• No results found

De erfenis van de modernisering

2. Xi Jinping

2.1 De erfenis van de modernisering

De drie decennia voor het aantreden van Xi Jinping als president van de Volksrepubliek China (2012-) staan in het teken van grootschalige moderniseringen, geïnitieerd in 1980 door Deng Xiaopings ‘hervormingen en openheid naar de buitenwereld’ 改革开 放 (gaige-kaifang). De economische groei die China ten gevolge van deze moderniseringen sindsdien kent, heeft wellicht ook zijn weerklank op de geestelijke gesteldheid van de Chinese bevolking gehad. Verschillende onderzoeken tonen relaties aan tussen de toename van religiositeit—waaronder het christendom— en de moderniseringen in China (Malek, 2015, en Chen en Huang, 2004) waarbij een mogelijk oorzakelijk verband wordt gelegd tussen een ‘spiritueel vacuüm’ (Dessein, 2017) of ‘een toenemend

91 Rooms Katholieke Documenten. “Nostra Aetate.” Laatst bewerkt: 07 november, 2019. Geraadpleegd: 04 mei, 2020.

gevoel van vervreemding onder de Chinezen’ (Yang en Tamney, 2006) en het stijgende aantal Chinese gelovigen.92 Het is wellicht van belang om deze ontwikkelingen nader te onderzoeken om niet alleen na te gaan hoe de Jezusfiguur zich ontpopt in relatie tot deze modernisering, maar ook om de ‘morele teloorgang’ van het communisme en de CCP te bestuderen en hierdoor mogelijke verklaringen te vinden voor de huidige koers van beleid onder de leiding van Xi Jinping.

De morele autoriteit van de CCP verviel gaandeweg met de desillusie na de Culturele Revolutie en de afbouw van de cultus rond Mao. De Chinese regering deed afstand van opvattingen omtrent religies, waardoor deze niet langer als antirevolutionair werden beschouwd.93 De

hernieuwde vrijheid om een religie te belijden werd bekrachtigd in 1982 met ‘Document 19: Fundamentele visies en beleid over religieuze kwesties in China tijdens de socialistische periode’ 19 号文件: 社会主义时期我国宗教问题的基本观点和政策 (shijiu hao wenjian: shehuizhuyi shiqi woguo zongjiaowenti de jiben guandian he zhengce).94 Hierin wordt tot op heden door de CCP de belijdenis van de vijf officiële religies erkend: boeddhisme, taoïsme, islam, katholicisme en protestantisme. De laatste twee worden echter uitsluitend vertegenwoordigd door de CKPV en de Protestantse Patriottistische Drie-Zelf-Beweging. Desondanks bestaan tot op heden naast deze organen nog altijd de ondergrondse kerken die gedurende de maoïstische repressie ontstonden en nog steeds wettelijk verboden zijn. Bovendien bood de hernieuwde openheid van China naar de buitenwereld toe gelegenheden om het christendom vanuit het buitenland te herintroduceren, zoals

92 Zie de volgende werken: Malek, Roman. “Christendom and its Manifestations in China Today.” In Religion in China:

Major Concepts and Minority Positions, edited by Deeg Max, Scheid Bernhard, pp.113-141. Austrian Academy of

Sciences Press, 2015.

Chen, Cunfu en Huang, Tianhai. “The Emergence of a new Type of Christians in China Today.” Review of Religious

Research 46.2 (2004): 183-200.

Dessein Bart. “Religion and the Nation Confucian and New Confucian Religious Nationalism.” In Religion and

Nationalism in Chinese Societies, edited by Kuo Cheng-tian, pp. 199-231, 2017.

Yang, Fenggang en Tamney, Joseph B. “Exploring Mass Conversion to Christianity among the Chinese: An Introduction.” Sociology of Religion 67.2 (2006): 125-129.

93 Lam Jason T.S. “The emergence of scholars studying Christianity in mainland China.” In Sino-Christian Theology:

A Theological Qua Cultural Movement in Contemporary China, edited by Lai Pan-chiu, Lam Jason, pp. 21-33. Peter

Lang AG, 2010.

de terugkeer van gevluchte pinkstergemeentes vanuit Taiwan of via Chinese arbeiders in het buitenland.95

De invoering van de economische liberalisering veroorzaakte een toename van de Chinese welvaart, maar deze kende geen gelijke verdeling onder de Chinese bevolking. Vooral de traditionele CCP-achterban, bestaande uit boeren en laaggeschoolde arbeiders uit de rurale gebieden, profiteerde in mindere mate van deze economische groei in vergelijking met hun landgenoten in de stedelijke (kust-)gebieden.96 Deze ontgoocheling stelde de integriteit van de CCP

in vraag, vooral in hoeverre deze nog ‘communistisch’ was, een term welke bovendien door Deng Xiaoping reeds was aangepast tot ‘socialisme met Chinese karakteristieken’ 中国特色社会主义 (zhongguo tese shehuizhuyi).97 Aldus zochten deze arbeiders en boeren hun heil in alternatieve

‘systemen’, wat leidde tot een hernieuwde opleving in spiritualiteit. Zoals eerder vermeld werd, wisten veel van deze alternatieven te overleven in de door de communisten opgezette gemeenschappen en vandaaruit opnieuw te verspreiden. Dit ziet men niet alleen terug in een groeiende populariteit van het christendom, maar ook in andere traditionele spirituele overtuigingen en handelingen, zoals qigong 气 功 . De toename van het aantal christenen—en met name protestanten—vond aanvankelijk eveneens binnen deze rurale gemeenschappen plaats, maar kende daarnaast nieuwe verspreidingen binnen andere kringen. Het onderzoek van Jason Lam geeft onder meer aan dat met de heropleving van religieuze studies aan Chinese universiteiten in de vroege jaren tachtig het christendom ook zijn weg vond naar Chinese intellectuelen, zij het zeer kleinschalig. Het wetenschappelijk werk dat deze onderzoekers echter produceerden, vormden aan het einde van de jaren tachtig een voedingsbodem voor een nieuwe generatie christenen. Volgens Lam zette deze onderzoekers mede de verdere integratie van het christendom in de Chinese cultuur in gang en vormde hiermee een ‘unieke’ verspreiding van het christendom in China. De voornaamste reden waarom deze verspreiding van het christendom uniek was, is dat deze eerste nieuwe religieuze wetenschappers in China zelf geen christelijke achtergrond hadden en door de gevolgen van de Culturele Revolutie zeer beperkt of geen toegang hadden tot wetenschappelijk materiaal of

95 Voor meer informatie over Chinese arbeiders, zie: Kalir, Barak. “Finding Jesus in the Holy Land and bringing Him

to China” Sociology of Religion 70.2 (2009): 130-156.

96 Voor meer informatie en exacte cijfers hierover zie: Li, Hongbi et.al. “The End of Cheap Chinese Labor.” Journal of

Economic Perspectives 26.4 (2012): 57-74.

deskundigen. Aldus bestudeerden zij het christendom niet vanuit christelijke instituties, maar voornamelijk vanuit hun eigen vertalingen van christelijke werken. Enkele van deze wetenschappers bekeerden zich tot het christendom en werden op hun beurt ‘missionarissen’ binnen Chinese intellectuele kringen, zonder inmenging van kerkelijke instanties.98

De teloorgang van de morele autoriteit van de CCP alsmede de nieuwe verspreiding van het christendom verklaren slechts deels de toename van de populariteit van de Jezusfiguur in de verschillende sociale klassen van China. Een ander mogelijk aspect dat belicht dient te worden is de vergevorderde sinificatie van de Jezusfiguur en zijn relatie tot modernisering. Het onderzoek van Lian geeft aan dat protestantse pinkstergemeentes, zoals de Ware Jezuskerk, vanaf de Republikeinse periode in verre mate hun eigen leiders en personeel voortbrachten, hun eigen vocabulaire en rituelen hadden geproduceerd en zich bovendien stoelden op een sterk Chinees nationalisme. Daarbinnen werd de Jezusfiguur in overeenstemming met inheemse messianistische sektes als centraal aanbeden figuur neergezet die in contact stond met een charismatische leider. Deze Chinees christelijke kerken oefenden aantrekkingskracht uit op grote groepen bekeerlingen net als diens negentiende-eeuwse voorgangers, zoals de Taiping. Lian legt uit dat verschillende gemeentes, bij het wegvallen van de charismatische leider, zichzelf omvormden tot democratische instanties en hierbij meer zeggenschap verleenden aan hun volgers. Hoewel veel van deze gemeentes uiteindelijk opgingen in de Drie-Zelfkerk, wisten sommige deelgemeentes of kleine groeperingen te vluchten naar het buitenland, zoals Taiwan en Hong Kong, van waaruit zij later weer terugkeerden gedurende de jaren tachtig en negentig. Hierbij moet vermeld worden dat hun aantrekkingskracht niet alleen veroorzaakt werd door de moderniseringen en democratiseringen die zij hadden doorgevoerd, maar dat bekeerlingen bovenal konden terugvallen op hun christelijke verlossingsleer.99 Wat betreft modernisering voegen Yang en Tamney hieraan toe dat het christendom doorheen de laatste decennia aantrekkelijker is geworden, omdat het als ‘moderner werd ervaren’ en vanwege de door christenen opgezette ‘outreach-programma’s’, die veel specifieke vormen van hulp boden bij het oplossen van problemen in het dagelijks leven. Bovendien nam de openheid tot het christendom verder toe door de zwakke positie van ‘traditionele’ religies, zoals het boeddhisme door hun gebrek aan actieve evangelie, bekering en connotaties met moderniteit.100 Ook hier kunnen wellicht

98 Lam, 2010. 99 Lian, 2008.

parallellen getrokken worden met het verleden, waar al eerder werd opgemerkt dat bekering tot het christendom toegang verschafte tot praktische hulp, onderwijs en ziekenzorg en mogelijk ook antwoorden bood op levensvragen die onbeantwoord bleven onder de communistische of confucianistische regimes.101 De associaties tussen christendom en moderniteit worden verder bevestigd in het onderzoek van Kalir Barak over Chinese gastarbeiders in Israël. Gastarbeiders, voornamelijk afkomstig uit de rurale gebieden van China, bekeerden zich tijdens hun werkzame periode in Israël in de jaren negentig tot het christendom om bij terugkeer hun sociale mobiliteit te kunnen vergroten. Eenmaal teruggekeerd in China ontpopten zij zich tot spilfiguren in nieuwe door hen gestichte christelijke gemeenschappen van waaruit nieuwe gastarbeiders naar Israël werden gestuurd. Volgens Barak droegen deze gemeenschappen en de vergroting van hun sociale mobiliteit niet alleen bij aan de modernisatie van China, maar ook aan het evangelie en de moderne beeldvorming van het christendom.102 Andersom hielp de groeiende modernisering en economische welvaart eveneens de verspreiding van de Jezusfiguur en het christendom binnen China. Kleine Chinese christelijke gemeenschappen die voorheen gebonden waren aan hun traditionele agrarische levensstijl konden dankzij individueel ondernemerschap hun sociale mobiliteit verbeteren. Vele van deze christelijke ondernemers weken uit naar de steden waardoor tegen de millenniumwisseling nieuwe christelijke gemeenschappen ontstonden. In het onderzoek van Chen Cunfu en Huang Tianhai worden enkele invloedrijke christelijke gemeenschappen, de zogenoemde “Boss Christians”, uitgelicht. Deze gemeenschappen bestaan uit onder meer particuliere ondernemers, hoogopgeleide jongeren en ruimdenkende stedelingen die actief zijn in zowel kerkelijke als sociale werken. Chen en Huang geven aan dat deze Boss Christians veelal buitenom de Drie-Zelfkerk, de CKPV of de ondergrondse kerken opereren en geen probleem hebben om hun financiële en religieuze status te etaleren, alsook om namens hun kerken te onderhandelen met de overheid. Bovendien spelen zij een leidende rol in de modernisering en democratisering van lokale

101 Of het boeddhisme daadwerkelijk een zwakke positie inneemt, valt mogelijk te relativeren met het onderzoek van

Yanfei Sun en de opkomst van populaire lokale religies met veel boeddhistische karakteristieken. In haar onderzoek komt naar voren dat lokale tempelreligies in Zhejiang—een provincie gekenmerkt door een grote christelijke aanwezigheid—in opkomst zijn en deze in grote mate nadruk leggen op het opnieuw verkrijgen van boeddhistische karakteristieken met doel een communale eenheid te creëren, welke uiteen waren gevallen als gevolg van de ineenstorting van de oude communistische communes. Deze boeddhistische karakteristieken werden eveneens gesyncretiseerd met christelijke, taoïstische, confucianistische en lokale kenmerken.

Zie voor meer informatie: Sun, Yanfei. “Popular Religion in Zhejiang: Feminization, Bifurcation, and Buddhification.”

Modern China 40.5 (2014): 455-487.

(kerkelijke-) gemeenschappen door sponsoring van welzijnsactiviteiten en evangelisatie. Middels deze activiteiten creëerden de Boss Christians een voedingsbodem voor een jonge generatie van ruimdenkende en religieus goed geschoolde geestelijken die niet alleen op lokaal, maar ook op internationaal niveau kunnen opereren. Tegelijkertijd vormden de Boss Christians zelf een nieuwe sociale groep die niet alleen economisch sterk en politiek competent tegenover de overheid kon optreden, maar ook het Chinese christendom in de stedelijke gebieden sterk kon beïnvloeden.103

Deze gemeenschappen hebben wellicht ook baat gehad bij het tolerante beleid van de Chinese regering na de millenniumwisseling. Reeds onder president Jiang Zemin (1993-2003) werden de eerste stappen voor de versoepeling van religieuze vrijheid ondernomen.104 Ten tijde van president Hu Jintao (2002-2012) tolereerde de Chinese overheid eveneens een grotere vrijheid van religie, met name van Chinese christenen. Deze tolerantie zou volgens de Chinese overheid een voordelige uitwerking hebben op de sociale stabiliteit van de Chinese maatschappij alsmede op liefdadigheidswerk. Het toont mogelijk ook aan dat dit impliciet betekent dat de Chinese maatschappij door de economische welvaart complexer en verfijnder dan voorheen is geworden en daarbij meer is gaan steunen op individuele ondernemingen. In een dergelijke markteconomie kan de staat niet langer optreden als ‘de grote weldoener’ en zijn gehele bevolking in onderhoud voorzien.105 Bovendien stimuleert het consumentengedrag binnen de markteconomie een verdere liberalisering van gemeengoed, waaronder religie. Dit houdt in dat religieuze overtuigingen flexibeler en meer afgestemd worden op het individu in plaats van opgelegd worden vanuit een centrale instantie (zie verder).106 Desalniettemin is dit beleid veranderd na aantreden van Xi Jinping, mede mogelijk uit angst voor het ontstaan van een anticommunistische vijfde colonne. Het is wellicht eveneens aannemelijk dat deze beleidsverandering mede veroorzaakt is door toenemende invloed van Chinese christenen, zoals de Boss Christians, in de modernisering—en vooral democratisering—van China.

103 Chen, 2004.

104 De ontmoeting tussen Jiang Zemin en George W. Bush in 2001 initieerde een open en ongecensureerde discussie

over religieuze vrijheid en mensenrechten in China. Deze discussie had een grote impact op de Chinees christelijke gemeenschap alsmede op de Chinese maatschappij. Zie voor meer informatie: Zhou, Jinghao. “The Role of Chinese Christianity in the Precess of China’s Democratization.” American Journal of Chinese Studies 13.701 (2006): 701-719.

105 Groot, Gerry. “THE EXPANSION OF THE UNITED FRONT UNDER XI JINPING.” In Pollution, edited by

Davies Gloria, Goldkorn Jeremy, Tomba Luigi, pp.166-179. ANU Press, 2016.