• No results found

Een te Kleine Aarde?

Hoofdstuk 4 De periode 1972-1977

4.4 Een te Kleine Aarde?

Hoe probeerde De Kleine Aarde haar idealen in praktijk te brengen en wat waren de kernproblemen hierbij? Het verlangen om op een fundamenteel andere manier te gaan leven, door eiwit-, energie-, en grondstofverkwisting tegen te gaan, stoelde op de gedachte dat de mens weer in harmonie met de natuur zou moeten leven. De tien punten die Leeflang had opgesteld en die leidend zouden zijn voor de proefboerderij, draaiden om de principes van decentralisatie, zelfvoorziening en het waarborgen van de ecologische balans.

De projecten op Boxtel sloten aan bij deze principes: er werd geëxperimenteerd met biologisch-organische, en biologische-dynamische landbouwmethoden, er werd een bolhuisje gebouwd dat was gebaseerd op principes van zelfvoorzienendheid en decentralisatie en dat met zijn ronde vormen en witte gedaante, harmonie wilde uitstralen. Ter educatie werden er cursussen gegeven (die pas in 1974 goed van start konden gaan) en waren er open dagen waarin de projecten tentoongesteld werden. Via het tijdschrift en lezingen, werd getracht de

226

90

samenleving zelf erbij te betrekken en werden de mensen overtuigd van de noodzaak tot verandering. Het winkeltje en het verdeelcentrum waren ook gericht op decentralisatie en zelfvoorzienendheid. De uitreiking van de milieuprijs en het bezoek van koningin Juliana kunnen worden gezien als een bevestiging en een aanmoediging voor het werk van De Kleine Aarde om hun doelen verder te verwezenlijken. Deze successen konden echter de conflicten en irritaties die ontstonden over de koers van de organisatie en de financiële moeilijkheden verbloemen noch voorkomen.

De financiële moeilijkheden waren er vanaf het eerste jaar. Vanaf het begin af aan was De Kleine Aarde afhankelijk geweest van subsidies, waardoor er een afhankelijkheidsrelatie werd gecreëerd die tegenstrijdig was met de grondgedachten van De Kleine Aarde. De onzekere financiële situatie had ook tot gevolg dat sommige projecten niet door konden gaan, zoals in het eerste jaar toen er geen cursussen konden worden gegeven of zoals in 1976 toen de plannen voor de kringloopboerderij niet door konden gaan. De financiële problemen gaven ook conflict over vergoedingen en over salariëring: met het weinige geld wat er was en tegelijkertijd de steeds grotere groep vrijwilligers, moest De Kleine Aarde zien rond te komen. Hoewel het aantal donateurs fors gegroeid was, bleven de gehele periode financiële tegenslagen terugkomen.

Bij De Kleine Aarde namen de activiteiten een belangrijke plaats in, zij representeerde het doel wat ze wilde bereiken. Daarom lag er veel belang in hoe deze activiteiten werden uitgevoerd, dit zei immers veel over hoe De Kleine Aarde de verandering wilde bereiken. Hierover bestonden echter verschillende ideeën onder de mensen op De Kleine Aarde. De harmonie tussen natuur en mens, leek voor de één een noodzaak tot verregaande aanpassing van de levensstijl, terwijl de andere juist in kleinere stappen het einddoel wilde bereiken. Ook de motieven om op de Van Cooth-Hoeve te gaan werken en wonen, liepen uiteen van een hang naar avontuur en spanning tot een bevlogenheid om de wereld te veranderen, van pragmatisten tot idealisten die van geen wijken wisten. Deze pluraliteit had niet hoeven leiden tot conflict, als er een duidelijk kader was waarbinnen werd gewerkt.

Dit was echter een heikel punt. In de jaren 1973-1977 was de organisatie in rap tempo uitgegroeid van een bundel ideeën die door Leeflang de wereld in waren gebracht, tot een klein bedrijfje waar veertig medewerkers rondliepen. Het gebrek aan een duidelijke invulling van de ideeën van Leeflang, waardoor er geen duidelijke organisatiestructuur was, bleek voor anderen een opening om hun eigen invulling te geven. Dit leidde tot constante discussie over de wijze van organiseren, de koers van De Kleine Aarde en of de gemeenschap al dan niet een commune zou zijn. De grote vrijheden die de medewerkers in het begin genoten, bleken al

91

snel averechts te werken. Leeflang kon de coördinatie niet aan en werd in zijn ogen weggedemocratiseerd, terwijl de medewerkers uit pure angst om de controle te verliezen een samenscholingsverbod invoerden. Zo gingen de dagelijkse besognes over het uitvoeren van de activiteiten en de vorm van de organisatie steeds meer ruimte innemen.

Een Kleine Aarde die te klein werd, zo luidde de analyse van Henk Keizer. De mensen waren dag en nacht bij elkaar, er ontstonden intriges en het onderlinge wantrouwen nam toe. Het gebrek aan een duidelijke focus en structuur leidde uiteindelijk tot Leeflangs vertrek en tot een andere koers van de organisatie in de jaren die daarop volgden. De Kleine Aarde bleef voortbestaan, maar de angel was eruit gehaald, waardoor de pijn voor beide partijen was weggenomen en de ideeën en inspiratie weer een nieuwe invulling moesten krijgen.

92

Conclusie

Het bruidspaar fietste over het besneeuwde pad, achter hen volgde de rest van de groep. Daaronder bevonden zich ook Henk Keizer, die nog altijd blij is dat hij zijn studie heeft opgegeven en op De Kleine Aarde is gaan werken, Jaap ’t Hooft die in het bolhuisje woonde, Sietz Leeflang voor wie de proefboerderij van levensbelang leek en zijn vrouw Anke Leeflang die zich bezig hield met voedsel. Hoop op verandering, bracht de mensen bij elkaar op de Van Cooth-Hoeve, waar het bolhuisje in haar witte gedaante en met haar ronde vormen de mensen leek op te roepen tot harmonie tussen mens en natuur.

In dit onderzoek zijn we meer te weten gekomen over de mensen van De Kleine Aarde, over hun ervaringen, de problemen, de conflicten en de successen. De Kleine Aarde was door Leeflang opgericht in 1972, een jaar waarin er op het milieugebied in Nederland en internationaal veel gebeurde: zoals de publicatie van het Rapport van Rome, Limits to Growth en van A Blueprint for Survival, de eerste Earth Summit in Zweden en de oprichting van Milieudefensie en de Stichting Natuur en Milieu in Nederland. De ernst van het milieuprobleem werd aan het begin van de jaren zeventig op internatonale schaal erkend en ook in Nederland was de samenleving zich bewust van de ernst van het probleem. Het rapport Limits to Growth bracht veel commotie teweeg en ook in de politiek stond het milieuprobleem op de agenda.

De milieubeweging bestond uit verschillende soorten organisaties die zich inzetten voor een beter milieu. Groepen streden op verschillende wijze voor een beter milieu: van protest, lobby of het opkopen van natuurgebieden. De Kleine Aarde was ook opgericht om een bijdrage te leveren aan de oplossing van het milieuprobleem. De vraag van dit onderzoek was: hoe wilde De Kleine Aarde het milieuprobleem oplossen en wat betekende dit voor het type organisatie dat zij was binnen de milieubeweging, voor de manier waarop zij haar idealen kon verwezenlijken en voor haar relatie met de samenleving?

De Kleine Aarde en de oplossing voor het milieuprobleem

De Kleine Aarde werd opgericht door Leeflang, die in zijn tijd als wetenschapsjournalist bij het Handelsblad beangstigd werd door de gevolgen van de technische vooruitgang in de samenleving. De mens zou worden gedreven door hebzucht en een verlangen naar meer en dit verlangen zou ervoor hebben gezorgd dat de technische vooruitgang boven alles kwam te staan, omdat dit deze behoefte naar meer zou bevredigen. Echter, het punt was gekomen dat

93

de mens zich had vervreemd van zijn omgeving en van zichzelf door deze “vertechnisering van de samenleving”.

De technieken zouden zo onbegrijpelijk zijn geworden dat het vervreemding opwekte bij de mens, want hij begreep zijn technische omgeving niet meer. Ook zou de mens door het werk dat hij deed, zich vervreemd voelen van zichzelf. In het werk kon hij zijn eigen identiteit niet kwijt; hij was nog slechts een nummer in een productieproces. Leeflang vond dat de mens hiermee verworden was tot een robot. De rol van techniek in de samenleving geeft ook de verhouding aan tussen de mens en zijn omgeving. In de industriële (westerse) samenleving heeft de technische vooruitgang geleid tot een toenemende overheersing van de mens om zijn omgeving. De mens plaatst zich hiermee boven zijn omgeving. Het was precies deze houding, die Leeflang wilde veranderen en daarom zou techniek ook een andere rol moeten gaan spelen in de samenleving.

De mens zou weer dichter bij zijn omgeving moeten komen te staan en een belangrijke stap hierin was dat de landbouw – waarop immers de primaire levensbehoefte was gebaseerd – op een andere manier zou worden georganiseerd. Door de mechanisering van de moderne landbouw zou in de samenleving milieuschade worden toegebracht. Om het milieuprobleem op te lossen, zou er daarom een milieuvriendelijke, biologische landbouwmethoden moeten worden ontwikkeld, waarbij de mens zelf in contact zou komen te staan met de natuur. Behalve experimenten met biologische landbouwmethoden zou er op De Kleine Aarde worden geëxperimenteerd met alternatieve energieopwekking, huizenbouw en voedseldieet. Het doel was om een kringloophuishouden te creëren, waarin er geen energie-, eiwit-, en grondstofverkwisting zou.

Het soft technology-concept dat door Leeflang was uitgewerkt, vormde de kern van De Kleine Aarde; hij wilde dat De Kleine Aarde een soft technology-gemeenschap zou zijn. Het concept hield in dat technieken, decentralisatie en zelfvoorziening van gemeenschappen moesten bevorderen en de ecologische balans moesten waarborgen. Met deze bijdrage aan het milieuprobleem, die De Kleine Aarde wilde leveren, wordt duidelijk dat de mensen binnen De Kleine Aarde meenden dat het milieuprobleem pas zou worden verholpen als de samenleving zich op een geheel andere wijze zou organiseren.

De Kleine Aarde wilde niet alleen experimenteren, ze wilde ook demonstreren en onderwijzen door haar projecten aan de samenleving tonen. Het was haar immers te doen om de samenleving bewust te maken van het probleem en aan te zetten tot verandering. Hiervoor werden er cursusweken opgezet, workshops en werd het tijdschrift De Kleine Aarde uitgegeven.

94

De Kleine Aarde binnen de milieubeweging

Met deze visie op de samenleving paste De Kleine Aarde binnen de deep ecology-beweging. Volgens deze stroming binnen de milieubeweging, ligt de wortel van het milieuprobleem in de industriële westerse wereld en is dit probleem voorgekomen uit het antropologische wereldbeeld; het wereldbeeld waarin de omgeving alleen dient voor de mens en de mens zich daarmee boven de natuur plaatst. Om dit probleem op te lossen zou er een fundamentele verandering moeten plaatsvinden, een doel waar ook De Kleine Aarde naar streefde. Deze verandering van de relatie mens en natuur was een ontologische verandering, namelijk een switch van een antropologisch wereldbeeld naar een ecocentrisch wereldbeeld. De mens zou zich anders tot al het leven moeten verhouden en een andere waarde moeten toekennen aan dit leven. De waarde van de natuur zou niet afhangen van de behoefte van de mens, maar de natuur zal een eigen intrinsieke waarde hebben.

Behalve dat De Kleine Aarde binnen de deep ecology-beweging behoorde en daarmee een unieke plek innam in de samenleving, onderscheidde zij zich van de rest van de Nederlandse milieuorganisaties. Dit was, omdat zij behoorde tot de subculturele stroming van de milieubeweging, terwijl het overgrote deel van de Nederlandse milieubeweging binnen de instrumentele stroming viel.

De Kleine Aarde: activiteiten en problemen

De activiteiten die op De Kleine Aarde werden uigevoerd, representeerde wat zij wilde bereiken: een samenleving die zou bestaan uit zelfvoorzienende gemeenschappen waarin mensen in harmonie met de natuur zouden leven. De projecten op Boxtel sloten aan bij deze principes: er werd geëxperimenteerd met biologisch-organische, en biologische-dynamische landbouwmethoden, er werd een bolhuisje gebouwd, er was een winkeltje dat biologische producten verkocht en een verdeelcentrum dat biologische producten aanvoerden aan verschillende winkels in de regio. Verder werden er cursussen gegeven en waren er open dagen waarin de projecten tentoon gesteld werden en via het tijdschrift en lezingen werd getracht de samenleving te overtuigen van de ernst van het milieuprobleem en werd uiteengezet hoe de mensen hun eigen levensstijl konden veranderen.

Leeflang had het concept van soft technology uitgewerkt in tien punten die hij in het tijdschrift had gepubliceerd. Hij had een visie op hoe de samenleving eruit zou moeten zien en wat De Kleine Aarde in wezen zou moeten zijn, namelijk een soft technology-gemeenschap. Zijn ideeën waren helder, maar er kwamen vrijwilligers op de Van Cooth-Hoeve werken met

95

hun eigen ideeën over hoe deze soft technology-gemeenschap zo moeten functioneren. Sommigen meenden dat deze gemeenschap een commune moest worden, waarin relaties vrij zouden zijn en iedereen gelijke inspraak zou hebben. Anderen wilden juist weer meer privacy of zich uitsluitend bezighouden met de activiteiten. De activiteiten die ook weer conflicten opleverden, want wie bepaalde hoe deze werden uitgevoerd?

Deze problemen ontstonden door een gebrek aan een duidelijke organisatiestructuur. Leeflangs ideeën oogstten weliswaar lof en waardering in de samenleving, blijkens onder meer de milieuprijs die De Kleine Aarde in 1973 won, maar door het ontbreken van een duidelijke organisatiestructuur en hiërarchie, leidde het uitvoeren van de ideeën in de praktijk tot constante discussie en conflicten binnen De Kleine Aarde. Juist door het onverwachte succes van Leeflangs ideeën, waardoor er al snel veel vrijwilligers naar de proefboerderij toekwamen en De Kleine Aarde door veel mensen werd bezocht, was de organisatie sneller gegroeid dan dat zij aankon.

De discussie over de vorm van de werk- en woongemeenschap had te maken met de tijd waarin De Kleine Aarde ontstond. Er werden in de jaren zestig en zeventig veel communes gevormd. De stap van de werk- en woongemeenschap naar een commune, waarin ook werd geëxperimenteerd met het vormgeven van sociale relaties, was dan ook niet groot. Dit was echter tegen de zin van Leeflang, die zich wilde concentreren op de experimenten van techniek en op de educatie en geen zin had in een experiment op sociaal gebied. Dergelijke discussies en conflicten over de identiteit van De Kleine Aarde en de uitvoering van de activiteiten vergden veel tijd en energie van zowel Leeflang als de rest van de medewerkers. Terwijl De Kleine Aarde er zou zijn voor de samenleving, waren ze door de interne problemen op zichzelf gericht.

Leeflang had zijn gezag verloren binnen De Kleine Aarde: de medewerkers beschouwden zijn leiderschap niet meer als vanzelfsprekend. De medewerkers vonden dat ze, zoals ze het zelf metaforisch hadden uitgedrukt in de brief naar Leeflang, volwassen waren geworden en dat ze de vader Leeflang niet meer nodig hadden. Langzaam was Leeflang het leiderschap uit handen genomen, juist door de vrijheid binnen de organisatie waarin er geen duidelijk hiërarchie was vastgelegd. Die vrijheid ontnam echter Leeflang de bewegingsruimte om de organisatie te vormen. Uiteindelijk besloot hij te vertrekken in 1977.

Behalve het probleem van de onduidelijke grenzen binnen de werk- en woongemeenschap en het gebrek aan organisatiestructuur, was er ook een probleem van financiën. De Kleine Aarde had onzekere inkomsten: ze was voor een deel afhankelijk van subsidies en de inkomsten uit haar activiteiten waren onzeker. Subsidies brachten ook

96

voorwaarden mee waaraan De Kleine Aarde moest voldoen, terwijl De Kleine Aarde juist de vrijheid wilde hebben om haar eigen projecten te ontplooien. Hierin lag ook de paradox: enerzijds het streven naar zelfvoorziening, maar anderzijds was zij afhankelijk voor subsidies om deze onafhankelijkheid te bereiken. Als deep ecology-organisatie, kwam De Kleine Aarde zo in een spagaat tussen zelfstandigheid en de noodzaak tot middelen om haar projecten te bekostigen. Deze paradox lag in haar relatie met de Nederlandse samenleving, die zij enerzijds wilde veranderen, omdat in deze samenleving de wortel lag van het milieuprobleem, maar waar zij anderzijds afhankelijk van was.

Een deep ecology-organisatie in de Nederlandse samenleving

De Kleine Aarde wilde de Nederlandse samenleving voorbereiden op moeilijker tijden. Haar omgeving, de Nederlandse samenleving, was hierbij haar doelgroep. Zoals al beschreven is, meende zij dat in de moderne samenleving de wortel van het milieuprobleem lag. Daarom was het noodzakelijk om deze samenleving te veranderen tot een mens zich weer onderdeel van de natuur zou moeten voelen.

De media-aandacht, de vele bezoekers, het bezoek van minister Trip en koningin Juliana, duidden allemaal op de succesvolle kant van De Kleine Aarde. Zij was unieke organisatie in de samenleving, waardoor streven nog extra waarde kreeg: De Kleine Aarde was de enige organisatie in de Nederlandse samenleving die op deze schaal experimenten deed met milieuvriendelijke technieken en de samenleving hierover wilde informeren.

De strijd voor verandering bracht echter moeilijkheden met zich mee door twee aspecten van De Kleine Aarde. Het eerste was de paradox van het streven naar een nieuwe samenleving, in een situatie waarin het succes van dit streven afhankelijk was van het ministerie en de gemeente. Het tweede aspect dat hiermee samenhing was het soort verandering waar De Kleine Aarde naar streefde. De ontologische switch behelsde niet alleen een ander manier van organiseren van de samenleving, maar een totaal andere manier van denken over het zijn van de mens zelf en het zijn van de natuur (van alles wat leeft).

Deze ontologische switch is behalve een externe strijd van De Kleine Aarde, ook een interne strijd. Met behulp van Heideggers bezinning op de Moderne Tijd (een metafysisch tijdperk dat vanaf Descartes aanvangt) is deze spanning in verandering geanalyseerd. Heidegger kwam tot conclusie dat het zijnde in de Moderne Tijd door de mens is geobjectiveerd. Alleen wat de mens kan denken, zich kan voorstellen, dat is er. Voor al het zijnde, is de mens dus de voorwaarde en het zijnde zelf heeft geen andere waarde dan wat de

97

mens het kan geven. De mens plaatst zich tegenover al het zijnde. Dit beeld zou, als we het denken van De Kleine Aarde doortrekken, moeten wijken voor een ervaring van het zijn met de zijnde en de mens zou zich onderdeel moeten voelen van al het zijnde.

Het probleem van deze verandering waar De Kleine Aarde naar streefde, is dat ook De Kleine Aarde voorgekomen is uit dit denken. De mensen die daar werkten, waren kinderen van hun tijd en bovendien afhankelijk van de samenleving. De strijd voor verandering was ook een interne strijd, zoals Leeflang dat zelf duidde. ‘Een beter milieu begint bij jezelf’, luidde de slogan in de jaren negentig die mensen aan moest zetten tot ander gedrag. De mensen op De Kleine Aarde ondervonden hoe moeilijk het was om deze strijd voor verandering ook met jezelf aan te gaan.

Verandering van de ontologische basis van de samenleving, de uiteindelijke oplossing voor het milieuprobleem, was voor De Kleine Aarde een zware en – zoals tenslotte bleek - onmogelijke strijd. De Kleine Aarde, een deep ecology-organisatie, stond tegenover een samenleving waarin dit denken over het zijn van de zijnden al eeuwen ingesleten was en waarop de hele samenleving zich had georganiseerd. Hoewel De Kleine Aarde doorging met