• No results found

Reorganisatie en escalatie

Hoofdstuk 4 De periode 1972-1977

4.3 Periode 1975-1977

4.3.3 Reorganisatie en escalatie

In 1976 werden er plannen gemaakt om een zogenaamde kringloopboerderij op te zetten: een compleet bedrijfje met vijf à zes hectare grond. Volgens de bedenkers van het plan zou het ‘de kleinste denkbare economische eenheid’ worden. De kringloopboerderij zou een gemengd bedrijf worden dat zou werken met ecologisch verantwoorde landbouw en met behulp van alternatieve energievoorzieningen.212 Zo wilde De Kleine Aarde een stap verder gaan om hun idealen van decentralisatie, zelfvoorziening en leven in harmonie met de natuur verder in praktijk te brengen. De plannen liepen echter stuk op het verkrijgen van een stuk grond, bouwvergunningen en de sterk gestegen grond- en bouwprijzen:

‘Door de prijsstijgingen (mede als gevolg van de huidige speculatie in grond) kwam de zaak echter financieel buiten bereid te liggen, nadat men het wachten op een bouwvergunning al meer dan een jaar was heengegaan en ook de kansen op pachtgrond vrijwel nihil waren geworden.’ 213

Wat restte was het ontwerp tot voorbeeld te laten zijn voor anderen die wellicht wel de mogelijkheid hadden om de kringloopboerderij in praktijk te brengen.214

De ideeën lieten zien dat De Kleine Aarde ambieerde een economische eenheid op te zetten van een zodanige omvang dat ze net rendabel zou zijn. Dit om de kleinschaligheid te

211

1839.2 Verslag van gesprek van de energiegroep en het dagelijks bestuur over de toekomst van de energiegroep of De Kleine Aarde, 6-9-1977.

212

1839.59 ‘Ontwerp voor een kringloopboerderij’ De Kleine Aarde 17 (zomer 1976). 213

1839.59 ‘Ontwerp voor een kringloopboerderij’. 214

84

laten prevaleren boven grootschaligheid en om grote winsten te vermijden. In de boerderij zouden allerlei voorzieningen en ruimtes op een dergelijke wijze worden gebouwd, dat het elektriciteitsverbruik minimaal zou zijn. Bovendien zou de energie die toch gebruikt zou worden, zelf worden opgewekt met behulp van een methaangasinstallatie en zonne-energie. De keuze viel ook op een gemengd bedrijf, omdat juist de ‘ontmenging’ in de agrarische sector, problemen teweegbracht zoals het ontstaan van mestoverschotten en –tekorten en het verloren gaan van universeel vakmanschap. Het zou ook aansluiten bij het doel om zelfvoorzienend te zijn. Een gemengd bedrijf zou namelijk kunnen voorzien in groenten, zuivel en vlees (de melkkoe zou immers uiteindelijk geslacht worden).215

Het ontwerp liet zien dat De Kleine Aarde volhield om de samenleving op een andere wijze in te richten. Landbouw, waar elke samenleving afhankelijk van is, zou kleinschalig en onafhankelijk moeten zijn en de ecologische balans zou behouden moeten worden. Toch kon de organisatie deze ambities zelf niet waarmaken, doordat ze financieel gezien niet uit te voeren waren en doordat het verkrijgen van pachtgronden op verzet stuitte bij de gemeente. Bestuurlijke regels lieten dergelijke projecten niet toe en Leeflang moest afzien van het ontwerp.

In de winkel werden er veranderingen doorgevoerd. In het voorjaar van 1976 was besloten om bij de keuze van producten te letten op kleinschaligheid en decentralisatie, biologische teelt en onnodige bewerking. Het citaat van Van der Loo in de vorige sectie liet al zien dat dit had geleid tot het uitbannen van de gepelde pinda’s, die zouden immers machinaal bewerkt zijn. Buitenlandse producten werden ook geweerd, omdat deze niet uit de regio kwamen en zouden leiden tot vervreemding. Zo ook zouden de producten rijst, linzen, kikkererwten en buitenlandse thee, kruiden en specerijen uit de schappen worden gehaald. Van der Loo vond deze keuze te principieel, maar een groot deel van de groep wilde consequent zijn en zich vasthouden aan de grondgedachten van De Kleine Aarde.216

De Kleine Aarde leek intussen een klein bedrijf te zijn geworden. Het aantal vrijwilligers was zo groot geworden, dat de wekelijkse werkvergadering, waar iedereen aan kon deelnemen, onoverzichtelijk werd. Keizer liet weten hoe hij dat had ervaren:

‘We hadden sowieso één keer in de week vergadering met het hele clubje, er was wel in het begin zo’n sfeer van iedereen bemoeide zich met iedereen, maar dat werkte helemaal niet. Er

215 Ibidem.

216

85 waren steeds meer mensen, steeds meer medewerkers, en dan ging iedereen zich met alles bemoeien.’217

Er waren inmiddels negen groepen ontstaan om een bepaald project heen: de cursusgroep, de tuingroep, de uitgeverij, de winkel, het verdeelcentrum, de administratiegroep, de energiegroep, de voedingsgroep en de bouwgroep. Om de coördinatie van de groepen beter te laten verlopen werd er in 1976 een kerngroep ingesteld die eens in de twee weken een halve dag bij elkaar kwam om te vergaderen. Uit elke groep was er één afgevaardigde gekozen voor de kerngroep.218

De spanningen binnen de groep werden echter na de reorganisatie niet minder. Er heerste wantrouwen en onvrede, vertelde Leeflang. Hij stoorde zich vooral aan de verregaande democratie op De Kleine Aarde, waarin iedereen over alles moest meebeslissen. ’t Hooft meende echter dat voor Leeflang dit vooral lastig werd, als een voorstel van hem werd afgewezen:

‘Maar Sietz zei dat [= het teveel aan democratie] altijd als hij zijn zin niet kreeg. Dat vond ik een beetje flauw. Ik bedoel, het is ook heel moeilijk. Er zaten natuurlijk een stel ongelooflijk eigenwijze vogels tussen, waar ik zelf ook toebehoorde. Als je met dat soort mensen werkt die in principe heel erg gemotiveerd zijn, moet je proberen de dingen zo te laten lopen als ze moeten lopen.’219

Het ontbreken van een formele structuur die was vastgelegd, leidde volgens ’t Hooft ook tot een constante discussie over hoe deze structuur eruit zou moeten zien:

‘Er was geen structuur die institutioneel vastgelegd was. Dat vormde zich en daar was dan een hoop discussie over. En die discussies die kon Sietz niet goed aan. Sietz was meer een visionair dan dat hij een bedrijfsleider was. En dat komt natuurlijk ook voort uit zijn journalistieke loopbaan. Tamelijk individualistisch ingesteld. Een journalist is een einzelgänger.’220

Ook ’t Hooft constateerde dat er door de zwakke organisatiestructuur een constante discussie ontstond over het te voeren beleid. Discussies die konden uitmonden in conflicten. Het jaar

217 Interview Keizer. 218 1839.246. De Aarde je leven. 219 Interview ’t Hooft . 220 Interview ’t Hooft.

86

1977 was het jaar waarin de conflicten hoog opliepen en het jaar waarin Leeflang en zijn vrouw besloten om de deur van de Van Cooth-Hoeve voorgoed achter zich dicht te trekken. Volgens Leeflang had de komst van de vervanger van het hoofd van de administratie Van der Loo door een nieuwe administrateur, een belangrijke rol gespeeld in de escalatie van de conflicten tussen Leeflang en de medewerkers. De nieuwe administrateur zou de administratie niet onder controle hebben gehad, waardoor er van alles mis was gegaan. Het ergste was nog dat Leeflang uiteindelijk niet meer verzekerd bleek te zijn,

Wat erger was, en dat ontdekten wij een jaar later, was dat we onze premies niet meer afgedroegen die normaal afgedragen werden via onze administratie. (...) toen zij kwam, kon ze dat niet, ze wist allemaal niet meer hoe dat moest en er was ook niemand die dat controleerde. (...) We waren niet verzekerd, we waren onze pensioenregeling helemaal kwijt.221

Leeflang kreeg intussen steeds meer kritiek te verduren van de medewerkers. In het jaar 1977 werd er een brief opgesteld door leden van de kerngroep gericht aan Leeflang waarin metaforisch werd gesproken over de vader (Leeflang) en de kinderen (de medewerkers). De opstellers van de brief beschreven een vader, een ambitieus man met grootse plannen, die steeds meer kinderen had gemaakt om het werk gedaan te krijgen. De kinderen werden steeds zelfstandiger en eerst was de vader daar nog erg blij mee. Echter, al gauw zou de vader genoeg krijgen van de zelfstandigheid van de kinderen:

‘Hij was blij dat z’n kinderen zo handig waren en hij ging ook meer dingen aan ze overlaten, die hij vroeger zelf gedaan had. Maar ja, hoe gaat het met kinderen. Ze doen ook wel eens iets tegen de zin van de vader en dan werd hij boos. Hij dreigde dan dat hij ze mee zou nemen in ’t donkere bos dat achter de boerderij lag en ze daar dan achter zou laten zodat ze nooit meer de weg naar huis zouden kunnen vinden.’

Nu was echter het moment gekomen dat de kinderen zich niet meer bang zouden laten maken. Op het laatst wendden ze zich persoonlijk tot Sietz met de woorden:

‘Zo ver is’t nu Sietz, dit is de laatste keer geweest! Je kinderen zijn groot geworden en durven de tocht aan door het donkere bos. We hebben ons voorgenomen om de volgende keer te zeggen: “Stuur ons maar het bos in, we komen er wel uit.” Fijner nog zouden we het vinden,

221 Interview Keizer.

87 als je met ons mee loopt terug naar de boerderij om samen te werken aan ’t gezamenlijke doel van de kleine aarde.’222

De brief was ondertekend door de leden van de kerngroep. Vermeldenswaard is dat een zekere Hanneke, die later met Jelle Postma de coördinerende taak tijdelijk op zich nam na het vertrek van Leeflang, ondertekende met ‘altijd tegen het patriarchaat, Hanneke’.

Hierin is duidelijk terug te zien hoe de relatie tussen Leeflang en een deel van de medewerkers verstoord was. De groep keerde zich tegen de leider, de oprichter van het De Kleine Aarde, omdat hij zich als een autoritaire vader zou gedragen. De metafoor van de vader is treffend in de zin dat juist in deze tijd, de communebeweging zich onder andere verzette tegen patriarchaat en hiërarchie. De groep wenste zelf te mogen beslissen en zelfstandig beslissingen te mogen uitvoeren, ook als Leeflang het hier niet mee eens was. Hij was één van allen en privileges werden hem met deze brief ontnomen. Leeflang zou één van hun moeten worden, de kinderen hadden geen vader meer nodig.

Leeflang had echter zelf ook een brief geschreven over de verontrustende ontwikkelingen binnen De Kleine Aarde. Zijn conclusies zetten alles op scherp: er zou nu verandering moeten komen, anders zou het mis gaan met de soft technology-gemeenschap op Boxtel. De mensen op Van Cooth-Hoeve zouden iedere ontwikkeling op De Kleine Aarde willen afkappen uit angst voor groei en functionele uitbreiding, terwijl deze uitbreiding juist hard nodig was om de toekomst van de organisatie veilig te stellen. Ook betreurde Leeflang dat er tot nu toe niets werd gedaan aan public relations in Boxtel en ook dit was hard nodig, omdat het imago van het De Kleine Aarde verbeterd moest worden. Deze taken kwamen op zijn schouder terecht. Volgens hem was er een onwerkbare sfeer gekomen, waarin allerlei afspraken niet werden nagekomen, deadlines werden overschreden en beloftes werden niet nagekomen. Iedereen bepaalde zijn eigen tempo en programma, zonder eerst Leeflang te raadplegen. 223

Leeflang vond dat het zo niet langer meer kon en dat er verandering in de organisatie moest komen:

‘Hoewel ik (en dit heb ik de afgelopen jaren bewezen) een overtuigd voorstander ben van een zo groot mogelijke vrijheid van handelen van iedereen, van medebeslissingsrecht etc. ben ik nu tot de constatering gekomen dat ook bij De Kleine Aarde een strakke organisatie

222

Persoonlijk archief Leeflang. Brief van medewerkers (jaar 1976). 223

88 noodzakelijk is, waarbij van iedereen heel precies bekend is wat zijn taak is, welk programma hij heeft en welke de tijdstippen zijn, waarop iets klaar kan zijn.’224

Leeflang wilde ook dat er een strakker beleid moest worden gevoerd voor het optreden naar buiten: er zou één lijn moeten worden getrokken naar andere partijen toe met wie De Kleine Aarde samenwerkte, zoals winkels of andere milieuorganisaties. Leeflang maakte tevens duidelijk in de brief dat De Kleine Aarde geen commune was: ‘er moet een einde komen aan de illusie, dat De Kleine Aarde een leefgemeenschap is (...)’.

Twee brandbrieven van beide partijen, aan de ene kant de medewerkers, aan de andere kant Leeflang die zijn eigen onderneming als zand door zijn vingers zag glijden. Beide partijen waren de situatie zat: de vrijwilligers wilden meer vrijheid en waren wars van iedere vorm van hiërarchie, terwijl Leeflang tot de conclusie was gekomen dat de vrijheden op De Kleine Aarde werden misbruikt. De vrijwilligers ervoeren zijn leiding niet meer als vanzelfsprekend en wilden hem dwingen om één van hen te worden. Zonder coördinatie en duidelijke taakverdeling leek De Kleine Aarde stil te staan door onderling wantrouwen en voortslepende interne conflicten.

Leeflang vertelde dat het wantrouwen binnen de groep ging overheersen en het zo ver ging dat er een samenscholingsverbod was gekomen:

‘We hebben een keer een samenscholingsverbod hebben gehad op De Kleine Aarde. (...) Toen zei ik: “ik heb het nog meegemaakt een samenscholingsverbod in de Duitse bezettingstijd, want dat was iets van de Duitsers! Wisten jullie dat niet?” Ik noemde op het laatst ook onze volkscommissarissen die moesten weten wat er gezegd werd door de mensen. Dus als je met meer dan twee mensen bij elkaar stond op het erf, met zijn drieën of zo, dan kwam er iemand bijstaan. Heeft een paar weken geduurd. Toen hebben mijn vrouw en ik gezegd, “in godsnaam laten we hopen dat ze het zelf in de gaten krijgen hoe belachelijk dit is.” Dat is godzijdank gebeurd.’225

Paradoxaal genoeg had juist het verlangen naar vrijheid binnen de organisatie, zoals bij Hanneke die tegen elke vorm van patriarchaat was, geleid tot een het hanteren van een verstrekkende vrijheidsbeperkende maatregel. Iets wat Leeflang terecht aanwees als een maatregel die vooral in oorlogstijden werd gebruikt.

224

Persoonlijk archief Leeflang. Brief. 225

89

Deze conflicten lieten zien dat de eens zo mooie ideeën van Leeflang werden bezoedeld door intriges, wantrouwen en een gebrek aan eenduidigheid. Leeflang had met zijn welbespraaktheid en teksten velen weten te inspireren en te motiveren om mee te doen aan De Kleine Aarde. Uiteindelijk verliet Leeflang in augustus 1977 het de Van Cooth-Hoeve. Directe aanleiding was het ontslag van de boekhouder door de groep, terwijl de man net herstellende van een operatie in het ziekenhuis lag. Voor Leeflang en zijn vrouw was dit de druppel:

‘Toen zei mijn vrouw, op de dag dat het gebeurde, dat ze hem wilden ontslaan, ik weet nog goed het was ’s ochtends en toen zei mijn vrouw, het is nu tien uur, maar om twee uur moeten we hier weg zijn. “Weg zijn?” Zover kon ik het ook nog niet meteen zien. Ik dacht toen, we moeten dit oplossen want dit is krankzinnig wat er gebeurd is, (...) maar mijn vrouw zijn nee, dat doen we niet. We gaan weg, het is afgelopen.’226

Een triest einde voor Leeflang, terwijl het begin zo hoopvol was. De Kleine Aarde werd overladen met media-aandacht, viel in de prijzen en kreeg nota bene de koningin op bezoek. Een dramatische aftocht van een oprichter die de organisatie niet in goede banen had kunnen leiden en daarom door zijn eigen kinderen het bos werd ingestuurd.