• No results found

Religieus nationalisme, loyaliteit en sektarisme

3. Mijn Messias is mijn identiteit

3.2 Religieus nationalisme, loyaliteit en sektarisme

De spanningen tussen de CCP en de Jezusfiguur in relatie tot de vorming van de Chinese identiteit beslaan meerdere domeinen dan alleen de (schijnbare) ideologische tegenstellingen. De Chinese identiteit wordt mede vormgegeven door een religieus nationalisme welke de CCP met behulp van het nieuw-confucianisme een nieuwe invulling probeert te geven. In de opbouw van een religieus nationalisme verschilt de CCP en het communisme in wezen niet veel met religie. Drie belangrijke overeenkomsten zijn: 1) een zekere levensovertuiging en wereldbeschouwing; 2) een geheel aan rituelen die uitdrukking geven aan deze overtuigingen; en 3) een bijzondere sociale organisatie van een morele gemeenschap van adepten en beoefenaars. Een cruciaal verschil is dat het communisme geen geloof hecht aan een bovennatuurlijk opperwezen. In plaats daarvan creëerde het—in zekere zin—een nieuwe ‘heilige Drie-eenheid’ in de vorm van de staat, de CCP en de leidersfiguur (Mao Zedong en wellicht nu Xi Jinping). 143 Het communisme deelt deze karakteristieken tot op zekere hoogte ook met het (nieuw-)confucianisme, afgezien van het gegeven

142 Groot, 2016. 143 Dessein, 2011..

dat de CCP de verering van Confucius in mindere mate vooropstelt om waarschijnlijk de positie van de eigen leidersfiguur niet in het geding te brengen. Aldus kan dit wellicht betekenen dat iemand die zich identificeert met de CCP zich grotendeels aansluit bij diens invulling van de bovengenoemde punten en loyaal is aan de autoriteit van de CCP. In het onderzoek van Yen-zen Tsai komt eveneens naar voren dat zowel christenen als de CCP een notie hebben van een religieus nationalisme, maar dat de opbouw een verschillende invulling kent.144 Tsai geeft aan dat christelijke gelovigen—met name van onofficiële kerken— hierdoor in een ‘ongemakkelijke verhouding’ leven met de Partij. Tsai geeft, net als Grim en Finke, aan dat dit tevens gekoppeld is aan de Chinese overheidsregulering van religie en dat het fundamentele belang van de CCP is geworteld in haar ideologische overtuiging en is vastgelegd in de grondwet.145 De uitdaging van dit kernbelang wordt vaak onderdrukt. Dit kan waarschijnlijk voortkomen uit angst voor ontrouw jegens de Partij en ondermijning van diens autoriteit door radicalisering en/of invloeden van buitenaf. Het probleem omtrent loyaliteit is een discussie die reeds in het verleden meermaals is gevoerd en omvat inhoudelijk meer dan loyaliteit aan christelijke, buitenlandse of Chinese autoriteiten. Ook ideologische loyaliteit aan familie en/of de Jezusfiguur of God is onderdeel van deze discussie. Eerder werd aangegeven dat de ideologische tegenstellingen die in deze discussie opgeworpen worden misschien slechts schijnbare tegenstellingen zijn, maar deze wellicht worden uitvergroot vanwege de concurrentie in de opbouw van een nieuw religieus nationalisme. Dit heeft negatieve gevolgen voor zowel de christelijke gemeenschap als de CCP. Aan de ene kant werd in het onderzoek van Groot reeds aangekaart dat het repressieve beleid van Xi Jinping tegen religie als consequentie had dat Chinese christenen minder bereid waren samen te werken met het Verenigd Front en zich bovendien minder konden identificeren met de Partij.146 Tsai geeft aan de andere kant aan dat de christelijke gemeenschap—met name de onofficiële kerken—het repressieve beleid beantwoorden met een sterker religieus fanatisme en een ‘agressievere’ evangelie. Dit wordt door Dunn bekrachtigd met het fanatisme van christelijke sektes in China waarin de CCP wordt

144 Tsai Yen-zen. “ ‘We are good citizens’ Tension between protestants and the State in Contemporary China.” In

Religion an Nationalism in Chinese Societies, edited by Kuo Cheng-tian, pp. 309-335. Amsterdam University Press,

2017.

145 Tsai, 2017. Grim en Finke, 2007. 146 Groot, 2016.

geantagoneerd als de ‘Grote rode draak’ (大红龙 da honglong), ofwel de duivel.147 Dit wordt door sommige (protestants) christelijke gemeenschappen aangevuld met pogingen om China verder te democratiseren, wat volgens Tsai nu wel duidelijk is dat dit onder Xi Jinping niet verwezenlijkt zal worden.148 Eerder werd aangegeven dat deze christelijke gemeenschappen en hun Jezusfiguur daardoor opschuiven van de legale rode markt naar de ambigue grijze markt of zelfs naar de illegale zwarte markt. Bovendien geven deze vormen van fanatisme opnieuw aanleiding voor de CCP en Xi Jinping om deze bedreigingen te beantwoorden met nog meer repressie. Yang Fenggang en Hu Anning tonen in hun onderzoek namelijk aan dat goed gevestigde sektarische bewegingen doorheen de Chinese geschiedenis weinig kunnen verschillen van geïnstitutionaliseerde religies en daardoor—zowel toen als nu—als een opstandige bedreiging kunnen worden beschouwd door de Chinese overheid, omdat wellicht de angst bestaat dat men zich hiermee gaat identificeren.149

Tsai geeft verder aan dat de fanatieke christelijke houding niet strookt met het religieus pluralisme dat China al vele eeuwen kenmerkt.150 Dit argument werd eerder gebruikt door Grim en Finke met betrekking tot de repressie van religie door de Chinese overheid. China is een ‘kruispunt van verschillende wereldreligies’, vertegenwoordigt door—hoogstwaarschijnlijk—eenzelfde variëteit aan identiteiten. Zowel Xi Jinping als de Jezusfiguur zullen hier hoogstwaarschijnlijk weinig verandering in kunnen brengen. 151 Het onderzoek van Thomas David DuBois legt de focus eveneens op dit pluralisme en met nadruk op de persoonlijke beleving en achtergrond van de Chinese gelovigen. Hij geeft aan dat veel Chinese christenen—en tevens vele andere christenen buiten China—op zeer persoonlijke en individuele wijze hun geloof belijden. Zij vertegenwoordigen noch de openbare religies van het Chinese religieus nationalisme, noch de georganiseerde op de kerk gebaseerde religies.152 Hun dagelijks leven en deelname aan de samenleving motiveren zij vanuit hun persoonlijke overtuigingen, gebaseerd op zowel hun christelijke normen en waarden als

147 Dunn, 2009. De Duivel of Satan wordt in veel Chinese sektes weergeven als een grote (rode) draak gelijk aan de

profetieën uit het boek Openbaringen in de Bijbel die spreken over de komst van een draak. Hong Xiuquan verwees in zijn Taiping-ideologie eveneens naar de ‘draak’ of ‘oude slang’ als benamingen voor de duivel. Aansluitend hierop wordt door vele Chinese christenen de traditionele Chinese draak ook geïdentificeerd als de duivel en worden afbeeldingen of vereringen van draken beschouwd als vormen van duivelsaanbidding.

148 Tsai, 2017. 149 Yang en Hu, 2012. 150 Tsai, 2017.

151 Grim en Finke, 2007.

152 DuBois Thomas David. “China’s Religion law and the Perils of Counting Consciousness.” In Disturbances in

hun (traditionele) sociale plicht naar de samenleving toe. DuBois geeft aan dat deze Chinese christenen op deze manier eventuele tegenstellingen tussen hun religie en de samenleving kunnen overbruggen doordat zij deze niet altijd vanzelfsprekend als tegengesteld beschouwen. Het is wellicht om deze reden dat in de bovenstaande onderzoeken benadrukt wordt dat Chinese gelovigen zich nog altijd identificeren als Chinees staatsburger én als christen. Het probleem schuilt hem weliswaar in het gegeven dat zij door de overheid niet als zodanig worden beschouwd. DuBois wijdt dit probleem niet alleen toe aan de posities van de overheid of de Jezusfiguur, maar ook aan de wijze waarop onderzoek wordt verricht naar het christendom (en andere religies) in China. DuBois geeft aan dat big data-onderzoeken als die van Yang Fenggang religies te veel categoriseert en kwesties met betrekking tot gecompliceerde concepten, zoals identiteit, daarbij niet kunnen worden beantwoord. De normatieve criteria die uit deze onderzoeken worden gehanteerd door diplomatieke organen passen daardoor niet bij de feitelijke praktijk van religie in het land, bij zowel de alomtegenwoordige uitingen van openbare ethiek, als bij de levens van degenen die zichzelf beschouwen als religieus. Gegevens uit big data-onderzoeken, zoals enquêtes, kunnen weliswaar goede referentiepunten leveren, maar door deze simpelweg te vergelijken zonder kennis of waardering van achtergrondkwesties, geschiedenis en praktijkonderzoek kunnen volgens DuBois misleidend zijn voor de dieperliggende kwesties.153

Terugverwijzend naar de vraag aan het begin van dit hoofdstuk kan wellicht worden gesteld dat met interne geloofsbelijdenis de traditionele Chinese normen en waarden en de christelijke religie tot elkaar kunnen komen in het identificatieproces. Hiermee kunnen niet alleen schijnbare tegenstellingen worden overbrugd, maar kan een Chinese gelovige zich tevens identificeren als Chinees staatsburger én als volgeling van een (christelijk) Jezusfiguur. Het probleem schuilt wellicht in het gegeven dat de CCP enerzijds, zoals Tsai aangeeft, in het post-Mao tijdperk weliswaar meer vrijheid heeft toebedeeld aan de belijdenis van religie, maar dat deze nooit stabiel is geweest waardoor opinies en beleidsvoeringen voortdurend kunnen veranderen.154 Anderzijds probeert de CCP zijn ideologie te herdefiniëren in de kapitalistische markteconomie en dat ter promotie van het nieuw-confucianisme in een nieuwe religieus nationalisme oude tegenstellingen met de Jezusfiguur opnieuw worden uitvergroot. Met name de angst voor verlies aan loyaliteit door religieuze schisma’s, rebelse sektes of radicalisering neemt hier een belangrijke positie in en wordt 153 DuBois, 2017.

bovendien gevoed door wijze waarop sommige christelijke gemeenschappen de toenemende overheidsregulering beantwoorden. Dit heeft ertoe geleid dat identificatie met zowel de CCP als de Jezusfiguur in toenemende mate wordt bemoeilijkt of dat men het samengaan van de Chinese identiteit niet compatible acht met de christelijke identiteit. Niettemin heeft de sinificatie van de Jezusfiguur en de toenemende mogelijkheid om zijn overtuigingen intern en los van instanties—en ook los van het christendom—te belijden reeds veel van deze tegenstellingen weten te overbruggen en in sommige gevallen zelfs bewezen dat deze de traditionele Chinese identiteit beter waarborgt dan het communisme.155 Het is desondanks van belang voor beide partijen alsook voor onderzoekers

die zich richten op deze kwestie dat religies—en in het verlengde volgelingen die zich hiermee identificeren—niet alleen gecategoriseerd dienen te worden of in de woorden van Thomas DuBois slechts vervallen in “counting consciousness”. Dit ‘tellen van bewustwording’ geeft slechts een indicatie, maar voorziet geen antwoorden op de complexiteit van het identiteitsproces van Chinese gelovigen in de praktijk.156 Wellicht dat een verandering van visie op deze identiteitsproblematiek de problemen eveneens in een ander licht plaatsen en mogelijk de Chinese identiteit in staat stellen ongehinderd samen te voegen met elkeen ‘Messias-figuur’.