• No results found

Resultaten enquête onder jeugdartsen, jeugdverpleegkundi gen en pedagogen werkzaam in de jeugdgezondheidszorg in

4.7 Raadpleging van professionals

4.7.2 Resultaten enquête onder jeugdartsen, jeugdverpleegkundi gen en pedagogen werkzaam in de jeugdgezondheidszorg in

Rotterdam e.o.

Eén van de onderdelen van het actieprogramma Opvoedingsondersteuning is het pilotproject ‘Aanvullende opvoedingsondersteuning in de jeugdgezondheidszorg voor ouders van kinderen van 4-12 jaar’. In het kader van het project zijn pedagogen – gedetacheerd vanuit Bureau Jeugd- zorg – toegevoegd aan de medische teams binnen de jeugdgezondheidszorg (JGZ), bestaande uit jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen en doktersassistenten. Doel is pedagogische ondersteu-

ning vanuit de jeugdgezondheidszorg verder te ontwikkelen en vorm te geven. Taken van de pegagoog in deze context zijn:

·

het creëren van een laagdrempelig hulpaanbod van pedagogische ondersteuning voor alle ouders in de betreffende deelgemeente, in aanvulling op het bestaande zorgaanbod van de JGZ;

·

ondersteuning van professionals in het werkveld (de JGZ, de basisschool en ander professio- nals die werken met ouders en kinderen in de leeftijd van 4-12 jaar);

·

doorverwijzing van cliënten die meer nodig hebben dan het werkveld, de lokale voorzieningen en de aanvullende opvoedingsondersteuning in de JGZ kunnen bieden.

Het project is medio 2003 gestart in twee Rotterdamse deelgemeenten en de gemeente Capelle a/d IJssel, en later uitgebreid naar meer deelgemeenten. Uiteindelijke doelstelling van het project is stedelijke implementatie van pedagogische ondersteuning in de JGZ in 2006/2007.

Middels een schriftelijke enquête hebben we alle jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen en peda- gogen werkzaam in de JGZ in Rotterdam gevraagd naar hun mening over (het aanbod aan) op- voedingsondersteuning op hun werkplek en binnen de (deel)gemeente waarin zij werken.

Achtergrond van de respondenten

Tabel 4.26 Respons op de schriftelijke vragenlijst

Functie Aantal vragenlijsten verstuurd Aantal vragenlijsten ingevuld retour Responspercentage Jeugdarts 15 8 53% Jeugdverpleegkundige 34 15 44% Pedagoog 12 6 50% Totaal 61 29 48%

De respons van 48% is redelijk te noemen, zeker gezien het feit dat het onderzoek niet vooraf bij de respondenten was aangekondigd en er een beperkte tijd was om de vragenlijst in te vullen. Onder jeugdartsen en pedagogen is de respons het hoogst, onder jeugdverpleegkundigen is deze iets lager.

Tabel 4.27 (Deel)gemeente waarin respondent werkzaam is Aantal % Rotterdam Charlois 3 10% Rotterdam Delfshaven 2 7% Rotterdam Feijenoord 1 3% Rotterdam Hillegersberg-Schiebroek 3 10% Rotterdam Hoogvliet 1 3% Rotterdam Kralingen-Crooswijk 2 7% Rotterdam Noord 2 7%

Rotterdam Prins Alexander 4 14%

Capelle a/d IJssel 4 14%

Ridderkerk 1 3%

Niet ingevuld 5 17%

Anders 1 3%

Totaal 29 100%

De respondenten zijn verdeeld over verschillende Rotterdamse deelgemeenten werkzaam. Enke- len zijn werkzaam in de gemeenten Capelle a/d IJssel en Ridderkerk.

Opvoedingsondersteuning op de werkplek

Aan jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen is gevraagd in hoeverre ze in staat zijn ouders ade- quaat te ondersteunen bij opvoedingsvragen. De meerderheid van de responderende jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen (61%) acht zichzelf voldoende in staat ouders te ondersteunen in de opvoeding. Ruim één op de vijf echter meent hier niet voldoende toe in staat te zijn. Vervolgens is hen gevraagd of er op hun werkplek aanvullende opvoedingsondersteuning beschikbaar is in de persoon van een pedagoog. De meesten geven aan dat dit wel het geval is (14 van de 23 res- pondenten, oftewel 61%). Bijna één derde (30%) antwoordt deze vraag echter met ‘nee’. Aan de jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen die hebben aangegeven dat er op de werkplek een pedagoog beschikbaar is, is gevraagd in hoeverre ze het eens zijn met een aantal uitspraken rond deze aanvullende opvoedingsondersteuning.

De respondenten zijn allen van mening dat het een goede zaak is dat er aanvullende opvoe- dingsondersteuning op hun werkplek beschikbaar is in de vorm van een pedagoog. Negen van de dertien achten zich hierdoor ook daadwerkelijk beter in staat ouders te ondersteunen bij opvoe- dingsvragen. Het meest belang wordt gehecht aan de functie van pedagoog als ondersteuner van kinderen en ouders met relatief zware problemen.

Tabel 4.28 Vragen rond aanvullende opvoedingsondersteuning op de werkplek

Ik ben beter in staat ouders te ondersteunen bij opvoedingsvragen sinds er op mijn werkplek aanvullende opvoedingsondersteuning beschikbaar is in de persoon van een pedagoog

Aantal % Helemaal oneens 0 0% Oneens 4 31% Eens 5 38% Helemaal eens 4 31% Totaal 13 100%

Ik vind het een goede zaak dat er op mijn werkplek aanvullende opvoedingsondersteuning beschikbaar is in de persoon van een pedagoog

Aantal % Helemaal oneens 0 0% Oneens 0 0% Eens 3 21% Helemaal eens 11 79% Totaal 14 100%

De beschikbaarheid van een pedagoog op mijn werkplek is vooral van belang omdat deze ondersteuning kan bieden aan kinderen en ouders met relatief zware problemen

Aantal % Helemaal oneens 0 0% Oneens 1 7% Eens 4 29% Helemaal eens 9 64% Totaal 14 100%

De beschikbaarheid van een pedagoog op mijn werkplek is vooral van belang omdat deze des- kundigheidsbevordering biedt aan de jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen

Aantal % Helemaal oneens 0 0% Oneens 5 36% Eens 8 57% Helemaal eens 1 7% Totaal 14 100%

Aan de gehele groep respondenten is vervolgens gevraagd in hoeverre zij het eens zijn met een tweetal uitspraken rond de bijdrage van pedagogen binnen de jeugdgezondheidszorg. De res- pondenten zijn het grofweg in gelijke mate eens met beide uitspraken: bijna allen zijn van mening dat de beschikbaarheid van pedagogen binnen de jeugdgezondheidszorg een belangrijke bijdra- ge levert aan de deskundigheidsbevordering van jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen en evenzeer aan ondersteuning van kinderen en ouders met relatief zware problemen.

Tabel 4.29 Vragen rond de rol van pedagogen binnen de JGZ

De beschikbaarheid van pedagogen binnen de jeugdgezondheidszorg levert een belangrijke bij- drage aan de deskundigheidsbevordering van jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen

Aantal % Helemaal oneens 0 0% Oneens 2 9% Eens 14 64% Helemaal eens 6 27% Totaal 22 100%

De beschikbaarheid van pedagogen binnen de jeugdgezondheidszorg levert een belangrijke bij- drage aan ondersteuning van kinderen en ouders met relatief zware problemen

Aantal % Helemaal oneens 1 5% Oneens 0 0% Eens 12 55% Helemaal eens 9 41% Totaal 22 100%

Wat respondenten merken van de uitvoering van het actieprogramma Opvoedingsonder- steuning

Bijna driekwart (72%) van de respondenten is op de hoogte van het feit dat de gemeente Rotterdam bezig is met de uitvoering van een actieprogramma voor opvoedingsondersteuning. Bij vijf van de 29 (17%) is dit echter niet bekend. Tweederde van de respondenten merkt dit aan uit- breiding of ontwikkeling van het aanbod aan opvoedingsondersteuning en aan een beter sluiten- de keten. Een wat kleinere groep (41% tot 45%) merkt dit aan schriftelijke stukken en aan een hardere aanpak. Slechts 21% merkt dit aan het aanbod aan trainingen en cursussen voor profes- sionals.

Op de vraag of ze nog op een andere manier iets van het actieprogramma voor opvoedingson- dersteuning merken, antwoorden 11 respondenten met ‘ja’. Drie van hen noemen de JONG- centra. Ook media zoals kranten worden genoemd en de inzet van gezinscoaches.

Tabel 4.30 Bekendheid van de respondenten met het actieprogramma Opvoedingsondersteuning

Is het u bekend dat de gemeente Rotterdam bezig is met de uitvoering van een actieprogramma voor opvoedingsondersteuning? Aantal % Ja 21 72% Nee 5 17% Niet ingevuld 3 10% Totaal 29 100%

Ik merk dat de gemeente Rotterdam bezig is met de uitvoering van een actieprogramma voor opvoedingsondersteuning aan informatie en/of stukken die schriftelijk of via internet beschikbaar zijn gesteld Aantal % Mee eens 12 41% Mee oneens 16 55% Niet ingevuld 1 3% Totaal 29 100%

Ik merk dat de gemeente Rotterdam bezig is met de uitvoering van een actieprogramma voor opvoedingsondersteuning aan uitbreiding en/of ontwikkeling van het aanbod aan opvoedingson- dersteuning in de (deel)gemeente waar ik werkzaam ben

Aantal %

Mee eens 19 66%

Mee oneens 9 31%

Niet ingevuld 1 3%

Totaal 29 100%

Ik merk dat de gemeente Rotterdam bezig is met de uitvoering van een actieprogramma voor opvoedingsondersteuning aan uitbreiding en/of ontwikkeling van het aanbod aan cursussen of trainingen voor professionals

Aantal %

Mee eens 6 21%

Mee oneens 21 72%

Niet ingevuld 2 7%

Totaal 29 100%

Ik merk dat de gemeente Rotterdam bezig is met de uitvoering van een actieprogramma voor opvoedingsondersteuning aan een hardere aanpak van overlastgevende jongeren en/of hun ouders Aantal % Mee eens 13 45% Mee oneens 15 52% Niet ingevuld 1 3% Totaal 29 100%

Ik merk dat de gemeente Rotterdam bezig is met de uitvoering van een actieprogramma voor opvoedingsondersteuning aan een beter sluitende keten in de hulpverlening aan jongeren

Aantal %

Mee eens 19 66%

Mee oneens 8 28%

Niet ingevuld 2 7%

Merkt u nog ergens anders aan dat de gemeente Rotterdam bezig is met de uitvoering van een actieprogramma voor opvoedingsondersteuning?

Aantal %

Nee 18 62%

Ja, namelijk 11 38%

Totaal 29 100%

Mening over het aanbod aan opvoedingsondersteuning

Ook aan deze respondenten is gevraagd naar hun mening over het aanbod aan opvoedingson- dersteuning in de (deel)gemeente waarin ze werkzaam zijn. Net als bij de deelnemers aan de cursus ‘Signaleren … wat nu?’, denken nu ook slechts weinig respondenten (7%) dat de meeste ouders weten waar ze terecht kunnen voor opvoedingsondersteuning. Een kwart (24%) denkt dat de meeste ouders dit niet weten. Daarnaast vindt ruim tweevijfde dat het aanbod aan opvoe- dingsondersteuning niet voldoende aansluit bij de vraag van de ouders, een belangrijk deel (38%) zegt ook niet te weten of dit zo is. Een ruime meerderheid van de respondenten (62%) is van

mening dat sommige doelgroepen onvoldoende worden bereikt met het huidige aanbod aan opvoedingsondersteuning.

Tabel 4.31 Mening van de respondenten over het aanbod aan opvoedingsondersteuning in de

(deel)gemeente waarin ze werkzaam zijn

Bent u van mening dat ouders in de (deel)gemeente waar u werkzaam bent weten waar ze terecht kunnen voor opvoedingsondersteuning?

Aantal %

Ja, de meeste wel 2 7%

Sommige wel, anderen niet 19 66%

Nee, de meeste niet 7 24%

Dat weet ik niet 1 3%

Totaal 29 100%

Bent u van mening dat het aanbod van opvoedingsondersteuning in de (deel)gemeente waar u werkzaam bent voldoende aansluit bij de vraag van de ouders?

Aantal %

Ja, de aansluiting bij de vraag van de ouders is voldoende 6 21% Nee, de aansluiting bij de vraag van de ouders is onvoldoende 12 41%

Dat weet ik niet 11 38%

Bent u van mening dat met het aanbod aan opvoedingsondersteuning in de (deel)-gemeente waar u werkzaam bent in de regel alle doelgroepen worden bereikt voor wie het aanbod bedoeld is?

Aantal %

Ja 8 28%

Nee, sommige doelgroep(en) wordt (worden) onvoldoende bereikt 18 62%

Niet ingevuld 3 10%

Totaal 29 100%

Op de vraag wat men mist in het aanbod geeft men de volgende antwoorden:

Wat mist u in het aanbod aan opvoedingsondersteuning in de (deel)gemeente waar u werkzaam bent?

· Er is bij een andere cultuur soms een andere visie wat betreft onderwijsstof en taal blijft soms een probleem.

· Meer bekendheid geven.

· Inloopspreekuren; laagdrempelig, kortdurend advies spreekuren (d.w.z. lichtere hulpverlening dan nu door de pedagogen).

· FTE's.

· Ik denk dat het voor veel ouders nog een drempel is om naar een JGZ centrum te komen. Ik pleit er voor dat pedagogen zich ook op scholen laten zien bij koffieochtenden en bijv. themabijeenkomsten aanbieden.

· Bekendheid, voor ouders leeft nog niet het idee dat je voor vragen ergens terecht kunt. Heeft meestal nog het imago van pas inschakelen bij grote problemen als de situatie onhoudbaar is. Schrikt ouders af.

· Laagdrempelige, duidelijke plaatst / overzicht van wat er aan opvoedingsondersteuning is; wachtlijsten is een groot probleem.

· Er is wel veel aanbod, maar de bekendheid is te gering.

· Voorlichting, cursussen, begeleiding pedagoog.

· Gezinscoaches die in de gezinnen werken; terugbrengen rol jeugdartsen, rol preventieve signalering schaden.

· Een opvoedwinkel (Twinkeltje genaamd).

· Zeer praktische en nog frequentere begeleiding van multiprobleemgezinnen / mogelijkheden tot ontlasting van de gezinssituatie, zoals mogelijk bij kinderopvang plus.

Twee thema’s die hierboven vooral aan bod komen zijn onbekendheid van ouders met het aan- bod (bijvoorbeeld door taalproblemen) en de behoefte aan laagdrempelige voorzieningen.

Op de vraag welke doelgroepen onvoldoende worden bereikt met het aanbod aan opvoedingson- dersteuning worden de volgende antwoorden gegeven:

Welke doelgroepen worden onvoldoende bereikt?

· Lastige / complexe sociale kaart in Hoek van Holland. In deze deelgemeente alleen 3 basisscholen, de oudere jeugd op voortgezet onderwijs gaan in andere gemeenten (Vlaardingen, 's Gravenzande etc.) op school.

· Allochtonen, m.n. Marokkaanse en Afrikaanse bestemming.

· Adolescenten.

· Sociaal zwakke gezinnen, allochtonen.

· Groep die niet beseft dat er een probleem is / die niet wil veranderen.

· Omdat de drempel toch nog te hoog is of omdat ze zelf niet erkennen dat ze een opvoedprobleem hebben.

· Aan de doelgroep moet eerst duidelijk worden gemaakt, waarom opvoedingsondersteuning belangrijk is.

· Tieners ((VO-leerlingen leeftijd).

· Antillianen.

· Ouders die moeilijk te bereiken zijn en opgezocht moeten worden om hulp te kunnen aanbieden.

· Geïsoleerde gezinnen met kinderen in basisschool leeftijd of die oek niet bezoeken.

· Ik hoor vaak van ouders dat er na 4 jaar een gat is, en dat ze niet meer weten waar ze moeten zijn (overgangs- consultatiebureaus naar GGZ).

· Antilliaanse tienermoeders.

· Multiprobleem gezinnen.

De meest genoemde doelgroepen zijn allochtonen, adolescenten, sociaal zwakke gezinnen, de groep die zich niet bewust is van een probleem en kinderen in de basisschoolleeftijd (wanneer bezoek aan het consultatiebureau gestopt is).

Mening over het dwang- en drangbeleid

Tot slot is ook aan deze doelgroep de vraag gesteld naar hun mening over de grenzencomponent van het Rotterdamse jeugdbeleid.

Tabel 4.32 Vraag: De gemeente Rotterdam maakt in haar jeugdbeleid gebruik van dwang en drang.

Een voorbeeld is dat ouders met criminele kinderen gedwongen worden om deel te nemen aan een programma voor opvoedingsondersteuning. Als ze dat niet doen wordt hun uitkering gekort. Wat vindt u ervan dat de gemeente sommige ouders dwingt om hulp aan te nemen?

Aantal %

Goed 21 72%

Niet goed 4 14%

Weet niet /geen mening 3 10%

Niet ingevuld 1 3%

De meerderheid van de respondenten (72%) vindt het een goede zaak dat de gemeente ouders met criminele kinderen soms dwingt om hulp aan te nemen. Ze geven hiervoor de volgende argumenten:

Ik vind dit goed beleid, omdat:

· Sommige ouders / kinderen al eindeloos geshopt en afgehaakt zijn bij diverse instellingen in het vrijwillige kader.

· Ze het anders niet doen, of het helpt is een tweede.

· In het verleden zonder sancties geen mogelijkheid om kind te helpen.

· Je deze ouders anders niet in de hulpverlening krijgt; maar met dwang krijg je wellicht ongemotiveerde mensen die slecht mee willen werken.

· Ouders kunnen ervaren wat zo'n aanbod inhoudt én niet goed omdat de problemen van ouders zelf hier niet mee opgelost worden.

· Later geëvalueerd kan worden of het effectief is.

· De kinderen van de ouders zo beter bereikt kunnen worden en hulp krijgen waar zij recht op hebben + maat- schappelijke verantwoordelijkheid een vorm krijgt.

· Ambivalente ouders toch weer de zorgverlening afbreken waarvan de kinderen uiteindelijk toch weer de dupe worden. Het is in ieder geval de moeite om deze vorm eens uit te proberen.

· Ouders grenzen moeten aangeven, maar ik zie ook de onmogelijkheid hiervan (angst, onmacht).

· Er in het gezin hulp komt, en de problemen in kaart worden gebracht.

· Motivatie op vrijwillige basis niet voldoende is. Ouders reële zorg delen, indien ze blijven weigeren geen ver- antwoording.

· Ouders anders afhaken / niets doen. Voor veel ouders is geld belangrijk.

· Er wat moet gebeuren. De vraag is alleen of ouders onder dwang gemotiveerd kunnen worden iets te doen met de informatie die ze krijgen.

· Er veel mensen zijn, die hulp weigeren en vervolgens de hele maatschappij met hun probleem opzadelen

· Deze ouders die al veel moeite hebben met hun kind nu eens verplicht mee moeten doen. Anders doen ze het toch niet.

· Het soms te lang duurt voor mensen met een vraag komen.

· Zo die ouders bereikt kunnen worden.

· Verantwoordelijkheid ouders wordt benadrukt. Ik vind dit wel een laatste noodmaatregel: PREVENTIE moet pri- oriteit hebben!

· Ouders soms hulp buiten de deur houden, terwijl het wel nodig is. Kanttekening is wel de motivatie van ge- dwongen ouders.

Nog eens 14% van de respondenten is het niet eens met het dwang- en drangbeleid. Zij geven hiervoor de volgende argumenten:

Ik vind dit geen goed beleid, omdat:

· Dwingen niet werkt.

· Ik betwijfel of hulp in de vorm van dwang wel aankomt. Ze moeten wel gemotiveerd zijn.

· Ik denk niet dat dat zal werken. Ouders moeten het inzicht krijgen om hulp te zoeken. Preventie lijkt mij beter, dus ouders met jonge kinderen bereiken en op tijd problemen signaleren.

Conclusies

Gevraagd naar hun mening over de rol van pedagogen binnen de jeugdgezondheidszorg (JGZ) zeggen bijna alle respondenten (jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen en pedagogen) dat de beschikbaarheid van pedagogen binnen de JGZ een belangrijke bijdrage levert aan de deskun- digheidsbevordering van jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen en aan ondersteuning van kinde- ren en ouders met relatief zware problemen.

Bij een meerderheid van de jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen in Rotterdam e.o. is er daad- werkelijk aanvullende opvoedingsondersteuning beschikbaar op de werkplek in de persoon van een pedagoog. Bij bijna een derde is dit echter niet het geval. Alle jeugdartsen en jeugdverpleeg- kundigen die kunnen beschikken over deze vorm van aanvullende opvoedingsondersteuning, staan hier positief tegenover. De meeste achten zich hierdoor beter in staat om ouders te onder- steuning bij opvoedingsvragen. Het grootste belang wordt gehecht aan de functie van pedagoog als ondersteuner van kinderen en ouders met relatief zware problemen.

De meeste respondenten zijn op de hoogte van het feit dat de gemeente Rotterdam een actie- programma voor opvoedingsondersteuning uitvoert. Tweederde merkt dit aan uitbreiding of ont- wikkeling van het aanbod aan opvoedingsondersteuning en aan een beter sluitende keten. Een wat kleinere groep merkt dit aan schriftelijke stukken en aan een hardere aanpak. Slechts één op de vijf merkt dit aan het aanbod aan trainingen en cursussen voor professionals.

Ook aan deze respondenten is gevraagd naar hun mening over het aanbod aan opvoedingson- dersteuning in de (deel)gemeente waarin ze werkzaam zijn. Net als bij de deelnemers aan de cursus ‘Signaleren … wat nu?’, denken slechts weinig respondenten dat de meeste ouders weten waar ze terecht kunnen voor opvoedingsondersteuning. Een kwart denkt dat de meeste ouders dit niet weten. Daarnaast vindt bijna de helft dat het aanbod aan opvoedingsondersteuning niet voldoende aansluit bij de vraag van de ouders, een belangrijk deel zegt overigens niet te weten of dit zo is. Men mist vooral laagdrempelige voorzieningen en vindt dat ouders te weinig bekend zijn met het aanbod (onder andere door taalproblemen). Een ruime meerderheid van de responden- ten is van mening dat sommige doelgroepen onvoldoende worden bereikt met het huidige aan- bod. De meest genoemde doelgroepen in dit verband zijn allochtonen, adolescenten, sociaal zwakke gezinnen, de groep die zich niet bewust is van een probleem en kinderen in de basis- schoolleeftijd (wanneer bezoek aan het consultatiebureau gestopt is).

Tot slot de vraag over de toepassing van dwang en drang in het Rotterdamse jeugdbeleid: drie- kwart van de respondenten kan zich vinden in het feit dat de gemeente sommige ouders (bijvoor- beeld van criminele kinderen) dwingt om hulp aan te nemen. De hiervoor genoemde argumenten komen deels overeen met de argumenten die door de andere groep professionals naar voren zijn gebracht. Nieuw is dat deze groep ook de ‘beperkingen’ van hulpverlening in het vrijwillige kader noemt – ouders kunnen afhaken en ‘eindeloos shoppen’. De respondenten die het niet eens zijn met het beleid vragen ze zich juist af of gedwongen hulp werkt omdat ouders niet gemotiveerd zijn. Respondenten uit beide groepen benadrukken het belang van goede preventie: ouders met jonge kinderen bereiken en op tijd problemen signaleren.