingang vindt hierbij de zoogenaamde contractstheone van professor Van Eysinga. Deze geleerde beweert : Een tractaat staat boven de grondwet, want stond het er gelijk mee of lager, dan moest het bij grondwetsherziening gewijzigd kunnen worden en dat kan niet, omdat meer dan één staat bij het tot stand komen meewerkten en bij grondwetswijziging is steeds ééji land betrokken.

9° Inwerkingtreding. Dit staat in het tractaat zelf. Steeds is echter nog de vraag aanhangig of een tractaat bij zijn totstandkoming onmiddellijk werkt voor de burgers dan wel voor de staten. Som-migen beweren van niet (Levij in : Wet of Tractaat : Buys in : De Grondwet; de Duitscher Laband). Die alle achtten nog een wet noodig, opdat het tractaat naar binnen kan werken. Volgens hen schept een tractaat enkel verplichtingen tusschen staat en staat.

Professor Van Eysinga daarentegen is van meening, dat zoo'n wet niet meer noodig is, want — zoo redeneert hij — een tractaat ziet op een volkenrechtelijke betrekking en in het volkenrecht kent men niet alleen staten, maar ook individuen. Voor ons land is het volgende standpunt ingenomen door den Hoogen Raad : Een wet is niet meer noodig, want art. 59 Gw geldt op deze manier voor een vergroot gebied, zooals art 1 09 Gw. ( — De wetgeving wordt uitgeoefend door Koning en Staten-Generaal gezamenlijk) voor ons land.

10° De taal, waarin het tractaat gesteld is, is niet steeds dezelfde. Meestal geschiedt zulks in het Fransch, de taal der diplomatie. Soms ook in het Fransch en Nederlandsch met het oog op de burgers, die er door gebonden worden :

zij kennen niet alle Fransch. Enkele tractaten zijn gesteld in het Nederlandsen, zooals met Zuid Afrika, Japan en een Chineesch Handelstractaat.

1 1u D e onschendbaarheid. Deze is nog zeer onvolledig, men denke slechts aan de schending van het tractaat van Duitschland met België, alsook met Luxemburg, waarover men zich van Daitsche zijde uitliet, als „maar een vodje

papier." ( 1 9 1 4 ) .

I n d i ë . Volgens artikel 4 4 van het R. R . maakt de Gouverneur-Generaal vredes- en andere verdragen met Indische vorsten en volken, alles met inachteming van de bevelen des Konings.

In document Nederland en Nederlandsch-Indië. (pagina 37-43)