• No results found

Deze paragraaf gaat in op het proces van mediaconvergentie bij het Ublad en De Mare. Daarbij kijken we vooral naar mediaconvergentie binnen de redactie, de organisatiestructuur van een redactie en mediaconvergentie op het niveau van de individuele journalist. Bij dat laatste staat de vraag centraal in hoeverre de taken van de individuele journalist

veranderden met de komst van de website bij De Mare en het Ublad. Allereerst wordt er stilgestaan bij de vraag of er sprake was van mediaconvergentie en hoe deze zich eventueel verder ontwikkelde. Daarnaast zal er een vergelijking worden gemaakt tussen de

onderzochte universiteitsbladen over de mate waarin mediaconvergentie optrad.

Als we inzoomen op mediaconvergentie bij het Ublad zien we dat deze pas laat op gang komt. Met de komst van de website kregen de redacteuren van dit universiteitsblad niet direct te maken met mediaconvergentie. Het zelf plaatsen van artikelen was wel al mogelijk in een CMS-systeem, dat behoorde dus wel al tot de taken van een redacteur. Maar verder hadden de redacteuren weinig verplichte taken ten behoeve van de website. Aparte webredacteuren kende het Ublad niet. Doordat de redactie erg klein was, bestond er geen financiële ruimte om redacteuren aan te stellen die zich specifiek bezig konden houden met het actualiseren van de website. Begin 2000 zien we voor het eerst een teken van mediaconvergentie bij het Ublad. Armand Heijnen en Gwenda Knobel halen in het interview allebei aan dat redacteuren toen ook cursussen moesten gaan volgen voor schrijven op internet. We kunnen dit een vorm van mediaconvergentie noemen, omdat er vanaf deze periode van redacteuren wordt verwacht dat zij op een andere manier gaan schrijven voor de website dan voor de de papieren krant. In deze cursussen leerden redacteuren onder andere wat voor titels en onderwerpen geschikt zijn voor internet. Toch was er van

vergaande mediaconvergentie volgens hen nog geen sprake. Er veranderde niet veel aan de redactiestructuur, door de kleine redactie was het opzetten van een aparte

grootschalige mediaconvergentie op bij het Ublad. Oud-hoofdredacteur Heijnen sluit zich aan bij deze conclusie:

‘Als het gaat over convergentie dan denk ik dat met de komst van DUB en het volledig digitaal gaan van het Ublad er ook andere vragen aan journalisten werden gesteld. Niet alleen het maken van nieuws voor een website, maar bijvoorbeeld ook kwaliteiten hebben op het gebied van social media.’

Hoe zag deze mediaconvergentie er dan precies uit bij het Ublad? Van redacteuren werd verwacht dat zij niet alleen schreven voor internet, maar ook zelf deze artikelen online konden plaatsen, inclusief de vormgeving die bij artikelen op internet hoorde. De grote lijnen van de vormgeving werden nog steeds door vormgevers gedaan, maar via de bestaande systemen werd wel verwacht dat journalisten zelf foto’s, video’s en links naar bijvoorbeeld social media in hun online artikelen konden plaatsen. Daarnaast werd steeds meer van redacteuren geëist dat zij thuis waren op social media. Zo moesten redacteuren bijvoorbeeld steeds vaker discussies op bijvoorbeeld Twitter volgen en soms aanzwengelen met

bepaalde artikelen. Bovendien moesten redacteuren steeds vaker ook zelf foto’s maken die bij hun artikel geplaatst konden worden. Iets dat voorheen vrijwel altijd door persfotografen werd gedaan. Op het gebied van redactiestructuur zien we ook veranderingen optreden. Zo werd de redactie versterkt met vormgevers die beschikken over kwaliteiten om de website goed draaiende te houden en systemen op te zetten zodat redacteuren ook zelf artikelen konden opmaken zoals hierboven werd aangestipt. Volgens Gwenda Knobel is het gevolg van de digitalisering in de journalistiek dat er steeds meer wordt verwacht van jonge journalisten. Over de situatie wanneer DUB een vacature heeft openstaan zegt zij het volgende:

‘Hij (zij) moet wel heel handig zijn met sociale media en goed kunnen schrijven en iets hebben met fotografie en het liefst ook nog iets hebben met video. Nou en als ze Google Analytics kunnen lezen is dat ook wel handig. [...] Als je nu allround journalist bent, ben je volgens mij zo’n enorme duizendpoot.’

Bovenstaande uitleg en citaat tonen aan dat bij het Ublad mediaconvergentie ook op grote schaal in ingetreden op de redactie. Niet langer wordt er alleen van redacteuren verwacht dat zij kunnen schrijven voor een papieren blad. Zij moeten nu dus ook beschikken over een groot aantal digitale vaardigheden. Dit fenomeen zien we ook breder in het journalistieke landschap optreden. Zo blijkt uit het artikel van Marcel Boersma en Todd Graham: ​TWITTER AS A NEWS SOURCE How Dutch and British newspapers used tweets in their news

coverage, 2007–2011 (2013), dat ook steeds vaker van journalisten verwacht wordt dat zij bijvoorbeeld actief gebruik maken voor Twitter. Zowel als bron om potentieel nieuws op te kunnen sporen als middel om te gebruiken als ondersteuning en bronvermelding in

bijvoorbeeld vervolg verhalen over een bepaald onderwerp. Deze mediaconvergentie is bij DUB ook nog niet ten einde. De huidige redactie wil meer gaan inzetten op onder andere video en podcasts. Van (nieuwe) redacteuren zal in de toekomst dus ook worden verwacht dat zij beschikken over dit soort vaardigheden.

Bij De Mare zorgde de komst van de website niet direct voor het optreden van mediaconvergentie. Bij De Mare werd het plaatsen van de artikelen op de website

aanvankelijk uitbesteed aan een extern bedrijf dat meer thuis was in het bijhouden van digitale systemen. Zij plaatsten iedere week de artikelen die eerst op papier waren

verschenen op de website. Doordat de digitale ontwikkeling bij De Mare lange tijd stil stond, zoals in de vorige paragraaf besproken werd, gold dit ook voor mediaconvergentie. Er werd niet van redactieleden verwacht dat zij over veel digitale kwaliteiten beschikten.

Oud-hoofdredacteur Bart Funnekotter sluit zich aan bij deze conclusie. Volgens hem is er bij De Mare geen sprake geweest van mediaconvergentie, ‘in elk geval niet in die mate dat ik het onthouden heb.’

Nu De Mare inmiddels meer aandacht heeft voor de website zou je verwachten dat de mediaconvergentie ook toeneemt. Toch is dat volgens huidige hoofdredacteur Provoost niet perse het geval.

‘Iedereen moet vooral ook eigen ideeën blijven aandragen. Hoe meer clicks hoe beter, is daarbij het idee. Binnen de redactie zijn sommige taken wel verdeeld. De een doet Facebook de ander Twitter, maar de grootste digibeet hoeft bijvoorbeeld niet een hele Twitterdiscussie te gaan volgen.’

Er worden volgens Provoost geen echte eisen gesteld aan de huidige redactieleden. Redacteuren die het leuk vinden om zich bezig te houden met sociale media en met de website mogen dat doen. Maar het wordt redactieleden dus niet verplicht gesteld. Volgens Provoost is het schrijven voor papier ook niet zo anders dan voor internet. In beide gevallen gaat het erom een boodschap helder over te brengen. Of het verhaal op internet verschijnt of in een papieren blad is volgens Provoost minder van belang. De Mare heeft ook lange tijd weinig aandacht geschonken aan audio of video op de website. Dat is natuurlijk deels te verklaren omdat audio en video nu eenmaal niet matchen met een papieren krant, waar zeer lange tijd vrijwel alle aandacht van de redactie naar uitging. Provoost vindt het jammer dat dat eerder nog niet is gelukt. ‘We willen daar in de toekomst wel meer op gaan inzetten, met een podcast bijvoorbeeld, maar de precieze vorm moeten we nog bepalen.’

Concluderend kunnen we stellen dat er in Utrecht op veel grotere schaal sprake is van mediaconvergentie dan in Leiden. Dat verschil is niet lastig te verklaren. Doordat er in Utrecht geen papieren blad meer verscheen, werd de redactie min of meer gedwongen om meer in te zetten op verdere digitalisering. Daarmee nam ook de ontwikkeling op het gebied van mediaconvergentie verder toe. Toch is het belangrijk om op te merken dat ook vóór de komst van DUB er in Utrecht al meer sprake was van mediaconvergentie dan bij De Mare in Leiden. Dit vanwege de motivatie voor het opzetten van de website. Het Ublad wilde met het opzetten van een website sneller nieuws kunnen communiceren. In Leiden was deze

motivatie er niet.

De Mare in Leiden verschijnt nog wel op papier. Daardoor ligt een groot deel van de aandacht van de redactie bij dit papieren blad. Doordat de redactie niet groot is hebben universiteitsbladen niet de luxe om meer in te zetten op verdere digitalisering als zij ook nog een papieren blad willen uitbrengen. Toch is er ook bij De Mare op dit moment sprake van toenemende mediaconvergentie. Zo heeft de redactie twee internetredacteuren

aangetrokken die zich bezighouden met het updaten van de website. Daarnaast is de

website vorig voorjaar (2019) vernieuwd om zo in de toekomst meer gebruik te kunnen gaan maken van dit platform. Ook zorgt in 2020 het coronavirus wellicht voor een

universitaire gebouwen gesloten waardoor de redactie gedwongen werd om voor het eerst ‘webonly’ te werken. Volgens Provoost kijkt de redactie mede daardoor nu minder negatief aan tegen de website. Toch blijft volgens Provoost de papieren krant, als deze na de sluiting van de universiteit door corona weer zal verschijnen, een zeer prominente rol spelen binnen de structuur van werken van de redactie.