• No results found

4.3 Relevante en overige actoren

4.3.1 Relevante actoren 1 De redactie

De eerste actor waarbij moet worden stilgestaan is uiteraard de redactie zelf. De

redactieleden zaten in het proces bij het opzetten van de website immers in de frontlinie. Uiteindelijk is het de redactie die tijdens een redactievergadering instemt met het (laten) ontwikkelen van een website. We zien hier bij beide universiteitsbladen een opvallende overeenkomst. In beide gevallen blijkt uit de verschillende interviews dat het idee en, zoals eerder aangehaald in dit onderzoek, de motivatie voor het opzetten van een website direct vanuit de redactie kwam. We kunnen dan ook stellen dat de redactie een sleutelpositie heeft gespeeld in het proces van het opzetten van een website. Deze conclusie sluit aan bij eerdere conclusies van Klaske Tameling (2015). Tameling stelt dat redacteuren vaak in eerste instantie erg open staan voor een nieuw medium en het nut inzien van zo’n nieuw medium. Daarnaast willen redacteuren zo’n nieuw medium zich ook graag ‘eigen maken’. We zien dit bij zowel het Ublad als De Mare ook terugkomen.

Opvallend is echter dat na deze enthousiaste beginfase de redactie in een later stadium als de meest ‘remmende’ actor kan worden gezien. Zoals ook al bleek uit de eerdere citaten in paragraaf 4.1.3 gaat de redactie in met name Leiden de website als iets bedreigends ervaren. Dit proces is hetzelfde als bij veel landelijke media (Tameling & Boersma 2013; Tameling 2015;). De redactie van De Mare was bang dat door het verder uitrollen van de website de economische positie van het blad zou verslechteren. Naast deze zorg kwam in het interview met de huidige hoofdredacteur Frank Provoost duidelijk naar voren dat ook de zichtbaarheid een belangrijk argument was om de website niet verder te ontwikkelen. De redactie was bang dat deze zichtbaarheid sterk zou verslechteren met het mogelijk verdwijnen van het papieren blad. Studenten en medewerkers zien dan immers niet langer een krant in de rekken liggen als zij bijvoorbeeld in de kantine gaan lunchen. De combinatie van deze argumenten maakte dat de redactie van De Mare geen heil zag in het verder ontwikkelen van de website. Een verslechtering van de economische positie door digitalisering is een argument dat bij landelijke media ook vaak gebruikt wordt tegen het

uitbreiden van de online activiteiten. In Utrecht bij het Ublad zien we juist dat de redactie positief blijft staan tegenover het gebruik van de website als aanvulling op het papieren blad. Het Ublad wijkt daarin dus af van eerder onderzochte media.

4.3.1.2 De hoofdredacteur

Het lijkt vreemd om de hoofdredacteur als aparte actor op te nemen in dit onderzoek, hij/zij maakt immers deel uit van de redactie. Toch is het van belang om de hoofdredacteur als aparte actor te bespreken, omdat hij/zij in het geval van een universiteitsblad niet alleen lid is van de redactie, maar veelal ook verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering en het financiële deel van een universiteitskrant. Daarover moet hij verantwoording afleggen aan zowel de redactieraad als aan het College van Bestuur (CvB) van de universiteit. Een hoofdredacteur draagt dus verschillende ‘petten’. Bovendien is uit de analyse in het vorige hoofdstuk

gebleken dat de hoofdredacteur vaak een doorslaggevende rol speelt in verdere digitale ontwikkeling. Daarbij neemt de hoofdredacteur door de verschillende petten die hij draagt lang niet altijd hetzelfde standpunt in als de rest van de redactie. Daarom is de

hoofdredacteur in dit onderzoek als aparte actor opgenomen.

Zo speelde toenmalige hoofdredacteur Armand Heijnen bij het Ublad een belangrijke rol in de digitale ontwikkeling. Heijnen was voorstander van het opzetten van een website, om zo sneller nieuws te kunnen brengen. Bij deze ontwikkeling vond Heijnen nog wel ruim steun bij de redactie. Redacteuren stonden open voor zo’n nieuw medium. Bovendien wilden veel redacteuren ook graag sneller nieuws bij de lezer kunnen brengen. Zo kregen

redacteuren niet meer wekelijkse deadlines volgens Heijnen, maar kon elke dag voortaan een deadline zijn. Hierdoor werden redacteuren bij ‘hard nieuws’ gedwongen om dit snel te leveren.

Zijn rol in de beginperiode van de website bij het Ublad is dan ook nog niet anders dan die van andere redacteuren. Uit de interviews blijkt dat het voor Heijnen en de overige voorstanders binnen de redactie niet lastig was om de tegenstanders van een website om te krijgen. Zijn rol in het digitaliseringsproces van het Ublad neemt echter toe in de jaren

2007-2010. Heijnen moest het Ublad draaiende houden met minder budget van het CvB, bovendien liepen de advertentie inkomsten door de economische ciris in 2008 sterk terug. Door het blad verder te digitaliseren dacht Heijnen te kunnen snijden in de kosten. Zo vielen bijvoorbeeld drukkosten weg bij verdere digitalisering. Heijnen wilde dus door verdere digitalisering van het Ublad de financiële situatie van het blad beter in de hand houden.

Heijnen was voorstander van het volledig digitaal gaan van het Ublad toen bleek dat de overige redactieleden zich niet konden vinden in een doelgroepenscheiding, dat wil zeggen een ‘maandblad’ voor personeel van de UU en een website voor studenten. Volgens hem was volledig digitaal gaan enerzijds nodig om het Ublad financieel te kunnen laten overleven, maar belangrijker was volgens hem dat hij inzag dat communicatie steeds meer digitaal zou worden. Dit mede omdat de mogelijkheden van een digitaal medium voor een universiteitsblad ruimer waren – zoals de mogelijkheid om het debat te voeren. Daarom zou het Ublad ook volop moeten inzetten op de digitale tak, aldus Heijnen. Uiteindelijk neemt Heijnen ook dit besluit. Het Ublad zal voortaan niet langer op papier verschijnen, maar alleen nog online. Heijnen kon deze beslissing nemen zonder toestemming van de overige

redactieleden, maar had wel steun nodig van de redactieraad. Oud-redactieraadvoorzitter Leen Dorsman bevestigt dat de redactieraad Heijnen steunde om het Ublad verder te

digitaliseren, omdat deze ook inzag dat de digitale journalistiek zich verder zou gaan

ontwikkelen. Volgens Heijnen was het wel beter geweest als hij wel de steun van de redactie had gekregen, maar dat is hem helaas niet gelukt. Uiteindelijk leidde het besluit van Heijnen om het Ublad volledig te digitaliseren tot een breuk tussen hem en die redactie. Na de lancering van DUB is Heijnen dan ook vertrokken als hoofdredacteur.

Ook de hoofdredacteur in Leiden speelde in met name de latere periode, 2007-2010, een grote rol in het proces rond de website. Net als Heijnen in Utrecht vervulde toenmalige hoofdredacteur Bart Funnekotter geen prominentere rol in het proces rond het opzetten van de website dan andere leden van de redactie. De rol van huidige hoofdredacteur Frank Provoost is juist wel prominent te noemen. Provoost werd geconfronteerd met een plan van het CvB. Hij was bang dat De Mare, als gevolg van dit plan, niet langer op papier zou kunnen verschijnen in de toekomst. Daarom koos Provoost er in samenspraak met de reactie voor om niet meer te investeren in de digitale tak van De Mare. Provoost was van mening dat, als de redactie geen tijd en aandacht aan de website zou geven, de

economische positie van De Mare beter gewaarborgd kon worden. Provoost zette de website dus in als tactisch middel om zo de papieren Mare veilig te kunnen stellen. Provoost: ‘Dus toen hebben we eigenlijk sindsdien een totaal waanzinnige guerilla volgehouden om een zo slecht mogelijke website te houden, om het maar even zo te zeggen.’

Aan de hand van bovenstaande voorbeelden kan worden geconcludeerd dat de houding van een hoofdredacteur ten aanzien van zowel het opzetten als het verder ontwikkelen van een website bij universiteitskranten van cruciaal belang is. Wanneer een hoofdredacteur positief staat tegen dit soort ontwikkelingen is de kans dat ook de redactie hier positief tegenover zal staan groot. Vaak is er eerst weerstand vanuit de redactie, maar gaat deze uiteindelijk toch overstag (Kamerling en Boersma 2012). Dat er ook

uitzonderingen zijn op deze regel blijkt in het geval van het Ublad. De hoofdredacteur was groot voorstander van het verder ontwikkelen van de digitale tak, de redactie bleef hier echter sterk tegenstander van. Het tegenovergestelde fenomeen zien we bij het verder ontwikkelen van de website bij De Mare. Als een hoofdredacteur geen toekomst ziet in een digitaal platform, is de kans dat zo’n platform er komt nihil.

4.3.1.3 Redactieraad

De derde actor die directe invloed heeft gehad op het proces rond het opzetten van een website bij universiteitsbladen is de redactieraad. De redactieraad bestaat - in het geval van universiteitsbladen - uit een vertegenwoordiging uit de universitaire en/of journalistieke wereld. De redactieraad is belast met het controleren van het redactionele beleid van een universiteitskrant, zoals doorgaans in vastgelegd in een redactiestatuut. Door tussenkomst van een redactieraad (en redactiestatuut) is het een universiteitsblad mogelijk om zich onafhankelijk op te stellen van zijn geldschieter, het CvB. Jos Damen en Leen Dorsman, oud-voorzitters van de redactieraad bij De Mare en het Ublad, bevestigen dat een

belangrijke taak van de redactieraad is waken over de journalistieke onafhankelijkheid van de universiteitskrant. De redactieraad is het aanspreekpunt voor journalistiek-inhoudelijke kwesties en klachten over artikelen in de krant, het CvB is aanspreekpunt voor de

bedrijfsvoering. Wanneer het CvB de journalistieke koers zou controleren, zou de

voor journalistiek-inhoudelijke kwesties, het CvB is aanspreekpunt voor de bedrijfsvoering. Wanneer het CvB de journalistieke koers zou controleren, zou de journalistieke

onafhankelijkheid in het geding zijn.

Het opzetten van een website is een journalistiek-inhoudelijke keuze en dus aangelegenheid voor de redactieraad, heeft deze dus directe invloed op het proces van digitalisering. Zowel bij het Ublad als bij De Mare was het van belang om groen licht te krijgen van de redactieraad voordat er met zo’n proces werd gestart.

Niet alleen bij het opzetten van een website speelde de redactieraad een belangrijke rol, ook bij latere digitale ontwikkelingen is dit het geval. In de vorige paragraaf werd al duidelijk dat de redactieraad van het Ublad wel voorstander was van verdere digitalisering. In het interview met oud-hoofdredacteur van het Ublad Armand Heijnen zie we dit ook terugkomen: ‘De redactieraad was, in tegenstelling tot de redactieleden, wel voor [volledige digitalisering]; die had ik wel achter mij staan. Het CvB heeft zich nooit uitgelaten of het er voor- of tegenstander van was, maar dat was ook zijn positie niet.’ Volgens Heijnen had hij zonder instemming van de redactieraad een verdere digitalisering van het Ublad nooit kunnen doorvoeren. ‘Ik bedoel, gezien de oppositie van de redactie had ik het er nooit doorheen gekregen; de redactieraad moest er uiteindelijk een klap op geven: ga het maar doen.’ Leen Dorsman, voorzitter van de redactieraad van het Ublad tussen 2005 en 2011, bevestigt het beeld dat de redactieraad voorstander was van verdere digitalisering van het Ublad:

‘Er bleven te veel bladen liggen en de redactieraad vond dat hard nieuws sneller moest worden gebracht. Als je iets pas een week later brengt als medium is het niet meer relevant. Om deze zaken aan te pakken was verder digitalisering nodig volgens de redactieraad.’

Dat een redactieraad ook heel anders kan staan tegenover verdere digitale ontwikkeling zien we terug bij De Mare in Leiden. Toen in Leiden ook dreigde dat het blad niet langer op papier zou verschijnen, heeft de redactie een beroep gedaan op de toenmalige redactieraad en oud-redactieraadleden, waaronder Mark Rutte. Dit leidde ertoe dat een deel van de redactieraad het gesprek is aangegaan met de toenmalige rector magnificus van de Universiteit Leiden. Volgens oud-hoofdredacteur Bart Funnekotter was de insteek van dit gesprek om het CvB te verzoeken ‘De Mare met rust te laten’. Jos Damen ,voorzitter van de redactieraad van De Mare van 1995 tot 2003, bevestigt dat de redactieraad vaker bij het CvB heeft aangegeven dat bemoeienis over de inhoud van Mare geen optie was en daarmee dus ook een verdere digitalisering niet aan het CvB was.

Overigens stond de redactieraad aanvankelijk net als de redactie van De Mare juist positief tegenover het ontwikkelen van een website. Oud-voorzitter Jos Damen vertelt dat de redactieraad in 1997 juist aandrong bij de redactie op het ontwikkelen van een website. ‘De redactieraad drong aan op vernieuwing van De Mare. Daarom is de website er uiteindelijk ook gekomen.’ Maar door de onrust tussen het CvB en de redactie van De Mare voelde de redactie zich uiteindelijk bedreigd en begon de digitalisering te zien als een proces om De Mare uit te kleden. Volgens Damen is dat jammer, want een website bood veel kansen. ‘De redactieraad zat nu eenmaal niet op de dagelijkse redactievloer, dus onze invloed op het daadwerkelijke proces was beperkt. We konden adviezen geven, maar daar werd niet altijd naar geluisterd.’

Uit deze voorbeelden komt duidelijk naar voren dat de rol van een redactieraad van groot belang is bij een proces als verdere digitalisering. Het is essentieel dat een

redactieraad positief staat tegenover het verder ontwikkelen van de digitale tak van het medium. Zonder groen licht van de redactieraad was het onmogelijk om verder te digitaliseren voor De Mare en het Ublad. Toch betekende een positieve houding van de redactieraad niet automatisch dat er ook verdere stappen werden ondernomen in de digitalisering. Dat beeld zien we duidelijk naar voren komen bij de De Mare in Leiden.

Uiteindelijk moet de redactie en de hoofdredacteur ook iets willen doen met de adviezen van de redactieraad. In Utrecht zien we dat, omdat zowel een redactieraad als de

hoofdredacteur positief stonden tegenover verder digitalisering, de kans groot was dat dit ook gebeurde.