• No results found

De vrijwilligers en de organisatiestructuur

Hoofdstuk 4 De periode 1972-1977

4.2 De vrijwilligers, de organisatie en de belangrijkst activiteiten

4.2.1 De vrijwilligers en de organisatiestructuur

De organisatie zou grotendeels door vrijwilligers worden gedragen. Daarom is het gezien de vraag van dit hoofdstuk interessant om te kijken wie meewerkten aan het experiment voor de toekomst. Wat was de motivatie van de vrijwilligers om naar De Kleine Aarde te komen en in wat voor organisatie kwamen ze terecht? Het kleine groepje dat op Boxtel begon in 1973 om als vrijwilliger te werken op de Van Cooth-Hoeve was al in hetzelfde jaar uitgegroeid tot een groep van vijfentwintig vrijwilligers. Het waren voornamelijk jongeren naar die naar Boxtel toe kwamen.164 Keizer vertelde wat voor types er naar De Kleine Aarde kwamen:

‘Oh er kwamen nog veel grotere idealistische gekken langs. Op een gegeven moment kwam er een gozer binnen die wou ook meewerken en we hadden meteen al zoiets van: wat heeft hij toch raar haar, wat ziet hij er toch raar uit. Op een gegeven moment werd duidelijk dat die jongen de filosofie had dat je je haar niet moest wassen en ook niet moest kammen. Dat soort mensen. Dus hij had van die koeken op zijn kop.’165

Jaap ’t Hooft werd net als Keizer ook door Leeflangs verhaal geïnspireerd. Als student op de Hoge technische School in Rotterdam las hij het blad Bèta, waar Leeflang schreef over milieukwesties, energieproblemen of over het beroemde boek Silent Spring van Carson. ‘t Hooft was, zoals hij het zelf vertelde in het interview, met allerlei kritische dingen bezig. Hij had meegelopen tijdens de demonstraties tegen de atoombom en later tegen de kerncentrales, deed vervangende dienst bij een energiebedrijf in Amsterdam en kwam daarna terecht in de gezondheid-voedselbeweging166. De eerste ontmoeting met Leeflang was in Haarlem in een centrum voor alternatieve voeding:

‘En die [Leeflang] vertelde waar hij mee bezig was toen hij was begonnen met De Kleine Aarde in Boxtel. Er was een hoop te doen: ideeën van gezonde landbouw, gezond voedsel, goede alternatieve energie, energiebesparing. Toen dacht ik, dat vind ik wel heel interessant, ik ga gewoon een keertje kijken. Zo ver was dat niet. Ik ben erheen gegaan en toen lag daar

164

Op te maken uit interviews en de beelden van de vrijwilligers in het programma van de IKOR (1974) en Een

leefbare wereld is mogelijk. (1976).

165

Interview Henk Keizer. 166

68 zoveel werk te doen, dat ik onmiddellijk als vrijwilliger aan het werk ben gegaan. Bouwen, slopen, dingen maken.’167

Bij ’t Hooft speelden verschillende factoren een rol om zich op De Kleine Aarde te vestigen. Hij was al geïnteresseerd in maatschappelijke zaken, zoals hij vertelde in het interview, en in zaken die te maken hadden met energie en milieu. Maar er waren meer factoren dan het maatschappelijk belang die hem trokken naar Boxtel:

‘Het was ook leuk omdat er hele leuke mensen bij betrokken waren. Hele leuke dames... Dat maakte het ook spannend. En dat je met iets bezig was waarvan ik toen dacht, en nog steeds denk, dat is belangrijk voor de toekomst. Omdat de toekomst, ja toen dacht je aan 2000, dan moet het wel allemaal anders zijn. Terwijl je in de loop van de tijd wel tot de ontdekking komt dat het verrekte langzaam gaat.’168

Bij ’t Hooft speelde de gedachten dat dit het begin was van een verandering ook een rol, het idee dat hij aan het begin stond van iets nieuws. Dat het nieuw was, spannend en anders dan de rest van de samenleving, maakte het voor deze groep aantrekkelijk om zich te vestigen op Boxtel.

Avontuurlijk was het in het begin zeker. De vrijwilligers sliepen in een varkensstal of op de zolder van de woonboerderij. Door de financiële tegenslagen liet een extra verblijf nog op zich wachten, maar in 1974 was het dan zo ver. Dankzij extra giften van donateurs werd er een zogenaamde Biotonhal gebouwd. Deze bestond uit twee slaapzalen voor cursisten, een laboratorium, een werkplaats met machines en een woonruimte voor medewerkers.169 Sommigen kregen later een flat in Boxtel toegewezen, zoals Keizer en de administratieve kracht Henk van der Loo, wat meer privacy gaf. 170

In 1974 schreef een zekere Hans Carlier in het tijdschrift onder de kop vrijwillig, niet vrijblijvend over hoe hij het vrijwilligerswerk ervoer en wat volgens hem de motieven waren van mensen die ernaar toe kwamen. Volgens Carlier ‘duizelde’ het je als vrijwilliger al snel met al die onderwerpen die tijdens een vergadering aan de orde kwamen. De technische en organisatorische problemen werden volgens Carlier gevolgd door financiële zorgen. Als vrijwilliger had je het ook niet al te makkelijk qua financiën en comfort: deze mensen

167

Interview Jaap’t Hooft. 168 Ibidem.

169

1839.100 Huurovereenkomst Biotonhal gemeente. 170

69

moesten rondkomen van een schamele vijftig gulden in de week en sliepen met elkaar op een zolder. Er was weinig privacy en dus geen mogelijkheid om even tot jezelf te komen. 171

Carlier ondervond dat het ook erg moeilijk was om de idealen in praktijk te brengen. Hij zag in de poging tot verandering van de maatschappij een machtsstrijd. Verandering zou volgens deze vrijwilliger wel mogelijk zijn, maar de vraag was wie zich ervoor in wilde zetten om dit te doen. Zo vroeg hij zich af:

‘Wie is er bestand tegen de frustraties die de pogingen tot verandering van een kapitalistische structuur met zich meebrengt?’172

Er waren bovendien nog drie bijkomende problemen die meespeelden bij het vrijwilligersbestaan op de Van Cooth-Hoeve volgens Carlier. Dat was aan de ene kant het gebrek aan geld en het ontoereikende aantal vrijwilligers dat voor langere tijd wilde blijven en aan de andere kant de steeds groter wordende stroom van bezoekers.

Ook constateerde hij dat er verschillende motieven waren om vrijwilliger te worden. Er waren mensen die zochten naar een rustige werksfeer waarbij de persoonlijke inzet weer gewaardeerd zou worden, mensen die zochten naar een andere leefvorm waar sociale contacten meer centraal zouden staan en mensen die een geweldige drang voelden om de strijd aan te gaan met bestaande economische machten. 173

De mensen kwamen met verschillende ideeën naar De Kleine Aarde; sommigen zochten rust, anderen kwamen met idealen die ze dachten in praktijk te kunnen brengen op De Kleine Aarde. Ze wilden een gevecht aangaan met het kapitalistische systeem, maar dit gevecht ging volgens Carlier gepaard met frustraties. De snelle verandering waar ook ’t Hooft op hoopte, bleek uit te blijven. De ideeën van de vrijwilligers moesten ook gestroomlijnd worden met de doelen die Leeflang had opgesteld voor De Kleine Aarde. Dit vergde zou een goede coördinatie, duidelijke praktische doelstellingen, een duidelijk taakverdeling en een goede communicatie.

De organisatiestructuur was als volgt: er was een projectleider, Leeflang, een beheerder, Anke Leeflang, cursusleiders, een tuinder en assistenten die de tuinder kon bijstaan of kon helpen met huishoudelijk werk.174 Het overleg tussen de vrijwilligers geschiedde met

171

1839.59 ‘Vrijwillig, niet vrijblijvend’ De Kleine Aarde 9 (zomer 1974). 172 1839.59 ‘Vrijwillig, niet vrijblijvend’.

173

Ibidem. 174

70

een wekelijkse werkvergadering.175 Al in 1973 werd er geconstateerd dat er een gebrek was aan een duidelijk organisatiestructuur en dat dit aanleiding gaf tot verschillende problemen. Het accountantskantoor Gover had dit al geconstateerd, zagen we in de vorige paragraaf, maar er kwam ook nog kritiek vanuit de organisatie zelf. In 1973 was er een lijst opgesteld met interne organisatieproblemen die tijdens een vergadering waren opgemerkt. Deze problemen kwamen vooral voort uit de onduidelijke organisatiestructuur en uit de verschillende idealen die de vrijwilligers hadden. Idealen over hoe de toekomstige samenleving er uit zou moeten zien en hoe dit bereikt zou moeten worden.

Het eerste punt was dat er geen duidelijke richtlijnen waren voor het aannemen van nieuwe mensen, waardoor het onduidelijk was of hun motivatie en kwaliteiten geschikt waren om op De Kleine Aarde te gaan werken. Daaruit vloeide voort dat het niet duidelijk was of de motivatie van de vrijwilligers overeen zouden komen met de doelstelling van De Kleine Aarde. De motivatievraag zou een bedreiging zijn voor sommige medewerkers, maar zou, volgens de opstellers van de lijst, wel gevraagd moeten worden. Het zou namelijk voor iedereen duidelijk moeten zijn wat de doelstellingen zijn van De Kleine Aarde.

Andere kwesties hadden te doen met de relaties onderling. Er zou een tolerantieprobleem heersen ten opzichte van elkaars ideeën, werktempo, capaciteiten en inzet. Ook was er geen duidelijk taakverdeling voor het voorlichtingswerk, zodat sommigen, zoals Keizer en Leeflang met onevenredig veel werk kwamen te zitten. Een probleem dat hiermee samenhing was dat, mensen vooral bezig waren met hun eigen project en dat er hierdoor onvoldoende onderling contact was. Al deze problemen zouden met een goede coördinator verbeterd kunnen worden, maar een goede leiding om dit uit te voeren ontbrak. De leiding zou bovendien afzonderlijke gesprekken hebben met medewerkers en verzuimen om de hele groep voor te lichten.176

Een bijkomend knelpunt was de scheiding tussen werk en privé; het was niet duidelijk of deze scheiding er moest zijn en in hoeverre deze kon worden doorgevoerd. Als er geen scheiding zou zijn, dan zou iedereen altijd en overal beschikbaar zou moeten zijn en dan zouden er geen bezwaren mogen zijn om privégesprekken te voeren tijdens de werktijden. Als de scheiding er wel zou komen, zou de hele organisatiestructuur moeten worden veranderd, want privé en werk liepen tot dan toe door elkaar. 177

175 1839.246 De Aarde je Leven (1978). 176

Persoonlijk Archief Leeflang: werkgroep De Kleine Aarde. Problemen en punten naar voren gekomen op 15-10-1973.

71

De problemen die hierboven beschreven staan, kwamen ook in de verschillende projecten van De Kleine Aarde naar voren. We zullen nu beginnen met één van de belangrijkste activiteiten te behandelen, namelijk de experimenten op de biologische landbouwmethoden.