• No results found

Een kleine geschiedenis van De Kleine Aarde

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een kleine geschiedenis van De Kleine Aarde"

Copied!
103
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN

Een kleine geschiedenis

van De Kleine Aarde

Het streven naar nieuwe samenleving van een

milieuorganisatie in de periode 1972-1977

Fenna Plaisier 25-3-2013

(2)
(3)

3

‘Als de mens maar weer wat meer mens wordt’

Sietz Leeflang, in het televisieprogramma Een leefbare wereld is mogelijk, 1976

(4)

4

Inhoud

Woord vooraf ...6

Introductie ...7

Doel van het onderzoek ...8

Waarom De Kleine Aarde? ... 10

Een kleine geschiedenis ... 12

Hoofdstuk 1 Het ontstaan van de Kleine Aarde ... 14

1.1 De journalistentijd van Leeflang ... 14

1.2 De Nederlandse samenleving... 18

1.3 Waarom De Kleine Aarde? ... 26

Hoofdstuk 2 Het verlangen naar een nieuwe aarde ... 28

2.1 De Kleine Aarde als nieuw begin ... 28

2.1.1 De stichting ... 28

2.1.2 De eerste ideeën ... 29

2.1.3 Grondgedachten van De Kleine Aarde ... 32

2.1.4 Gedeelde ideeën ... 35

2.2 De Kleine Aarde en de deep ecology-beweging ... 39

2.2.1 Deep ecology ... 39

2.3 Het streven van De Kleine Aarde... 42

Hoofdstuk 3 De Kleine en de Grote Aarde ... 43

3.1 De Kleine Aarde en de Grote Aarde ... 44

3.1.1 Boxtel ... 44

3.1.2 Het bereik van De Kleine Aarde ... 46

3.1.3 Hoog bezoek: de koningin en de minister ... 49

3.1.4 Het tijdschrift ... 51

3.2 De taak der verandering ... 53

3.3 De Kleine Aarde in de Nederlandse samenleving ... 57

Hoofdstuk 4 De periode 1972-1977 ... 59

4.1 De schepping van De Kleine Aarde ... 60

4.1.1 De proefweken in Riethoven ... 60

4.1.2 De start in Boxtel ... 61

4.1.3 Financiën en de “eerste grote tegenvaller” ... 64

(5)

5

4.2.1 De vrijwilligers en de organisatiestructuur ... 67

4.2.2 Biologische tuinieren en de ruzie om de mussen ... 71

4.2.3 Het bolhuisje en de uitbanning van rechtlijnigheid ... 74

4.2.4 De uitbreiding van activiteiten ... 76

4.3 Periode 1975-1977 ... 78

4.3.1 Verschillende idealen ... 78

4.3.2 Financiën ... 82

4.3.3 Reorganisatie en escalatie ... 83

4.4 Een te Kleine Aarde?... 89

Conclusie ... 92

De Kleine Aarde en de oplossing voor het milieuprobleem ... 92

De Kleine Aarde binnen de milieubeweging ... 94

De Kleine Aarde: activiteiten en problemen ... 94

Een deep ecology-organisatie in de Nederlandse samenleving ... 96

Bibliografie ... 99

Archief ... 100

Kranten ... 103

Interviews ... 103

(6)

6

Woord vooraf

‘Wat leuk dat je een scriptie doet over De Kleine Aarde!’, was de veel gehoorde reactie van de mensen die in de jaren zeventig zijn opgegroeid als ik hen vertelde over mijn onderzoek. ‘Maar hoe kom je er bij om daar je scriptie over te doen?’, vroegen velen vervolgens aan mij. Waarom schrijven over een milieuorganisatie die veel van mijn generatiegenoten niet eens meer kennen?

De keuze voor mijn afstudeeronderwerp vloeit voort uit mijn persoonlijke betrokkenheid bij de milieubeweging en mijn interesse voor het ontstaan van deze beweging. De zoektocht naar antwoorden op vragen over het ontstaan van de milieubeweging, over het gevecht voor verandering en over de ideeën binnen de milieubeweging leidden mij naar De Kleine Aarde – een unieke organisatie binnen Nederland waar een gemeenschap zich inzette voor verandering. Ik wilde meer weten over het ontstaan van deze organisatie, over de motieven van mensen om zich aan te sluiten bij de gemeenschap en over de moeizame strijd voor verandering.

Het onderzoek heb ik met veel plezier uitgevoerd. Ik wil in de eerste plaats graag Sietz Leeflang bedanken, de oprichter van De Kleine Aarde, voor de tijd die hij heeft genomen om mijn vragen te beantwoorden en voor het openstellen van zijn eigen archief. Ook wil ik graag Wouter van Dieren bedanken die mij veel heeft kunnen vertellen over de milieubeweging in de jaren zestig en zeventig en over zijn ervaringen met De Kleine Aarde. Mijn dank gaat ook uit naar Henk Keizer en Jaap ‘t Hooft. De mooie verhalen van deze vrijwilligers over hun tijd bij De Kleine Aarde waren niet alleen erg vermakelijk om te horen, maar gaven mij ook waardevolle informatie over het leven op De Kleine Aarde.

(7)

7

Introductie

Op een besneeuwde landweg fietsen bruidegom en bruid richting het dorp naar het gemeentehuis voor de voltrekking van hun huwelijk. Ze ploegen voort door de modder, gevolgd door een sliert mensen die hen vergezellen naar het gemeentehuis. De meesten van de groep zijn midden twintig, hebben lang haar, dragen een versleten spijkerbroek met een stoer jasje en ondanks het winterweer, heeft een aantal een zonnebril op die ook binnen in het gemeentehuis niet afgaat. Een man van rond te veertig met keurig geknipt haar, glad geschoren gezicht en nette kleding steekt af bij de afgesleten spijkerbroeken en wilde haren. Ook de vrouw die naast hem staat, verschilt met haar verzorgde uiterlijk en nette kleding van de andere dames in de groep.

Dit tafereel speelde zich af in de jaren zeventig in Nederland, de tijd van de flower powerbeweging en de hippies, van de Provo en de kabouterbeweging. De tijd waarin verschillende groepen in de samenleving de straat op gingen voor zaken als natuurbescherming, democratie en vrouwenemancipatie. Het bruidspaar en zijn gevolg kwamen van de Van Cooth-Hoeve, een woonboerderij die zich bevond in het boerendorp Boxtel in Noord-Brabant. Zij behoorden tot de woon- en werkgemeenschap De Kleine Aarde. De wat oudere man en vrouw die afstaken bij het geheel waren Sietz Leeflang (1933, -), de oprichter van De Kleine Aarde en zijn vrouw Anke Leeflang. De zojuist beschreven beelden zijn afkomstig van een documentaire die in het jaar 1974 is gemaakt over De Kleine Aarde. Deze documentaire geeft een kijkje in de het dagelijks leven van de mensen die daar werkten. Mensen die gekozen hadden om op een geheel andere wijze te leven dan hun medeburgers en hun dagen doorbrachten in relatief primitieve omstandigheden.

(8)

8

bieden voor de milieucrisis. Deze oplossing lag niet in symptoombestrijding, maar vereiste een fundamentele aanpak die verkwisting van grondstoffen, energie en eiwitten uitsluit door decentralisatie van voorzieningen en door het creëren van een kringloophuishouden.1

Naast het uitvoeren van experimenten zou De Kleine Aarde ook een educatieve functie hebben, om de mensen bewust te maken van de oorzaken en de ernst van het milieuprobleem en ze bekend te maken met alternatieve technieken van het kringloophuishouden. Voor het voorlichtingsgedeelte had Leeflang ook een tijdschrift opgezet, dat ook onder de naam De Kleine Aarde, werd uitgebracht. Op De Kleine Aarde werkten vrijwilligers en enkele vaste medewerkers, waarvan een aantal ook woonde op de Van Cooth-Hoeve. De woon- en werkgemeenschap bestond voornamelijk uit jongeren, zoals de hierboven beschreven beelden al tonen.

Leeflang was weliswaar de oprichter van De Kleine Aarde, maar hij vertrok in de zomer van 1977 door interne conflicten. Teleurgesteld over de samenwerking in de organisatie, besloten hij en zijn vrouw de Van Cooth-Hoeve te verlaten. De Kleine Aarde bleef voortbestaan tot 2010, toen zij vanwege financiële problemen de deuren sloot.2 De periode van Leeflang zal in deze scriptie centraal staan: van de aanloop van de oprichting tot het moment waarop Leeflang geen fiducie meer had in had in de samenwerking met de rest van de medewerkers en voorgoed de deur achter zich dichttrok.

Doel van het onderzoek

Het probleem van milieuvervuiling werd in de jaren zestig en zeventig steeds serieuzer genomen. Uiteindelijk werd er in 1972 zelfs een V.N.-conferentie gehouden in Stockholm over het milieuprobleem, de eerste Earth Summit. De Kleine Aarde paste dan ook in de tijd van toenemende zorg voor het milieu. De opkomst van de milieubeweging in de jaren zestig is een bijzonder verschijnsel. Wereldwijd kwamen mensen in actie om te protesteren tegen verschillende milieuproblemen en –gevaren, zoals vervuiling, verontreiniging of kernproeven. De moderne milieubeweging die zich vanaf de jaren zestig in de gehele westerse wereld manifesteert en tot bloei komt, is een veel besproken en onderzocht fenomeen.3 Veelal wordt het jaar 1962 als begin gezien van de moderne milieubeweging, als Rachel Carson haar beroemde boek Silent Spring publiceert. Het jaar waarin dit onderzoek plaatsvindt, 2012,

1

1839.1 Werkgroep van De Kleine Aarde. Grondgedachten. 2

NOS ‘Ecopark De Kleine Aarde gaat dicht’, http://nos.nl/artikel/197451-ecopark-de-kleine-aarde-gaat-dicht.html, geraadpleegd op 30-01-2013.

3

(9)

9

markeert dus vijftig jaar milieubeweging. Er is in de literatuur veel geschreven over de moderne milieubeweging; over haar karakter, over de veranderingen binnen de milieubeweging in de periode van vijftig jaar, over de verschillende soorten milieuorganisaties en hun strategieën en over de successen en het falen van de beweging. De milieubeweging ontstond uit onvrede over (een onderdeel van) de samenleving en streefde naar verandering van de samenleving. De verschillende onderzoeken over het ontstaan, de strategieën etc. van de milieubeweging, zijn dan ook gericht op het samenspel tussen de samenleving en de milieubeweging en de veranderingen die hierin plaatsvonden.

Ook in Nederland zijn er vanaf de jaren zeventig verschillende publicaties verschenen over de milieubeweging en natuurbescherming in Nederland. De socioloog Egbert Tellegen, zelf ook betrokken bij de Nederlandse milieubeweging, is één van de bekendste wetenschappers in Nederland die veelvuldig over de milieubeweging hebben geschreven. Hij bracht als één van de eerste een bundel uit over de milieubeweging in Nederland onder de naam: Milieu-aktie in Nederland. Zijn laatste boek Groene herfst. Een halve eeuw milieu is tevens het meest recente boek over de milieubeweging in Nederland.4 Dit boek geeft inzicht in de ontwikkeling van de milieubeweging, het karakter van de Nederlandse milieubeweging en het resultaat van vijftig jaar milieuactie in de samenleving.

Deze studie zal geen onderzoek zijn naar de gehele milieubeweging, maar een geschiedenis zijn van De Kleine Aarde. Het milieuprobleem is voor De Kleine Aarde de reden geweest voor oprichting, maar hoe wilde zij dit probleem aanpakken? Welke verandering moest er plaatsvinden in de samenleving om het milieuprobleem op te lossen en wat voor gevolg had deze oplossing voor haar organisatie? Wat voor type organisatie was De Kleine Aarde in de periode 1972-1977 en wat betekende dit voor haar functioneren in de samenleving? Hoe ontwikkelde de organisatie zich, welke conflicten ontstonden er en waarom? Hoe is te verklaren dat Leeflang zich uiteindelijk terugtrok uit De Kleine Aarde?

De bovenstaande vragen zullen allemaal in het onderzoek naar voren komen. Doel is om inzicht te krijgen in hoe De Kleine Aarde het milieuprobleem wilde oplossen, wat deze oplossing betekende voor het type organisatie die zij was, voor de mate waarin zij haar idealen kon verwezenlijken en voor haar relatie met de samenleving. De centrale vraag hierbij is (nog eens samengevat): hoe wilde De Kleine Aarde het milieuprobleem oplossen en wat betekende dit voor het type organisatie dat zij was binnen de milieubeweging, voor de manier waarop zij haar idealen kon verwezenlijken en voor haar relatie met de samenleving?

4

Egbert Tellegen en Jaap Willems ed., Milieu-aktie in Nederland (Amsterdam 1978) en E. Tellegen, Groene

(10)

10

De onderzoeksvraag zal in vier subvragen worden opgedeeld. Om te begrijpen hoe De Kleine Aarde wilde bijdragen aan de oplossing voor het milieuprobleem, zal eerst duidelijk moeten worden waaruit zij is ontstaan. Wat was de reden geweest van haar oprichting en waren er nog andere factoren die meespeelden bij het ontstaan van De Kleine Aarde? Het eerste hoofdstuk zal daarom de volgende vraag beantwoorden: hoe is het ontstaan van De Kleine Aarde te verklaren? Vervolgens zal in hoofdstuk 2 worden gekeken wat voor type organisatie De Kleine Aarde was binnen de milieubeweging door haar doelen en haar grondgedachten te analyseren en te onderzoeken hoe zij deze doelen wilde bereiken. De vraag zal hierbij zijn, wat voor type organisatie was De Kleine Aarde binnen de milieubeweging? Hierbij zal ook duidelijk worden wat voor visie zij had op de samenleving; hoe zij de samenleving waarin ze leefde beschouwde en wat haar ideale samenleving was.

Als duidelijk is wat voor soort organisatie De Kleine Aarde was en wat haar visie was op de samenleving, wordt in het derde hoofdstuk geanalyseerd wat dit bekende voor haar positie in de samenleving. Ook zal worden gekeken naar de wijze waarop De Kleine Aarde de samenleving wilde veranderen en de problemen die dit streven naar verandering met zich meebracht. Om te begrijpen hoe de problemen konden ontstaan, zal er aandacht zijn voor de filosofische achtergrond van haar streven naar verandering. De volgende vraag zal centraal staan: wat was de positie van De Kleine Aarde in de Nederlandse samenleving en kon zij vanuit die positie de veranderingen doorvoeren die in haar idealen besloten lagen?

Hoe De Kleine Aarde haar doelen trachtte te verwezenlijken en in welke mate dat kon, zal in het laatste en tevens meest omvangrijke hoofdstuk worden behandeld. Dit hoofdstuk zal gaan over de ontwikkelingen binnen De Kleine Aarde in de periode 1972-1977. Hierdoor zal duidelijk worden hoe De Kleine Aarde haar ideeën in praktijk probeerde te brengen en welke problemen speelden in de organisatie. De vraag van het vierde hoofdstuk luidt: hoe probeerde De Kleine Aarde haar idealen in praktijk te brengen en welke problemen speelden er in de organisatie? Leeflangs vertrek vormt hierbij ook een belangrijk element, aangezien hij als oprichter een belangrijke rol vervulde en zijn vertrek veelzeggend is over de problemen die speelden binnen De Kleine Aarde.

Waarom De Kleine Aarde?

(11)

11

het hele land, uiteenlopend van radicale protestgroepen tot conservatieve natuurbeschermingscommissies. Deze organisaties hadden tot doel om zich tegen de gevestigde autoriteiten te keren of gebruikten juist de banden met de autoriteiten om hun doel te bereiken. De Kleine Aarde vormde hierop een uitzondering: los van politieke banden en los van protest en demonstratie wilde ze een experiment zijn voor de toekomst. Zij vervulde hiermee een bijzondere rol binnen de milieubeweging, omdat zij zich niet direct richtte tot de politiek of de bescherming van een bepaald gebied op zich nam

Dit voor Nederland unieke verschijnsel is een verhaal op zich. Een verhaal over een ambitieuze man die een organisatie oprichtte die zich toe zou gaan leggen op het ontwikkelen van alternatieve, milieuvriendelijke technologieën en die decentralisatie en zelfvoorziening als richtpunt zou nemen. Het is een verhaal over een woon- en werkgemeenschap die een nieuw element vormde binnen de milieubeweging in Nederland. Een verhaal over mensen die naar de boerderij trokken, ieder met hun eigen ideeën, motivatie en achtergrond, om zich aan te sluiten bij De Kleine Aarde. Maar het is ook een verhaal over teleurstelling en verbittering, die Leeflang uiteindelijk heeft doen besluiten om met zijn vrouw en kinderen de stichting te verlaten, omdat zijn droom daar niet kon worden waargemaakt. Na zijn vertrek veranderde De Kleine Aarde van een centrum waar werd geëxperimenteerd en waar voorlichting plaatsvond, in een centrum dat zich vooral ging richten op voorlichting en educatie.

De jaren zestig en zeventig zullen hier het decor vormen van De Kleine Aarde. Deze tijd was er één van verandering en revolutie. Dit heeft ook weerslag gehad op het type organisatie van De Kleine Aarde en op de mensen die er naar toe trokken om als vrijwilliger te gaan helpen. Door het verhaal van De Kleine Aarde te vertellen, kan duidelijk worden waarom het milieuprobleem als een dergelijk groot probleem werd gezien, waarom Leeflang besloot zijn leven er drastisch voor om te gooien en waarom er mensen besloten in primitieve omstandigheden te gaan werken op de Van Cooth-Hoeve. Ook kan inzichtelijk worden gemaakt wat er mis is gegaan binnen de organisatie waardoor Leeflang besloot te vertrekken.

(12)

12

Een kleine geschiedenis

Voor Tolstoj kon het antwoord op de vraag waarom gebeurtenissen of historische fenomenen hebben plaatsgevonden alleen worden gevonden in de geschiedenis. Zo schreef Isajah Berlin over Tolstojs theorie van de geschiedenis:

‘history, only history, only the sum of the concrete events in time and space – the sum of the actual experience of actual men and women in their relation to one another and to an actual, three-dimensional, empirically experienced, physical environment – this alone contained the truth, the material out of which genuine answers (...) might be constructed.’5

Nu is het niet mijn bedoeling Tolstojs werk als Oorlog en Vrede te evenaren, al is het maar dat de tijd het niet zal toelaten, maar wel om een zo volledig mogelijk beeld te geven van de geschiedenis van De Kleine Aarde. Ervaringen van de mensen zal daarom een centrale plek krijgen binnen mijn onderzoek.

De verklarende kracht van het verhaal, waarin er een plek is voor de het perspectief vanuit de historische actoren, hun ervaring en hun omgeving, kreeg in de jaren tachtig weer voet aan de grond binnen de wetenschap nadat het enkele decennia als “onwetenschappelijk” was bestempeld.6 Zoals al eerder is aangegeven, is dit onderzoek ook een verhaal over De Kleine Aarde en zullen ervaringen van historische actoren een belangrijke rol spelen in de zoektocht naar het antwoord op de hoofdvraag van deze scriptie; ervaringen van Leeflang die de oprichter was, van de twee medewerkers Henk Keizer en Jaap ’t Hooft die op de Van Cooth-Hoeve hebben gewoond en gewerkt en van Wouter van Dieren, die betrokken was bij De Kleine Aarde en al vanaf de jaren zestig een prominent figuur was binnen de milieubeweging.

De keuze voor deze personen is gebaseerd op het streven om verschillende perspectieven van De Kleine Aarde te representeren. Leeflang als oprichter van De Kleine Aarde is een onmisbare bron in het verhaal over de werk- en woongemeenschap. De interviews met ’t Hooft en Keizer bieden een perspectief vanuit de vrijwilligers die op De Kleine Aarde werkten en woonden. Van Dieren was slechts in beperkte mate betrokken bij De Kleine Aarde en biedt zo een wat algemener perspectief vanuit de milieubeweging. Hoewel de geïnterviewden zo elk een eigen verhaal hebben over De Kleine Aarde, moet de lezer

5

Isaiah Berlin, The hedgehog and the fox. An essay on Tolstoy’s view of history (New York 1953) 11. 6

Zie hiervoor bijvoorbeeld: Hayden White, ‘Historicism, History, and the Figurative Imagination’ History and

(13)

13

bewust zijn dat het geen volledige representatie geeft van de vrijwilligers of van de milieubeweging. Het is slechts een perspectief van de geïnterviewde die ons wat vertellen over hun ervaringen. Desalniettemin vormen deze bronnen waardevolle inzichten die in archieven en boeken ontbreken.

Behalve interviews is dit onderzoek gebaseerd op het archief van De Kleine Aarde over de periode 1970-1977 en het archief van het Provinciaal bestuur Brabant, beide archieven zijn gevestigd in het Rijksarchief van Noord- Brabant: het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) in Den Bosch. Hiernaast is het persoonlijke archief van Leeflang geraadpleegd. Het archief van De Kleine Aarde is zeer uitgebreid, geeft gedetailleerde informatie over de organisatie en bood zo de mogelijkheid om diep in de organisatie door te dringen. Zo zijn er documenten over de oprichting van De Kleine Aarde, briefwisselingen, de grondgedachten, de vergaderingen, huurovereenkomsten en financiële overzichten. Ook zijn alle jaargangen van het tijdschrift in de periode 1972-1977 geraadpleegd, waarin veel informatie te vinden is over de ideeën over de samenleving, over het streven van De Kleine Aarde en over de gebeurtenissen op de Van Cooth-Hoeve. Bovendien geeft het tijdschrift weer hoe De Kleine Aarde zichzelf wilde presenteren aan de samenleving. Het archief van Leeflang bevatte veel brieven met steunbetuigingen die De Kleine Aarde ontving, brieven over financiën en krantenknipsels over zijn vertrek bij De Kleine Aarde. Hij heeft niet alleen de lovende brieven bewaard, maar ook documenten waarin kritiek wordt geuit op Leeflang zelf of op de organisatie.

(14)

14

Hoofdstuk 1

Het ontstaan van de Kleine Aarde

‘Als de mens maar weer wat meer mens wordt’, met deze woorden sprak Leeflang zijn hoop uit voor de toekomst.7 Een toekomst waar de mens weer wat meer mens zou zijn. Tevens wordt uit deze woorden duidelijk dat er volgens Leeflang wat ontbrak in de huidige samenleving. Waarom was de mens nu niet genoeg mens en wat moest er veranderen? In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan het ontstaan van De Kleine Aarde om de vraag te beantwoorden: hoe is het ontstaan van De Kleine Aarde te verklaren? De motivatie van Sietz Leeflang als oprichter van de stichting, zal vanzelfsprekend veel aandacht zal krijgen.

De eerste paragraaf zal gaan over de ervaringen van Leeflang als journalist die hem ertoe hadden gebracht De Kleine Aarde op te richten. De tweede paragraaf behandelt de opkomst en ontwikkeling van de milieubeweging in Nederland in de jaren zestig en zeventig. Ook zal er in deze paragraaf aandacht worden besteed aan de invloed van de Amerikaanse milieubeweging. Zo word het ontstaan van De Kleine Aarde in een bredere context geplaatst.

Het interview met Sietz Leeflang in september 2012, de persoonlijke verhalen van en over Leeflang in krantenartikelen en het tijdschrift zijn hiervoor belangrijke bronnen, alsmede de televisieprogramma’s Laten we wel zijn uit 1973 van de NCRV, De Kleine Aarde uit 1974 van de IKOR (een documentaire van 40 minuten over de stichting) en Een Leefbare wereld is mogelijk, een gezamenlijke uitzending van verschillende omroepen ook uit 1976. Voor de beschrijving van de Nederlandse milieubeweging en belangrijke gebeurtenissen in de Amerikaanse milieubeweging is literatuurstudie gedaan.

1.1 De journalistentijd van Leeflang

Leeflang vertelde terugblikkend op zijn leven wanneer voor hem het verhaal van De Kleine Aarde begon. Dat was bij de aanblik van de eerste hoogbouw in Amsterdam eind jaren vijftig. Hij werkte als journalist voor de Amsterdamse krant Het Handelsblad:

‘In Amstelveen moest ik een keer zijn voor de krant omdat daar de eerste bouwkraan van Nederland werd gedemonstreerd en in gebruik [werd] genomen. Daar ben ik toen heen gegaan, in 1959, in die tijd moet het ongeveer zijn geweest. Toen ben ik daar ontzettend van

(15)

15 geschrokken. Dat is heel gek, achteraf kan ik dat ook niet helemaal goed verklaren. Wat idioot. Ik was ook nog niet zo oud, iets van vier-, vijfentwintig denk ik.’8

De aanblik van de nieuwe bouwkraan bezorgde Leeflang slapeloze nachten en zelfs hartkloppingen, vertelde hij in het interview. Hoewel Leeflang niet goed kon verklaren waarom juist deze bouwkraan hem deze schok had bezorgd, groeide deze schok uit tot een bezorgdheid over de technische ontwikkelingen in de wereld. De grootte boezemde hem angst in: een grootte die onmenselijk was en oncontroleerbaar zou worden.

Leeflang vond zichzelf een vreemde eend in de bijt in het journalistieke wereldje. Hij schreef als journalist uitsluitend over wetenschappelijke ontwikkelingen en daarmee was het Handelsblad volgens hem één van de weinige kranten die een wetenschappelijk katern hadden. Het waren spannende tijden op het gebied van wetenschap, vertelde Leeflang. Wat te denken van de ruimtevaart of de ontdekking van het DNA? Ook het thema kernenergie en kernfusie begon in de wetenschap een steeds grotere rol te spelen. Deze ontwikkelingen waren voor Leeflang reden voor grote zorgen; zorgen over de onbeheersbaarheid van bepaalde technieken in de samenleving. Zo vertelde hij in het interview:

‘Nou in die tijd kreeg je ook een poging vanuit de mensen die voorstander waren van kernenergie om dat allemaal te laten zien. En dat begon ook eind jaren vijftig, begin jaren zestig. De eerste conferenties die ik bijwoonde waren uit 57/58. Ik was daar faliekant tegen. Ik dacht dit is een ontwikkeling die we niet de baas kunnen.’9

Ontwikkelingen die de samenleving niet meer kan beheersen, dat was een grote zorg van Leeflang. Ook op het gebied van de economie zag hij monopolies ontstaan; machten, waarvan hij dacht dat die de samenleving zouden gaan beheersen en oncontroleerbaar zouden worden.10 Soms kreeg hij ook te maken met deze machten die zijn artikelen niet konden waarderen:

‘(…) ik heb ook vaak gevechten gevoerd. Niet alleen tegen kernenergie en tegen de gezamenlijke elektriciteitsfabrikanten [ N.V. SEP11], die moesten ook niets van mij hebben,

8

Interview Leeflang – 17 september 2012 te Breskens. 9

Interview Leeflang. 10 Ibidem.

11

(16)

16 maar ik lag ook vaak overhoop met de maatschappij voor geneeskunde [KNMG12] en met de farmaceutische industrie. Ik vond ook in de gehele ontwikkeling van de geneesmiddelenindustrie dingen die ik soms verafschuwde. Nou daar moest je heel voorzichtig mee zijn.’13

De journalistentijd confronteerde hem met de problemen op het gebied van milieu in de samenleving. Problemen die hem, zoals hij zelf in 1973 vertelde aan een journalist van de Haagse Post, ‘niet in de koude kleren [gingen] zitten.’14Ook in het programma van de IKOR in 1974 sprak Leeflang uit dat de tijd als journalist vormend voor hem is geweest. Hij kwam met allerlei technieken en vormen van wetenschappelijk onderzoek in aanraking en kwam tot het besef dat er een grens is van wat er technisch mogelijk is.15

Nadat hij wegging bij het Handelsblad ging hij als wetenschapsvoorlichter bij Philips werken. Ook deze tijd bij Philips had hem inzichten gegeven. Het bedrijfsleven daar ging hem steeds meer tegenstaan, vertelde hij in het programma van de IKOR:

‘De mensen in het bedrijfsleven hebben goede banen en goede salarissen, ze praten veel over milieuzaken gezellig onder een borrel en een sigaret, dan gaan ze naar huis en dan gebeurt er nog niets, dat is een heel leeg bestaan op den duur.’16

In hetzelfde programma liet hij ook weten dat juist deze tijd in het bedrijfsleven hem had doen inzien wat er verkeerd ging in dit bedrijfsleven. Met deze ervaringen kon hij er afstand van doen, vertelde hij, om zijn leven een andere wending te geven.17 De wending die nodig zou moeten zijn voor de samenleving, vertelde Leeflang aan een journalist van de Volkskrant die verslag deed van de opening van de woonboerderij.18

De wending zou niet alleen nodig zijn om de milieuproblemen tegen te gaan. Er scholen nog meer gevaren in de technologische ontwikkelingen. De “vertechnisering” van de samenleving zou zorgen voor een vervreemding bij de mensen, vertelde Leeflang, terugblikkend op de ontwikkeling in zijn denken over de samenleving.19 De automatisering zorgde er voor:

12

Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst. 13

Interview Leeflang. 14

Haagse Post, 22 juni 1972. 15

IKOR, De Kleine Aarde (04-01-1974). 16

IKOR, De Kleine Aarde. 17

Ibidem. 18

Volkskrant, ‘Vriendelijke technologie op Brabantse Boerderij’, 22 juli 1972. 19

(17)

17

‘(…) dat er steeds meer mensen overbodig gemaakt werden, die dus hele nuttige belangrijke functies hadden in de maatschappij waaruit ze ook hun identiteit uit ontleende. En dat werd ze afgenomen heel simpel.’ 20

Behalve dat Leeflang als journalist bij het Handelsblad werkte, was hij ook redacteur van het ingenieursblad Bèta. Hierin schreef hij over het verloren gaan van kennis van ambachten die door automatisering uit de gratie raakten, over kernenergie, kernfusie en allerlei andere technologische ontwikkelen. Hij vertelde in het interview dat hij ook eens een oproep had gedaan in Bèta om de kennis van ambachten vast te houden, omdat de mens geen idee meer had van hoe de technologie werkte en er geen invloed meer op zou hebben. 21 Deze zorgen over de voortgang van technologische ontwikkelingen en het verlies van invloed, speelde ook een rol bij de oprichting van de stichting, vertelde Leeflang in het interview:

Die ambachtelijke kant, of eigenlijk technische kant die je graag ook wel een beetje wil beheersen, dat je nog een klein beetje weet wat je doet. Dat is iets wat we ook hebben geprobeerd destijds toen we de stichting De Jonge Onderzoekers hadden opgericht. (…) Gewoon op die manier kunnen we misschien nog zo ver komen dat we de dingen nog steeds blijven begrijpen hoe ze werken, dat we ze kunnen beheersen. Maar ik had het gevoel nog even en we beheersen het niet meer (…)’

(18)

18

Leeflang stond hierin echter niet alleen. De jaren zestig was een tijd waarin meer mensen zich afkeerden van de moderne industriële samenleving. De keerzijde van de grote economische groei en de technologische ontwikkelingen riep bij groepen in de samenleving, vooral in de westerse wereld, weerstand op. Zo waren er in Amerika al hevige protesten tegen kernenergie, vervuiling van grondwater en het gebruik van pesticide.22 Ook in Nederland waren er groepen die in opstand kwamen tegen industriële ontwikkelingen en de vervuiling van bedrijven. De ideeën van Leeflang moeten daarom ook geplaatst worden in een bredere context: de internationale milieubeweging en de Nederlandse samenleving.

Deze context is belangrijk om te begrijpen dat Leeflangs ervaringen niet op zichzelf stonden. Daarom zal er aandacht zijn voor de Nederlandse milieubeweging en de invloed van de Amerikaanse milieubeweging, omdat zo twee dingen duidelijk worden: ten eerste wat voor gebeurtenissen en ontwikkelingen aanleiding gaven tot een tegenbeweging en ten tweede hoe De Kleine Aarde hierin paste. Ik kies hier voor de Amerikaanse milieubeweging, omdat de gebeurtenissen die daar toen plaatsvonden op het gebied van milieuprotest de veel aandacht kreeg in Nederland.23

1.2 De Nederlandse samenleving

De eerste natuurorganisatie in Nederland was de Nederlandse Vereniging tot bescherming van vogels die in 1899 werd opgericht. Een paar jaar later in 1905 volgde de Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten.24 Deze organisaties hielden zich bezig met de bescherming van natuur en natuurstudie. Ze hadden een apolitiek en elitair karakter, waren er niet op uit de samenleving te veranderen en kenmerkten zich door de afwezigheid van een uitgesproken maatschappijkritische ideologie. Hun strategie beperkte zich tot het aankopen van natuurterreinen.25

In de jaren zestig veranderde de strategie en het karakter van de milieubeweging. Deze jaren kenmerkten zich door verzet tegen de autoriteiten. Dit uitte zich ook binnen de milieubeweging. Groepen keerden zich vanaf die tijd af tegen de lokale of nationale autoriteiten om natuurverontreiniging of – afbraak tegen te gaan. Er werden in de jaren zestig

22

Thomas R. Wellock, Preserving the nation: the conservation and the environmental movements, 1870-2000 (Illinois 2007) 157-175.

23

Tellegen, Groene herfst. Een halve eeuw milieu, 11. 24

Egbert Tellegen, Milieubeweging (Utrecht 1983) 26. 25

Hein-Anton van der Heide, ‘Van kleinschalig utopisme naar postgiro-activisme? De milieubeweging jaren 1970-1990’ in: J.W. Duyvendak (ed.), Tussen verbeelding en macht. 25 jaar nieuwe sociale bewegingen in

(19)

19

voornamelijk ad hoc organisaties opgericht: deze organisaties hadden als doel om één bepaalde ontwikkeling tegen te houden en waren veelal regionaal georiënteerd. Aanleidingen waren plannen in de waterhuishouding die volgens de groepen negatieve gevolgen zouden hebben voor het milieu; de opkomst van grootschalige landbouw en de daarbij horende ruilverkaveling die verregaande gevolgen had voor het landschap; de komst van industrieën die een zware belasting vormden voor het milieu en de afbraak van stadsdelen en natuurgebieden voor de aanleg van (snel)wegen. 26

Het verzet tegen de autoriteiten concentreerde zich vooral op ruimtelijke ordening en het verkeer en vervoer, omdat de gevolgen van de groei zichtbaar werd in de directe woon- en werkomgeving van de bevolking. Zo leidden de economische groei en bevolkingsgroei in de jaren zestig tot de bouw van nieuwbouwwijken en nam de hoogbouw snel toe. Stadsplannen om snelwegen dwars door de binnensteden te laten gaan, om kantoren, banken en enorme hotels te bouwen, waren vele burgers een doorn in het oog. De stadsplannen leidden tot verschillende protesten van mensen die bang waren dat hun vertrouwde omgeving in rap tempo weggevaagd zou worden.27

Wouter van Dieren die zelf actief was binnen de Amsterdamse provobeweging die in 1965 werd opgericht, vertelde over zijn ervaring in Amsterdam in de tijd van stadsvernieuwingen:

‘Je zag ook dat alles wat je dierbaar was in je omgeving werd vernield. Dingen die mooi waren, hups weg ermee. Er werd ongelooflijk veel gesloopt in die tijd, hele mooie dingen. Het was ook een greep van mensen zonder smaak en zonder historisch bewustzijn. En met name omdat wij zo in die stad ingeburgerd waren, zag je heel snel al de greep van moderne stedenbouwers op de stad en je wist dat gaat mis.’28

Een waardevol inzicht in de aard van stedelijk protest geeft de bundel Protest en Beweging uit 1970 dat is uitgegeven door Studium Generale Rotterdam naar aanleiding van een discussiedag. Het centrale thema was ‘het hedendaags protest, de noodzaak tot sociale veranderingen en de middelen die daartoe kunnen leiden.’29

Een discussiedag over de protesten in eigen land geeft al aan dat het toegenomen verzet en de opkomst van de

26

Tellegen, Milieubeweging, 23-28. 27

Eisse Kalk, ‘verkeerd verkeer en ruimtelijke ordening’ 62-66 en Mea Blazers, ‘bouw-es-wat-anders’ 100-103, in: Milieu-aktie in Nederland.

28 Interview Wouter van Dieren – 8 oktober 2012 te Amsterdam. 29

(20)

20

tegenbeweging niet onopgemerkt waren gebleven. Jaap van Vuure schreef in het openingsartikel: ‘De roep om inspraak, democratisering, zeggenschap, herstructurering, meer welzijn, kortom de roep om ingrijpende sociale veranderingen, wordt alom gehoord’30

Professor W. Albeda citeerde in zijn stuk over milieuverontreiniging in Rotterdam een stuk uit het Rotterdamse huis-aan-huis blad De Havenloods. Het stuk was een “meesterlijk”31 en met sarcasme doorwrocht verhaaltje over het milieubeleid van de burgermeester van Rotterdam:

‘Stelt u eens voor, een ritje door Rotterdam over 10 jaar. Dan zegt hij [de reisleider]: “Dames en Heren, we rijden momenteel over de E 10 en we zullen over ongeveer 5 minuten bij de Moerdijkbrug zijn. Ik heb dus nog wel even tijd om te vertellen waar we vandaag een uitstapje naar maken, Rotterdam. Ongeveer 10 jaren geleden liet het zich al aanzien dat Rotterdam grote mogelijkheden in zich had om uit te groeien tot één van de grootste, zo niet de grootste handels- en industriesteden van de wereld. De enige moeilijkheden toen waren groepen jongelui en ook zelfs ouderen die nogal wat kabaal maakten over begrippen als “luchtverontreiniging, de leefbaarheid, enz.” Gelukkig voor Rotterdam en de Nederlandse economie heeft de krachtige burgemeester Thomassen, niet teveel aandacht besteed aan deze onrustzaaiers en mede dankzij deze inspirerende persoonlijkheid is Rotterdam thans een prachtige stad met de modernste fabrieken, raffinaderijen enz. En dat is de reden, dat wij dit jaar Rotterdam hebben uitgekozen voor ons uitstapje. We naderen de demarkatie en ik zou u allemaal vriendelijk willen verzoeken het vakje onder uw stoel te openen en uw zuurstofmasker op te zetten. (…) De weg waarop we thans rijden behoort reeds tot de agglomeratie Rotterdam en als u om zich heen kijkt, zal het eerste verschil met uw woonplaats waarschijnlijk reeds zijn opgevallen. Namelijk het ontbreken van vogels. De agglomeratie Rotterdam is er als eerste industriegebied in de wereld in geslaagd, om deze, voor de industrie volstrekt nutteloze, diersoort, uit de omgeving te weren.’32

De schrijver van het stuk laat met de nodige humor zien hoe het beleid van de burgemeester zou leiden tot grote milieuschade in de toekomst. Het protest leefde, de mensen schreven, gingen de straat op, discussieerden over de betekenis van protesten en over de ontwikkelingen in de samenleving die dit protest teweeg had gebracht. De eigen tijd werd ervaren als een tijd van protest en beweging. Dat het verhaal in het huis-aan-huisblad in Rotterdam stond, geeft

30

Jaap van Vuure, ‘Plaats en betekenis van protest’ Protest en beweging, 9. 31

Het predicaat “meesterlijk” gaf W. Albeda zelf.

(21)

21

ook aan dat het probleem van luchtvervuiling en verontreiniging breed onder de bevolking bekend was.

Voorbeelden van protest in de steden, waren de protesten tegen de industrialisatie in de grote steden Rotterdam en Amsterdam. In het begin van de jaren zestig waren er plannen van de gemeente Rotterdam om het haven- en industrieterrein uit te breiden. Hiertegen kwam het in 1960 opgerichte Instituut voor Natuurbeschermingseducatie (IVN) in opstand; binnen het gebied van uitbreiding viel namelijk het beschermde natuurgebied de Beer. Hoewel het IVN niet kon tegenhouden dat de Beer werd opgeofferd voor de uitbreiding, werd er wel een demarcatielijn neergezet om verdere uitbreiding te voorkomen.33

In Amsterdam werden er plannen gemaakt voor de vestiging van de zwavelkoolstoffabriek Progil. Hieruit volgde massaal protest waarbij verschillende groepen en wetenschappers zich aansloten. Zo werd De Aktiegroep Osdorp tegen Progil opgezet, ontstond er een Comité tegen de vestiging van Progil en deden bestaande groepen als de Lastige Amsterdammers die vanaf 1966 bestond mee aan de actie. In het Comité nam ook Leeflang plaats met drie anderen: Jan Willem Copius Peereboom (verbonden aan de Universiteit van Amsterdam), Jos Wibaut (vroegere verzetsstrijder en maatschappelijk werkster) en Saar Boerlage van de Pacifistische Socialistische Partij (PSP).34 Het verzet was succesvol, de gemeente besloot om van het plan af te zien en de koolstoffabriek zou er niet komen.

Door de versnelde industrialisatie in de naoorlogse periode, waren er op verschillende plekken een dermate hoge luchtverontreiniging ontstaan dat burgers dit als een overlast gingen ervaren. In Vlaardingen, waar de bewoners last ondervonden van de luchtvervuiling door Shell en een kunstmestfabriek, ging een groep van negen man over tot de oprichting van de Vereniging tegen luchtverontreiniging in en om het Nieuwe Watergebied (VTL). De directe aanleiding was het plan om een nieuwe fabriek te bouwen in de omgeving. Na een brand bij de kunstmestfabriek in het jaar van de oprichting van de vereniging,1963, groeide het aantal leden in snel tempo.35

In het noorden maakten burgers zich druk om de bescherming van de Waddenzee. Plannen om de Waddenzee in te polderen, bracht de zestienjarige Kees Wevers in 1965 ertoe de Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee op te richten. Het protest tegen de inpoldering kreeg landelijke bekendheid en verschillende groepen namen deel aan het protest;

33

Wim van Noort, Bevlogen bewegingen, 197-200. 34

Archief van IISG: http://www.iisg.nl/archives/en/files/w/ARCH01935.php, interview Leeflang en interview Van Dieren.

35

(22)

22

van jeugdbonden die kwamen protesteren tot biologen, fysisch-geografen en oceanografen die in 1965 de Werkgroep Waddenzee vormden.36

Het bovenstaande is slechts een greep uit de vele protesten die waren georganiseerd vanuit buurtwijken, dorpen en steden, tot regionale gebieden. Acties tegen bodemvervuiling in de buurt, waterverontreiniging, geluidsoverlast en de uitbreiding van Schiphol, stadplannen, ruilverkaveling en aantasting van het landschap door (woning)bouw en industrie.37 Deze diverse actiegroepen hadden niet het doel om “het milieu” te redden. Zij ontstonden als een reactie op één specifiek probleem, zonder dat zij het gehele milieuprobleem direct aan de kaak stelden. Vooral in de tijd na 1965 nam dat aantal toe. De provobeweging die in 1965 werd opgericht was hierbij een belangrijke factor. Frits Groeneveld, journalist van het NRC Handelsblad, meende terugkijkend op die tijd dat de tweede helft van de jaren zestig een keerpunt vormde in de milieubeweging:

‘Wil men in de Nederlandse natuurhistorie keerpunten aanwijzen, dan zijn die waarschijnlijk te vinden in het midden van de jaren zestig (…). De verloedering van de natuur en de achteruitgang van milieukomponten lucht, water en bodem, werden in die periode bij Provo’s en kabouters aanknopingspunten voor hun maatschappijkritiek.’38

Ook Leeflang merkte op dat er bij de Provo veel aandacht was voor milieu:

‘Ik zat in Amsterdam midden in de tijd dat de Provo’s begonnen natuurlijk, daar was ook belangstelling voor biologische landbouw, kleine voedingswinkeltjes en noem maar op.’39

Het milieuprotest groeide vanaf halverwege de jaren zestig tot een steeds sterker wordende milieubeweging, hoewel het woord milieu nog maar weinig viel in deze tijd.40 Bij het milieuprotest ging het vooral om verontreiniging en afbraak van de natuur en van historie waar groepen tegen in opstand kwamen. Bovendien waren ze veelal lokaal georganiseerd.

In het begin van de jaren zeventig veranderde dit echter. De milieubeweging maakte

36

Ibidem, 197-199. 37

Zie hiervoor de bundel Milieu-aktie in Nederland. Deze bundel bevat artikelen over allerlei vormen van actievoeren binnen de milieubeweging en over het ontstaan van milieuorganisaties in de jaren zestig en zeventig. 38 Frits Groenveld, ‘van natuurbescherming tot milieudefensie’, in: Tellegen en Willems ed., Milieu-aktie, 13. 39

Interview Leeflang. 40

(23)

23

een bloei door: ze werd groter, radicaler en institutionaliseerde.41 Er ontstonden organisaties die een bredere maatschappijkritische ideologie hadden. Een voorbeeld was de kabouterbeweging die in 1969 werd opgericht door Roel van Duyn, van de inmiddels opgeheven provobeweging, en door Robert Jasper Grootveld. De kabouterbeweging zette zich in voor zorg voor de natuur en richtte zich tegen het consumentisme. In 1970 werd de organisatie Aktie Strohalm opgericht die de milieuproblematiek verbond met economische groei.42 De groep organiseerde in oktober 1970 een “Landelijke week voor de Aarde”, dit in navolging van Earth Day in Amerika (waarover later in de deze paragraaf meer).

Het bekende rapport van de Club van Rome, Limits to Growth, had ook een belangrijke rol gespeeld in de groei van de milieubeweging. De Club van Rome bestond uit een groep particulieren uit alle werelddelen die zich hadden verenigd uit zorgen voor de problemen voor de toekomst van de aarde. Zij vroegen een groep wetenschappers aan het Massachusetts Institute of Technology (MIT) een studie te maken van de trends en wisselwerkingen van een beperkt aantal factoren dat de samenleving op de aarde zouden bedreigen. Dit onderzoek had als doel: ‘het bepalen van de fysieke grenzen en beperkingen die aan de vermenigvuldiging van mens en materiële activiteit op onze planeet gesteld zijn.’43 Het onderzoek was gedaan met een computer, een unicum in die tijd, en de conclusies leverden geschokte reacties op. Het rapport voorspelde de ineenstorting van de aarde als de groeitrends in wereldbevolking, industrialisatie, vervuiling, voedselproductie en uitputting van de natuurlijke hulpbronnen onveranderd door zouden zetten.44 Voor het rapport officieel werd gepubliceerd, in 1972, was het concept rapport al uitgelekt in Nederland. Het riep veel reacties op in de media. Koppen als ‘Verkwisting van grondstoffen’, ‘Roofbouw’ en ‘Signalement dodelijk afschuifsysteem’ verschenen in de kranten.45

Het NRC Handelsblad kopte als eerste op 31 augustus 1971 met ‘Ramp bedreigt de wereld’.46

Van Dieren vertelde hoe het conceptrapport een golf van media-aandacht teweeg bracht. Hij was zelf in Amerika geweest, had de computer gezien waarmee het onderzoek was uitgevoerd en bracht een concept rapport mee naar huis. Het conceptrapport werd in opdracht

41

Wim van Noort, Bevlogen bewegingen, 200-205. 42

Hein-Anton van der Heide, ‘Van kleinschalig utopisme naar postgiro-activisme?’, 83 -84. 43

Dennis Meadows (vertaald door C. J. F. Böttcher), Rapport van Rome. De grenzen aan de groei (Utrecht 1972), 9.

44

Meadows, De grenzen aan de groei, 27-28, 187-191. 45

Koninklijke bibliotheek. Historische kranten,

http://kranten.kb.nl/results/index/facet/periode/value/2%2F20e_eeuw%2F1970-1979%2F1971%2F, geraadpleegd op 30-11-2012.

46

NRC Handelsblad, ‘De Club van Rome: Grenzen aan de groei’, 1972

(24)

24

van de Club van Rome vertaald in het Nederland. Hierna stuurde Van Dieren het vertaalde concept naar alle media:

‘Wat ik heb gedaan, ik heb dat stuk gekopieerd in honderdvoud met overal confidential, not for publication, not to tell. Je weet wat er dan gebeurd, dan gaat er een ruis ontstaan.(…) een ruis van hier komt iets: conspiracy to end the world, to predict the end of the world. Dat hebben we zo gelaten tot het hele systeem ruiste van: “wat is dit?” En toen hebben we de bom laten barsten. Begin september via een artikel op de voorpagina van de NRC en dezelfde dag in De Haagse Post onder de titel “Apocalyps op afbetaling”. Toen explodeerde de boel in de media. Het was binnen 24 uur een heksenketel. Alle televisieprogramma’s, de Kamer stond op zijn kop, toespraken in de Kamer, “de wereld gaat te gronde!”’

In één klap leek het milieuprobleem een wereldprobleem geworden. Niet alleen vervuiling dreigde, maar de uitputting van de aarde zou leiden tot chaos in de wereld en de ineenstorting van samenlevingen. Hongersnoden, natuurrampen en oorlogen zouden elkaar opvolgen als de mens op dezelfde voet door zou leven.47 De noodzaak om tot verandering te komen werd met dit rapport des te urgenter, niets minder dan het voortbestaan van de aarde stond immers op het spel.

De erkenning in het begin van de jaren zeventig dat het milieuprobleem geen grenzen kent is misschien wel het duidelijkste waarneembaar in de eerste milieuconferentie gehouden door de V.N. in 1972 in Stockholm. De zogeheten Earth Summit was een bevestiging dat ook in de politiek het milieuprobleem serieus werd genomen en als een wereldwijd probleem werd gezien.48 Het was juist in dit jaar dat De Kleine Aarde werd opgericht, te midden van de ophef over het Rapport van Rome, de groeiende verontwaardiging onder de bevolking over vervuiling en verontreiniging en de internationale erkenning van het milieuprobleem.

Toch was er in de wetenschappelijke wereld al wel eerder een besef van het milieuprobleem als een probleem van een ecosysteem waarin alles met elkaar in verbinding staat; één verandering of probleem in een element van dat systeem, heeft gevolgen voor het geheel van het systeem. De belangrijkste persoon die dit inzicht wereldwijd bekend heeft gemaakt was Rachel Carson met haar boek Silent Spring uit 1962. Dit boek dat in Nederland in 1964 werd uitgegeven onder de naam Dode Lente, werd een bestseller in vele landen.49 Het

47

Meadows, Grenzen aan de Groei, 181-191. 48

United Nations Environment Programme, ‘Stockholm 1972’,

http://www.unep.org/Documents.Multilingual/Default.asp?DocumentID=97, geraadpleegd op 10-12-2012. 49

(25)

25

had een enorme impact in de gehele wereld en wordt traditioneel gezien als het begin van de moderne milieubeweging.50 Carson beschreef hoe het grootschalig gebruik van pesticiden in de landbouw een gevolg was van de introductie van grote percelen met monoculturen en ze beschreef hoe deze pesticiden in de voedselketen terecht kwamen en uiteindelijk schade toebrachten aan het gehele ecosysteem, tot aan de mens toe. 51

Silent Spring had er vooral aan bijgedragen dat het milieuprobleem ook buiten de natuurwetenschap bekend zou worden. Carsons boek is daarom ook van grote betekenis geweest voor de milieubeweging, ook in Nederland. Dit zien we bijvoorbeeld nog terug in de Rachel-Carson milieuprijs, een prijs die jaarlijks wordt uitgereikt aan een student voor zijn of haar scriptie op het gebied van milieu of duurzaamheid.52 Ook Leeflang schreef in het blad Bèta over Carson, vertelde Jaap’t Hooft in het interview met hem in 2012.53

Earth Day dat in de V.S. werd gehouden had ook een duidelijke impact. Earth Day was het initiatief van senator Nelson Gaylord en vond plaats op 22 april 1970. Er deden 20 miljoen mensen mee aan een demonstratie tegen de milieuvervuiling. Deze dag bracht verschillende milieugroeperingen bij elkaar en stimuleerde het besef dat de verschillende soorten vervuiling in de natuur, gestaltes waren van één onderliggend probleem, namelijk de verregaande greep van de techniek op de natuur.54 In Nederland kreeg Earth Day navolging in de Week van de Aarde, georganiseerd door Actie Strohalm. Deze demonstratie van Actie Strohalm maakt duidelijk dat het milieuprobleem als een probleem van de hele aarde werd gezien. De milieubeweging kreeg ook in Nederland een meer georganiseerd karakter: naast verschillende lokale milieugroepen werden er begin jaren zeventig ook nationale organisatie werden opgericht. In 1972 werden Vereniging Milieudefensie, Stichting Natuur en Milieu en De Kleine Aarde opgericht.55 Deze organisaties waren maatschappij kritisch en nationaal of internationaal georiënteerd.

Zowel in Nederland als internationaal kwam er steeds meer aandacht voor het milieuprobleem. Aandacht die werd aangewakkerd door toegenomen ongerustheid over de verontreiniging in de buurt, door wetenschappelijke publicaties als die van Carson en door

samenwerking met het academisch cultureel centrum: http://www.nrc.nl/wetenschap/2012/10/04/25-boeken-over-wetenschap-die-je-gelezen-moet-hebben/, geraadpleegde op 10-12-2012.

50

Tellegen, Groene herfst, 27. 51

Rachel Carson, Silent Spring (New York 1962), 16-24. 52

VVM Netwerk van milieuprofessionals, Rachel Carson Milieuscriptieprijs 2012, http://www.vvm.info/main.php?id=754, geraadpleegd op 04-03-2012.

53

Interview Jaap’t Hooft – 4 oktober 2012 te Utrecht. 54

Wellock, Preserving the nation: conservation and environmental movements 1870 – 2000, 163-170 en Gaylord Nelson and earth day, http://www.nelsonearthday.net/earth-day/start.htm, geraadpleegde op 10-12-2012.

55

(26)

26

ongeruste politici als Gaylord Nelson. De aandacht werd versterkt door de grootse manifestaties van protest als Earth Day, maar ook door protesten dichter bij huis zoals het protest tegen Progil.

1.3 Waarom De Kleine Aarde?

De vraag waarmee dit hoofdstuk werd begonnen was hoe we de oprichting van De Kleine Aarde kunnen verklaren. Hierbij is aandacht besteed aan de volgende factoren: Leeflangs persoonlijke ervaringen, de Nederlandse context en de internationale milieubeweging. Bij de internationale milieubeweging heb ik mij voornamelijk beperkt tot de Amerikaanse gebeurtenissen.

Allereerst moeten we voor een verklaring kijken naar het persoonlijke leven van Leeflang. Zijn ervaringen hebben uiteindelijk geleid tot de oprichting van De Kleine Aarde. Leeflang heeft in zijn journalistentijd en in zijn tijd bij Philips ontdekkingen gedaan over de samenleving waar hij leefde die hem angst inboezemde. Wat hierin vooral naar buiten komt is de angst dat de mensen ontwikkelingen die door nieuwe technieken zijn ingezet niet meer onder controle kunnen houden.

Vanuit Leeflangs perspectief kunnen er drie lijnen worden getrokken die het ontstaan van De Kleine Aarde verklaren. Ten eerste werd de samenleving gedreven door technologische ontwikkelingen en economische groei. Dit leidde tot de vertechnisering van de samenleving om economische groei veilig te stellen. Ten tweede leidde de vertechnisering van de samenleving tot vervreemding van de mens van zichzelf en zijn omgeving. Deze vervreemding had op haar beurt weer geleid tot milieuvervuiling en identiteitsproblemen van de mens. Wat zou de mens nog meer zijn dan een nummer? Ten derde zou de samenleving worden beheerst door machten die zij in de toekomst niet meer onder controle zou hebben. Om dit te veranderen zou een structurele verandering nodig zijn. De noodzaak tot verandering die in de drie lijnen uiteen zijn gezet werd gevoed door een angst dat zonder verandering, de samenleving onbeheersbaar zou worden. De noodzaak om ‘iets’ doen heeft Leeflang duidelijk moeten voelen. Hij had gevechten gevoerd als journalist tegen machten, zoals hij het zelf noemde, en gezien hoe de samenleving steeds meer in de greep kwam van consumptie en techniek.

(27)

27

veelal regionaal georiënteerd waren en vaak gericht waren op één specifiek probleem, zoals luchtvervuiling, bodemverontreiniging of bescherming van een natuurgebied zoals de Waddenzee. Deze organisaties waren maatschappijkritisch, maar hadden nog niet “het systeem” of “de moderne samenleving” als object van kritiek.

Dit was wel het geval in het begin van de jaren zeventig. Het boek uit het begin van de jaren zestig Silent Spring had in Amerika een grote invloed gehad: Carsons inzicht dat vervuiling een “chain of evil” was, werd wereldwijd bekend. Het hele ecosysteem ondervond gevolgen van vervuiling, tot en met de mens zelf. De mens zelf was ook onderdeel van het ecosysteem en stond hier niet boven. Dit was een tweede inzicht dat Carson gaf in haar boek. Het boek werd populair, ook in Nederland en wordt tot op de dag van vandaag een als een van de belangrijkste wetenschappelijke publicaties gezien.

Andere grote gebeurtenissen als Earth Day, die ook in Nederland navolging kreeg in een week van de Aarde, en de publicatie van Limits to Growth, gaven de urgentie van het milieuprobleem extra kracht. Het werd duidelijk dat het milieuprobleem een probleem was dat geen landsgrenzen kende en een onderdeel was van de moderne westerse samenleving. Limits to Growth schetste een zeer somber scenario voor het leven op aarde dat, als de mens op dezelfde wijze zou voortleven, zou vervallen in chaos en zelfs in vernietiging: het “einde van de aarde” was voorspeld.

(28)

28

Hoofdstuk 2

Het verlangen naar een nieuwe aarde

Het jaar 1972 werd De Kleine Aarde opgericht. In hetzelfde jaar vond het eerste V.N. milieucongres plaats in Stockholm, werd het rapport Limits to Growth van de Club van Rome gepubliceerd en verscheen het document A Blueprint for Survival in het tijdschrift The Ecologist in Engeland. Het laatste was een blauwdruk voor een nieuwe samenleving die gebaseerd was op een harmonieus samenleven van mens en natuur. Drie gebeurtenissen die voor de internationale milieubeweging belangrijk waren en ook invloed hebben gehad op De Klein Aarde. Leeflangs ervaring en de context van de Nederlandse samenleving culmineerden uiteindelijk in de oprichting van de proeftuin De Kleine Aarde.

Zoals de titel van dit hoofdstuk al aangeeft, verlangde De Kleine Aarde naar een nieuwe aarde. Er zou een andere samenleving moeten komen om het milieuprobleem aan te gaan. Dit verlangen maakte De Kleine Aarde een speciaal soort organisatie. Wat voor type organisatie zij was binnen de milieubeweging, zal in dit hoofdstuk worden geanalyseerd aan de hand van haar doelen en grondgedachten. De vraag van dit hoofdstuk zal zijn: wat voor type organisatie was De Kleine Aarde binnen de milieubeweging?

In de eerste paragraaf zal eerst het doel van de stichting worden uiteengezet, waarna kan worden ingegaan op de grondgedachten waarop deze doelen waren gebaseerd. Hierna zal worden geanalyseerd hoe deze grondgedachten samenhangen met andere documenten en ideeën in de milieubeweging. Hierdoor wordt duidelijk waarop deze grondgedachten waren geïnspireerd. Na de analyse van de grondgedachten, zal in de tweede paragraaf De Kleine Aarde worden geplaatst binnen de milieubeweging, om zo te bepalen welk type organisatie De Kleine Aarde was.

2.1 De Kleine Aarde als nieuw begin

2.1.1 De stichting

Voor ik mij begeef op het terrein van de ideologie en filosofie waarop De Kleine Aarde is gebaseerd, zal ik eerst uiteenzetten hoe de stichting in elkaar zat. Later zal uitgebreider worden ingegaan op de doelen en strategieën van de stichting.

(29)

29

Noord-Brabant”. De stichting werd op 21 maart 1972 opgericht in Riethoven, de woonplaats van Leeflang. Het doel van de stichting was:

‘De zelfwerkzaamheid bij de jeugd aan te moedigen op het gebied van land- en tuinbouw en belangstelling te wekken voor de hiermee samenhangende milieukundige consequenties.’56

De stichting wilde met onderzoeksweken jongeren bekend maken met de land- en tuinbouw en een alternatief bieden voor het reguliere onderwijs waarin, volgen Leeflang, milieu en landbouw in hun onderlinge samenhang nauwelijks aan bod kwamen. De stichting had dus een educatieve missie om jongeren weer bekend te maken met de land- en tuinbouw en de milieuproblematiek die zich hierin voordeed.

De Kleine Aarde ging van start op 21 juni 1972, met het uitkomen van het eerste nummer van het tijdschrift De Kleine Aarde. De werkgroep De Kleine Aarde zou zich in Boxtel gaan toeleggen op onderzoek en experiment op het gebied van voeding, energie, bouwtechnieken, alternatieve manieren van warmteopwekking, kringloop landbouw en diervriendelijke veehouderij. De nadruk kwam hier dus te liggen op experiment en onderzoek. Leeflang was de hoofdredacteur van het tijdschrift De Kleine Aarde. Hierin stonden allerlei artikelen die te doen hadden met de activiteiten van de werkgroep, zoals voeding en landbouw.57 De naam De Kleine Aarde verving al snel de naam De Jonge Onderzoeker Proeftuin Noord-Brabant.58

De stichting had daarmee twee doelen: een educatief doel en een onderzoeksdoel. Op Boxtel werden er cursusweken gegeven om mensen, en vooral jongeren, weer dichter bij de natuur te brengen, lezingen gegeven over allerlei onderwerpen, artikelen geschreven en experimenten gedaan op het gebied van kringloophuishouden. Er was een moestuin waarin werd geëxperimenteerd met biologische en biodynamische groente- en fruitteelt, er werden allerlei apparaten en voorzieningen gebouwd zoals een windmolen, een kringloophuisje en een methaangistinstallatie.

2.1.2 De eerste ideeën

In november 1970 schreef de heer Oudemans van de landelijke Stichting De Jonge Onderzoekers aan Leeflang dat ‘het voorstel tot inrichting van een experimenteer- of proeftuin voor in land- en tuinbouw in plantenteelt geïnteresseerde onderzoekers in de

56

1839.52 Statuten Stichting De jongen onderzoekers proeftuin Noord-Brabant. 57

(30)

30

vergadering uitvoerig is besproken.’59

De Stichting De Jonge Onderzoekers, in 1969 al opgericht, stond positief tegenover dit plan, schreef hij verder in de brief. Hoewel de stichting het initiatief toejuichte, kon zij verder nog geen toezeggingen doen op het gebied van financiële steun.

Leeflang wilde zijn stichting onderbrengen in de landelijke stichting van De Jonge Onderzoekers. De reden daarvoor gaf hij in het interview dat ik met hem hield:

‘[De] jonge onderzoekers, die brug had ik nodig in verband met ja hoe moet ik het zeggen, toch wel om iets makkelijker erkenning te krijgen (…) van mensen uit de wetenschappelijke hoek. Want ik wou niet dat we, wat we later toch geworden zijn, geitenwollensokkenfiguren [zouden] zijn. Dat werd je automatisch: als je tegen industriële landbouw bent, dan ben je een geitenwollensok.’60

Leeflang wilde een stichting met wetenschappelijke allure en wilde wetenschappers aantrekken die bij de stichting zouden worden betrokken.

Een andere stichting die Leeflang aanschreef voor hulp was de Katholieke Plattelands Jongeren Nederland. De brief die hij schreef aan de plattelandsorganisatie in 1971 geeft inzichten in zijn ideeën voor de stichting. Volgens hem was de landelijke Stichting De Jonge Onderzoekers tot dusver vooral gericht op de stadsjeugd en had de stichting zich louter beziggehouden met voor technische- en menswetenschappen. Leeflang was van mening dat dit niet het enige was wat de aandacht verdiende. Gezien de behoefte van de toekomstige samenleving, wilde hij met zijn stichting aandacht uit laten gaan naar de landbouw-wetenschap en wilde hij zich vooral richten op de plattelandsjongeren, die steeds minder belangstelling gingen tonen voor de landbouw. Ook schreef Leeflang dat hij wilde voorkomen dat hij subsidie zou krijgen van het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk (C.R.M.), wat bij de landelijke stichting van De Jonge Onderzoekers toen wel het geval was, maar bij het ministerie van Landbouw.61

De secretaris G.N. de Kok van de katholieke stichting schreef Leeflang in februari 1971 dat hij de realiseerbaarheid van het project problematisch vond, omdat er behalve een geschikte vestingplaats, ook verschillende financiële bronnen gevonden moesten worden.62

59

Persoonlijk archief Leeflang. Brief van Stichting De Jonge Onderzoekers aan Sietz Leeflang, 26 november 1970.

60 Interview Leeflang. 61

Persoonlijk archief Leeflang. Brief van Leeflang aan G.N. Kok secretaris technisch landbouw jongeren werk, Katholieke Boeren en Tuinderbond, betreft proeftuinproject “De Jonge Onderzoekers”, 17 januari 1971.

62

(31)

31

Later schreef de Kok nog dat hij met verschillende andere stichtingen had overlegd en dat de er drie overwegingen tot pessimisme waren uitgekomen. Ten eerste waren er twijfels of het mogelijk was om een permanente staf van deskundigen en verzorgers te organiseren die nodig waren voor de proeven en de experimenten. Ten tweede waren er twijfels over of er belangstelling zou voor zijn in de samenleving en als laatste werd er opgemerkt dat de financiering zeer moeilijk zou zijn.63

Leeflangs ideeën werden in eerste instantie dus niet met gejuich ontvangen en er was een zekere scepsis over de haalbaarheid van de doelen van de stichting. Toch werd op 21 maart 1972 de Stichting De Jonge Onderzoeker Proeftuin Noord-Brabant opgezet. De subsidies die hij hiervoor binnensleepte kwamen, ondanks zijn pogingen om het bij het ministerie van Landbouw vandaan te halen, van het ministerie van C.R.M. en van de gemeente. Voorts had hij zelf een som geld geleend aan de stichting en zou het grootste deel van het benodigde geld van donateurs moeten komen.64 In het volgende hoofdstuk zal meer aandacht worden besteed aan het financiële aspect.

Het lukt hem ook om een vestigingsplaats te vinden, de Van Cooth-Hoeve in Boxtel. Leeflang vertelde in het interview dat hij hiermee geluk had gehad, omdat de Van Cooth-Hoeve onderdeel was van het Van Coothfonds. Dat fonds wilde dat er iets gedaan zou worden met jeugd en educatie. Daar paste het plan van Leeflang perfect in en zodoende kon de gemeente Boxtel weinig anders dan Leeflang het stuk grond verhuren.65

Ook wist Leeflang een groep wetenschappers om zich heen te verzamelen die hem zouden ondersteunen. In het bestuur namen één hoogleraar, twee mensen met een doctorstitel, één doctorandus, en twee ingenieurs plaats. Ook was er een aparte adviesgroep voor De Kleine Aarde, waarin professoren, ingenieurs en doctoren plaatsnamen.66 In het tijdschrift schreven ook verschillende wetenschappers over hun onderwerp zoals de geneeskunde, voeding of de landbouw. Wouter van Dieren behoorde ook tot de groep die Leeflang uitnodigden om mee te werken aan De Kleine Aarde. Hij schreef onder andere een aantal artikelen in De Kleine Aarde. Verder kwamen er jongeren van de universiteit of hogeschool te werk, zoals Jaap ’t Hooft, afgestudeerd elektrotechniek in Rotterdam die de bouw van het Bolhuisje op zich had genomen.67

63

Persoonlijk archief Leeflang. Brief van de Kok aan Leeflang, 23 april 1971. 64

1839.145 Jaarrekening Stichting De Jonge Onderzoekers 1973. 65

Interview Leeflang. 66

1839.1 Project Proefboerderij en werkgroep ecologische technieken. Stichting De Jonge Onderzoekers Proeftuin Noord-Brabant werkgroep De Kleine Aarde.

67

(32)

32 2.1.3 Grondgedachten van De Kleine Aarde

De Kleine Aarde ging op 21 juni 1972 van start, met het uitkomen van het tijdschrift. De Van Cooth-Hoeve was nog niet in gebruik genomen en Leeflang deed het werk nog vanuit zijn woonplaats in Riethoven. In de documenten van De Kleine Aarde worden de grondgedachten van de werkgroep uitgelegd. De samenleving zou zich in een ‘gevaarlijke’ toestand bevinden door de milieucrisis en er moest daarom snel naar een oplossing worden gezocht. Aan die oplossing wilde woon- en werkgemeenschap gaan werken. De oplossing kon niet worden gezocht in symptoom bestrijding, maar zou liggen in een diepere aanpak. De Kleine Aarde wilde ‘een aanpak die eiwit-, grondstof,- en energieverkwisting uitsluit door de toepassing van gedecentraliseerde voorzieningen als onderdelen van een kringloophuishouden.’68

Technieken die gebruikt werden door de mens zouden ecologische verantwoord moeten worden toegepast. Met behulp van inzichten uit het verleden en moderne kennis zou er gezocht moeten worden naar technieken die er niet puur zijn om de mens vooruit te helpen, maar gebruikt zouden kunnen worden voor de natuur en de mens. Dit zou een einde betekenen aan de milieuvervuilende gevolgen van de techniek ten behoeve van de mens. De moderne techniek had niet alleen milieuvervuiling tot gevolg, maar ook vervreemding van de mens zelf. De techniek zou ontoegankelijk zijn voor de gemiddelde burger. Dit zou tot vervreemding leiden, omdat het leven van de burger wel omgeven was met deze ontoegankelijke techniek. Daarom zou bij De Kleine Aarde ‘techniek noch ingewikkeld, noch ondoorzichtig zijn.’69

Wat centraal zou komen te staan in Boxtel was de gezondmaking van de landbouw, omdat dit ‘een absolute voorwaarde is voor een verantwoord milieubeheer en een essentiële stap op weg naar een kringloophuishouden.’70

De landbouw zou aan de volgende drie voorwaarde moeten voldoen:

1) Biologische kwaliteit zou moeten staan boven kwantiteit;

2) Er moet genoegen worden genomen met producten uit de eigen omgeving;

3) Eenzijdige productie, de monoculturen, moeten worden vermeden, omdat dit leidt tot het gebruik van gif als bestrijdingsmiddel.71

68

1839.1 Werkgroep De Kleine Aarde. Grondgedachten. 69 1839.1 Grondgedachten.

70

Ibidem. 71

(33)

33

De landbouw zou volgens deze punten moeten draaien om bodemverbetering en kringloopbedrijven. Er zouden zich coöperaties moeten vormen, waarbij de afnemer ook een deelgenoot is bij de productie van landbouwproducten. Deze bedrijfsvorm zou werken tegen monopolievorming en scheve machtsverhoudingen.72 Uiteindelijk zou dit ertoe moeten leiden dat de samenleving zou bestaan uit gedecentraliseerde systemen die zelfvoorzienend zijn. Gemeenschappen zouden zelf kunnen voorzien in de primaire levensbehoeften als voedsel en energie en tegelijkertijd zou dit zelfvoorzienend systeem eiwit-, energie, en grondstofbesparing in de hand werken door de milieuvriendelijke technieken en het kringloophuishouden.

Hetzelfde document over de grondgedachten van De Kleine Aarde laat zien hoe de moderne samenleving werd beschouwd binnen De Kleine Aarde. Deze stukken over het doel en de grondgedachten waren in het begin nog door Leeflang zijn opgesteld. Zijn visie op de Nederlandse samenleving klinkt hierin duidelijk door. Verkwisting van eiwit, energie en grondstoffen, het ontstaan van afval, schaalvergroting en globalisering waren allemaal fenomenen van de moderne samenleving die hadden geleid tot de milieucrisis. Ook laat het document zien dat niet alleen lokale problemen de aandacht krijgen bij De Kleine Aarde, maar dat de milieucrisis een gevolg is van een groter geheel: de moderne westerse samenleving waarin het milieu ten koste gaat van de vooruitgang van de mens. De mens zou nu, dat is in de jaren zestig en zeventig, langzaam de gevolgen ondervinden in hun eigen omgeving van dit vooruitgangsdenken.

Leeflang liet in het document zien dat een organisatie als De Kleine Aarde een noodzaak is om de crisis op te lossen. In het programma van de NRCV Laten we wel zijn uit juni 1973, toen de werkgroep zich reeds had gevestigd op de Van Cooth-Hoeve, lichtte Leeflang nog eens toe wat de bedoeling was van De Kleine Aarde:

‘We zoeken naar simpele eenvoudige middelen die iedereen zou kunnen toepassen en die iedereen het vertrouwen kan teruggeven aan de moderne mens (...)’73

Ook in de tijd dat De Kleine Aarde net was opgericht uitte Leeflang zijn bezorgdheid over de vervreemding. De mens begrijpt de technieken niet meer waar hij zich mee omgeeft en hij

72 Ibidem.

73

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In deze SWVG Feiten & Cijfers willen we rapporteren over een eerste verkenning van de mate waarin ouders bezorgd zijn over bepaalde opvoedingsaspecten en de

Het is begri jpelijk dat buitenstaanders soms gek worden van de steed s wijzigen- de jaartallen, n iet alleen op ba- sis var;_ nieuwe vondsten, maar ook door verbeterde

Voor de topeconomen was het inzicht van Mirrlees uit 1971 allang goed doorgedrongen (Stiglitz, 1987; ‘new new welfare economics’); informatie-asymmetrie omtrent de

As the results for this study were inconclusive, specifically within a South African platinum company context, such companies will have to carefully consider the effect

In other cases (e.g. Jn their use they do uot differ from their English equivalents.. Tense is the change in the form of a Verb by which time is expressed. An action

Sociaal kapitaal is dus te vergelijken met een lidmaatschap van een groep, waarbij het lid de vereniging op financiële wijze steunt en de vereniging haar diensten en netwerk

Hierin is de tekst van de Ladder terugge- bracht naar de essentie, namelijk de noodzaak om aan te geven dat de voorgenomen nieuwe stede- lijke ontwikkeling voorziet in een behoefte

Hierin is de tekst van de Ladder terugge- bracht naar de essentie, namelijk de noodzaak om aan te geven dat de voorgenomen nieuwe stede- lijke ontwikkeling voorziet in een behoefte