• No results found

De Kleine Aarde en de Grote Aarde

Hoofdstuk 3 De Kleine en de Grote Aarde

3.1 De Kleine Aarde en de Grote Aarde

3.1.1 Boxtel

De woon- en werkgemeenschap De Kleine Aarde werd in Boxtel niet met gejuich ontvangen, meenden Keizer en Leeflang. Keizer vertelde dat de mensen in het dorp dachten dat De Kleine Aarde een commune was met hasjrokende hippies die niets uitvoerden.97 Ook, zo vertelde Keizer, vonden de mensen in het dorp het maar raar wat er werd gedaan op de Van Cooth-Hoeve. Hij vertelde dat hij zelf langs boeren ging om te praten en dat hij vaak op onbegrip stuitte van de boeren:

‘Boeren in de omgeving van De Kleine Aarde, die hadden allemaal zoiets van [raar]. Allemaal raar haar, er werd ook wel hasj gerookt (...) opdonderen met die hippies. Ik had wel contact met die boeren en probeerde wel een beetje de link te leggen, maar die hadden zoiets van: ja, rare mensen. Wij deden ook heel veel dingen met de hand, terwijl boeren veel met de trekker deden. (...) Dus die [boeren] hadden zoiets, die zijn niet goed bij hun hoofd daar.’98

Volgens Leeflang had het beeld van hasj rokende hippies ook zijn weerslag op het bestuur van de gemeente. In het programma van de IKOR in 1974 sprak hij over de relatie met de gemeente en uitte hij zijn frustratie over de weigerachtige houding van de gemeente, toen deze het krediet niet wilde verstrekken voor de verbouwing van de boerderij (hierover meer in hoofdstuk 4).

97

Interview Henk Keizer – 4 oktober 2012 te Oosterbeek. 98

45 ‘Wat is het voor de gemeente van Boxtel voor representatie? Een oude lekke boerderij waar het werk gestremd wordt, waardoor er geen cursussen kunnen worden gegeven. Het is mij niet duidelijk wat daar het belang van is van de gemeente Boxtel.’99

Volgens hem kwam deze wantrouwige houding voort uit onwennigheid aan de kant van de gemeente van Boxtel. Een organisatie als De Kleine Aarde was nieuw voor mensen in het dorp. Er zouden ook allerlei geruchten rondgaan die de wantrouwigheid versterkten: het zou daar een zedeloze toestand zijn met al die langharige types die bij elkaar wonen.100

Beelden uit die tijd van de IKOR van De Kleine Aarde laten vrijwilligers zien die met lange haren, baarden en versleten spijkerbroeken rondliepen over het terrein. Leeflang benadrukte echter in hetzelfde programma dat De Kleine Aarde geen commune was en dit ook niet wilde uitstralen. ‘In die tijd hadden mensen ook lang haar’, vertelde Leeflang in het interview dat voor dit onderzoek werd gehouden. Hiermee wilde hij duidelijk maken dat dit niet betekende dat het een commune van hippies was.101 Van Dieren meende echter, terugkijkend op De Kleine Aarde, dat het bij elkaar wonen van de vrijwilligers een cruciale fout is geweest. Dit zou het begin zijn geweest van een intolerante ‘hippiecultuur die de wereld wilde veranderen.’102

Het commune imago was volgens Van Dieren niet uit de lucht gegrepen, er heerste volgens hem wel degelijk een hippiecultuur.

Leeflang wilde bewijzen dat deze vooroordelen over de hippiecultuur niet overeenkwamen met wat De Kleine Aarde werkelijk was. Het programma van de IKOR laat beelden zien van een voorlichtingsavond waar Leeflang sprak voor een groep mensen uit het dorp. Hij vertelde in het programma dat hij dit deed omdat ze in Boxtel op ‘vreselijk veel onbegrip’ waren gestuit.103

Leeflang probeerde met deze avond, het onbegrip weg te nemen van de dorpsbewoners. Hij wilde de relatie met het dorp verbeteren, want een goede verhouding met het dorp zou goed zijn voor De Kleine Aarde. Dit was immers de directe omgeving van De Kleine Aarde en bovendien was het een plattelandsdorp. De aandacht voor de landbouw en het streven om de samenleving te veranderen, maakte deze directe plattelandsomgeving belangrijk voor de organisatie.

Ook met de gemeente wilde De Kleine Aarde een goede relatie. Zij was afhankelijk van de gemeente in verschillende opzichten. Ze huurde de boerderij van de gemeente, ze had vergunningen nodig voor verbouwing van de boerderij – waardoor ze aan de regels moest

99

IKOR, De Kleine Aarde. 100

Ibidem . 101

Ibidem. .

102 Interview Van Dieren. 103

46

voldoen die opgesteld waren door de gemeente – en ze had de gemeente nodig voor subsidie. Deze afhankelijkheid leverde spanningen op. Zo weigerde de gemeente om De Kleine Aarde een krediet te verstrekken voor de bouw van extra gebouwen op de Van Cooth-Hoeve bij de start van de proeftuin in 1973 in Boxtel. Dit zorgde voor frustratie bij Leeflang en bracht volgens hem ook de proefboerderij in gevaar. Een aantal jaren later in 1977 liep het idee om een kringloopboerderij te beginnen vast op te hoge grondprijzen en regels waaraan niet kon worden voldaan (over het krediet en de kringloopboerderij wordt in hoofdstuk 4 verder aandacht aan besteed).

Leeflang schreef in het eerste nummer dat het pionieren voor een nieuwe samenleving moeilijker zou zijn dan bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, waar groepen mensen naar het platteland trokken om zelfvoorzienend door het leven te gaan. Dit was echter niet weggelegd voor mensen in Nederland. Het was niet mogelijk om hier zomaar een eigen huis te bouwen en te leven van kruiden en planten die in het wild groeide. Het huis zou direct door de gemeente worden gesloopt, schreef Leeflang.104

De samenleving werd bestuurd met regels en wetten, waar de levenswijze van De Kleine Aarde niet altijd in paste. Hierin zien we hoe een nieuwe beweging als De Kleine Aarde moeilijk haar idealen in praktijk kon brengen. Haar omgeving was niet ingesteld op de nieuwe ideeën en de regels en het onbegrip konden leiden tot belemmering van het werk. Voor de ideeën van De Kleine Aarde zouden er ook andere regels moeten gelden in de samenleving. Regels, die aan de ene kant het mogelijk zouden maken om hun eigen ideeën door te voeren, en aan de andere kant de grootschalige landbouw en centrale energievoorzieningen een halt zouden toeroepen.

3.1.2 Het bereik van De Kleine Aarde

De Kleine Aarde had soms weliswaar een moeizame relatie met de gemeente en de dorpsbewoners, maar hier tegenover stond dat zij ook veel populariteit genoot onder de bevolking. De Kleine Aarde ontving vele brieven met steunbetuigingen, kreeg veel media aandacht – zoals de reportage van de IKOR, waarin Leeflang de kans krijgt op in een veertig minuten durend programma de organisatie te presenteren aan Nederland – en het aantal donateurs steeg fors in de eerste jaren. Bovendien werden rondleidingen, donateursweekenden, werkweken, lezingen, voorlichtingsdagen en open dagen druk bezocht. In 1974 werden er negentig rondleidingen gehouden voor groepen die bestonden uit twintig tot honderd man. In de periode van het begin van De Kleine Aarde in Boxtel tot de herfst van

47

1975 waren er twintig werkweken geweest, weken die vijf dagen duurden en ruim veertig donateursweekenden. 105

Om vrijwilligers zat De Kleine Aarde niet verlegen, die groep was in 1977 uitgegroeid tot een groep van veertig mannen en vrouwen, vooral jongeren tussen de twintig en dertig. De groei duidde op een aantrekkingskracht die de woon- en werkgemeenschap uitoefende op jongeren. Verandering van de maatschappij was in de jaren zestig en zeventig een populair thema, zoals in hoofdstuk 1 al is getoond. De Kleine Aarde had met haar ideeën over de samenleving daarom ook een aantrekkingskracht op jongeren.

Op verschillende wijze werd er getracht om de samenleving te vertellen over de projecten van De Kleine Aarde. Zowel Leeflang, ’t Hooft als Keizer gingen het land door om lezingen te houden. Keizer vertelde hierover in het interview:

‘Ik vertelde het verhaal en ik verkocht [het tijdschrift] De Kleine Aarde en daar kwamen abonnementen uit voort. Waar ik allemaal niet in Nederland geweest ben om verhalen te vertellen.’106

Met lezingen wilden de medewerkers van De Kleine Aarde hun ideeën en hun experimenten aan de rest van de samenleving laten zien. Voedsel was hierin een belangrijk onderwerp: van het biologische produceren van voedsel tot het pleidooi voor het eten van plantaardige producten in plaats van dierlijke producten.

In het verlengde van deze visie op voedsel werd er een boerderijwinkel opgericht door Jaap ’t Hooft, die al voor hij zich als vrijwilliger had aangemeld was de biologische voedselbeweging.107 In de uitgave De Kleine Aarde je leven uit 1978, waarin werd teruggekeken op wat de organisatie had bereikt, werd beschreven hoe het verder ging met het winkeltje toen Wim Brinkman het in 1974 overnam. Hij reorganiseerde de winkel en zette een netwerk op van mensen die de biologische producten afnamen. Uiteindelijk ontstonden uit deze activiteiten een verdeelcentrum dat biologische geteelde producten distribueerde in de regio Eindhoven, Tilburg en Den Bosch. 108

In het tijdschrift De Kleine Aarde werd uitgelegd wat het doel was van het verdeelcentrum:

105

1839.59 ‘Even stilstaan, wat heeft de kleine aarde eigenlijk bereikt?’ De Kleine Aarde 14 (herfst 1975) 106

Interview Keizer. 107

1839.246 De Kleine Aarde je leven (1978) en interview ‘t Hooft. 108

1839.246 De Kleine Aarde je leven (1978) en 1839.59 ‘Een paar lastige vragen’ De Kleine Aarde 8 (voorjaar 1974).

48 ‘Het bevorderen van de biologische teelt op gedecentraliseerde schaal, waardoor prijzen lager kunnen en kwaliteitscontrole beter mogelijk is.’109

We zien dat De Kleine Aarde haar directe omgeving trachtte te veranderen door zelfvoorziening en decentralisatie te bevorderen. Ook maakt het verhaal van het verdeelcentrum duidelijk hoe de interne dynamiek bepalend was voor de activiteiten op De Kleine Aarde en voor de contacten naar de buitenwereld. Het winkeltje dat werd opgezet door ’t Hooft groeide uiteindelijk uit tot een verdeelcentrum dat zelfstandig ging opereren. Er werd een netwerk opgezet waarin verschillende winkels en producenten aan konden deelnemen.

De Kleine Aarde wilde de samenleving veranderen door de verandering van onderaf te stimuleren. Zij had tot doel mensen inzicht te geven in de oorzaken van het milieuprobleem en aan te zetten tot een andere levensstijl. De mensen zouden door de activiteiten die plaatsvonden op De Kleine Aarde, inzien hoe die veranderingen doorgevoerd moesten worden. Daarom richtte zij zich niet op de regering met lobby-activiteiten of protesten, maar wilde ze met eigen activiteiten de samenleving veranderen. Het verdeelcentrum is een voorbeeld van hoe hier een begin mee werd gemaakt.

De Kleine Aarde had ook contacten met andere milieuorganisaties die bezig waren met verandering. Er bestond bijvoorbeeld een samenwerking tussen Milieudefensie en De Kleine Aarde. Zo schreef Wouter van Dieren, één van de oprichters van Milieudefensie, een artikel in het eerste nummer van De Kleine Aarde en in 1975 werd er een heel nummer in samenwerking met Milieudefensie uitgegeven.110 Leeflang vertelde in het interview dat hij ook contacten had met Roel van Duyn van de kabouterbeweging.111 ‘Je kent elkaar allemaal en het was een kleine wereld’ vertelde ook Van Dieren in het interview.112

Met Strohalm had Leeflang een minder goede relatie. Strohalm verweet De Kleine Aarde dat ze niet meededen aan protesten en demonstraties.113 De Kleine Aarde was ondanks deze contacten met andere organisaties, duidelijk een organisatie die zich onderscheidde van de rest. Ze was een organisatie die paste binnen de deep ecology-beweging en haar activiteiten representeerden de cultuurverandering waar zij naar streefde, terwijl zoals we in hoofdstuk 2 al zagen, andere organisaties meer instrumentele organisaties waren.

109

1839.59 Een paar lastige vragen’. 110

1839.59 ‘Een uitdaging’ De Kleine Aarde 1 (zomer 1972) en verschillende artikelen in De Kleine Aarde 12 (winter 1975).

111

Interview Leeflang. 112

Interview Van Dieren. 113

49 3.1.3 Hoog bezoek: de koningin en de minister

Hoewel De Kleine Aarde zich niet direct richtte tot het ministerie, was er toch belangstelling vanuit de overheid voor de organisatie. In de regeringsbanken zetelde in die tijd vanaf mei 1973 het kabinet Den Uyl. Een kabinet dat bestond uit drie progressieve partijen: Partij van de Arbeid (PvdA), Democraten ’66 (D’66) en Politieke Partij Radicalen (PPR). Zij kregen gedoogsteun van de confessionele partijen Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en Katholieke Volkspartij (KVP). Het kabinet Den Uyl zou de geschiedenis in gaan als het meest linkse kabinet ooit. De nieuwe partijen D’66 en PPR pasten met hun streven naar verandering en hun opstand tegen de gevestigde orde in de tijdgeest van de jaren zestig en zeventig. De PPR ‘wilde werken aan een betere wereld voor nu en de toekomst’ en bij D’66 had van Mierlo eens beweerd dat de bestaande partijen zouden ‘moeten ontploffen om plaats te maken voor een nieuw soort politiek.’114

Bij de verkiezingen van 1972 hadden de drie progressieve partijen een gezamenlijk verkiezingsprogramma gepresenteerd: Keerpunt 72. Hierin werden structurele hervormingen beloofd en één daarvan was het terugdringen van de macht van de grote ondernemers, een maatregel die in lijn lag met het streven van De Kleine Aarde om onafhankelijk te worden van economische machten (al moet hierbij gesteld worden dat De Kleine Aarde veel verder wilde gaan dan het kabinet). 115 Intussen waren er ook plannen bij de drie partijen om tot één progressieve volkspartij te komen. Het permanente overlegorgaan hiervoor van de PvdA, D’66 en PPR, noemde de milieucrisis één van de drie crises (naast de kloof tussen arm en rijk en de bewapeningswedloop) waar deze nieuwe volkspartij een antwoord op zou moeten geven.116

Minister F.H. Trip van Wetenschapsbeleid had De Kleine Aarde 5 november 1973 een bezoek gebracht. Trip nam deel aan de bijeenkomst op De Kleine Aarde met als onderwerp “de realiseerbaarheid van de alternatieve energiesystemen”.117

De PPR was een partij die de economische machten ook zeer wantrouwden en wilde deze machten onder parlementaire controle brengen. Gezien de ideologische achtergrond van de PPR en de linkse en progressieve identiteit van het kabinet, is het begrijpelijk dat er ook vanuit de politiek interesse was voor De Kleine Aarde.

114

Louis Sinner, De wortels van de Nederlandse politiek. De 42 partijen sinds 1848 (Amsterdam 1973) 196-209, quote op p. 207.

115 Sinner, De wortels van de Nederlandse politiek, 196-200. 116

Egbert Tellegen, Groene Herfst, 57. 117

50

Het bezoek van de minister en de bijeenkomst over alternatieve energiesystemen, was voor De Kleine Aarde ook het moment om te bezien hoe hun onderzoeken en experimenten afstaken tegen experimenten van wetenschapsinstituten in de samenleving. Met een zekere trots schreef Leeflang in het tijdschrift dat de andere wetenschapsinstituten jaloers zouden zijn op de publiciteit die De Kleine Aarde haalde met hun projecten, terwijl zij het onderzoek en de experimenten met een veel kleiner budget moesten uitvoeren. Behalve dit verschil, zou er ook een groot verschil zijn tussen het soort techniek dat werd gebruikt op De Kleine Aarde en dat werd gebruikt op andere wetenschapsinstituten:

‘Wie rapporten over kernenergie, over lucht- en ruimtevaart, over automatisering en procesindustrie, kunststoffen- en levensmiddelentechnologie en soort gelijke uitingen van onze technische samenleving gewend is, zal wel eens moeten glimlachen als hij onze weinig indrukwekkende techniekjes van De Kleine Aarde in ogenschouw neemt.’118

Leeflang benadrukte dat Boxtel de enige plek was in Nederland waar werd geëxperimenteerd met alternatieve energiesystemen. De Kleine Aarde was een uniek verschijnsel in Nederland meende hij. Nergens anders zou er een werkgemeenschap zijn die zich volledig toelegde op experimenten met alternatieve energie om de samenleving voor te bereiden op de toekomst. In Nederland was in die tijd inderdaad geen andere gemeenschap te vinden die zich volledig toelegde op alternatieve energietechnieken en landbouwmethoden. De ideeën van De Kleine Aarde waren in internationaal perspectief geen unicum, maar in Nederland was er geen organisatie die zich op een dergelijke wijze bezighield met alternatieve energie en landbouw.

Het ministerie gaf behalve aandacht en erkenning, ook subsidie aan De Kleine Aarde. Leeflang verzuchtte terugkijkend op die tijd dat hij nooit aan die subsidies had moeten beginnen, omdat deze subsidies een ‘hoge mate van afhankelijkheid gaf van rare voorschriften vanuit het ministerie’. Het ministerie stelde namelijk wel voorwaarden waaraan de organisatie moest voldoen om subsidie te krijgen.119 Dit was al een deel van de frictie die ontstond bij het streven naar verandering van de samenleving. Enerzijds wilde De Kleine Aarde zelfstandig en onafhankelijk opereren, anderzijds was ze echter afhankelijk van een systeem, de overheid, waar ze zich tegen keerde. Het kabinet had wel grote plannen, maar ze had niet hetzelfde streven als De Kleine Aarde om de mens-omgeving-relatie geheel te veranderen en te komen

118 1839.59 ‘Alternatieve energie en researchbudgets’ De Kleine Aarde 7 (winter 1973). 119

51

tot een soft technology-samenleving. Het kabinet was nog altijd onderdeel van het oude systeem.

De Kleine Aarde werd ook vereerd werd met een bezoek van koningin Juliana op 15 oktober 1974.120 De gemeente Boxtel toonde zich bereid om mee te helpen bij de voorbereidingen, vertelde Keizer. Volgens hem waren de mensen uit de gemeente ‘vreselijk jaloers’ dat de koningin naar De Kleine Aarde kwam en toonden ze toen ineens wel belangstelling voor de organisatie:

‘Nou de gemeente Boxtel had tot dusver weinig belangstelling getoond voor De Kleine Aarde, ze vond dat maar een stelletje hippies met lange haren en die hasj roken. De gemeente had er niets mee. Maar toen zij doorkreeg dat de koningin kwam, had ze ineens heel veel belangstelling voor De Kleine Aarde.’121

Het bezoek van de koningin was in die zin belangrijk dat De Kleine Aarde vanuit het perspectief van de medewerkers ook meer erkenning kreeg van de gemeente Boxtel. Ook was het hoge bezoek een bevestiging van het belang van hun organisatie.

3.1.4 Het tijdschrift

Via het tijdschrift hield Leeflang de lezers op de hoogte van de vorderingen en gebeurtenissen op De Kleine Aarde en ontvouwde hij zijn ideeën over de bedoeling van de proeftuin. Leeflang schreef als hoofdredacteur achtergrondartikelen over het gedachtegoed van De Kleine Aarde, zoals het artikel over soft technology in het najaar van 1972. Ook hield hij de mensen op de hoogte van de projecten die werden gedaan of zouden komen en over belangrijke gebeurtenissen als de uitreiking van de Prinses Margrietprijs en het bezoek van minister Trip en Koningin Juliana.

Op deze manier verschafte het van kringlooppapier gemaakte tijdschrift de lezers, grotendeels bestaande uit donateurs, een kijkje in de keuken van De Kleine Aarde in Boxtel. De andere medewerkers schreven ook over de activiteiten van De Kleine Aarde. Bijvoorbeeld over het bolhuisproject, de cursusweken en de moestuin. De lezers kregen tips en advies hoe ze zelf aan de slag konden gaan met bijvoorbeeld het bouwen van een windmolen, een

120

1839.59 ‘De koningin op bezoek’ De Kleine Aarde 11 (winter 1974). 121 Interview Keizer.

52

methaangasinstallatie, een zonnecollector of hoe ze een eigen moestuin konden maken. De mensen uit de stad werden nog bediend met tips over tuinieren op het balkon.122

In de zomer van 1974 werd er een index bijgevoegd met onderwerpen die tot dan toe waren behandeld in het tijdschrift. De onderwerpen waren onder te verdelen in land- en tuinbouw, voeding, energie, huizenbouw en huishouding, geneeskunde, vervoer, bijen, De Kleine Aarde (over de organisatie zelf) en diversen. Elke rubriek bestond uit verschillende soorten artikelen: achtergrondinformatie, adviezen voor thuis, recepten, verslagen van eigen ervaringen en de gebeurtenissen op Boxtel.

Er kwamen ook nog achtergrondartikelen over de ideeën achter de projecten op De Kleine Aarde aan bod. Via het tijdschrift leerden de lezers de ideeën achter en de theorieën