• No results found

De Rein Leven-Beweging. Na tien jaar

In document De Vlaamsche Gids. Jaargang 8 · dbnl (pagina 181-200)

I.

Men heeft recht in Zuid-Nederland te weten, wat de Rein Levenbeweging in Noord-Nederland is, wil en gedaan heeft, gedurende de tien jaren van haar bestaan.

En als persoon, die eigenlik van vóór de oprichting een werkzaam aandeel in deze organisatie gehad heeft, heb ik tans recht van spreken, omdat deze bizondere stroom in het maatschappelik leven onzer dagen het bewijs geleverd heeft zich een eigen bedding te hebben kunnen verzekeren.

Wij hebben hier te doen met een hoogst gewichtig kultuur-verschijnsel. Het is namelik niet minder dan een nieuwe faze In de ontwikkelingsgeschiedenis der mensheid. Waar het om gaat is dit: de vervollediging van de Mens als zodanig. In tweeërlei opzicht zien wij dit proses zich voltrekken: in de onderlinge verhouding der beide geslachten èn in de persoonlike uitleving van de individu.

De mens is onaf gebleven. Of wilt ge het liever anders horen, zeg dan dat de mens verminkt is. Het feit voor ons tans blijft hetzelfde. Want de mens mist iets. Er ontbreekt iets aan de mens van tegenwoordig. En niet zo er 's een kleinigheid. Maar juist datgene wat hem tot mens stempelt, wat hem tot mens adelt. Het voornaamste dus. Meestentijds heeft hij het niet verder gebracht dan tot mens-dier. Dan is het mens-wezen nog blijven sluimeren in het mens-dier. Dan is de menselike kern nog ombolsterd gebleven. Dan schouwen wij enkel de levensuitingen van het ontwikkelde dier.

In de onderlinge verhouding der beide geslachten ontwaren wij

onze soortgenoten dan niet als Mens, maar als geslachts-wezen. Hoger reikt de mens in doorsnee nog niet. Zijn groei is niet voltooid. Geknot is hij in z'n ontwikkeling. Het is maar een brokstuk van een mens. Z'n levenssappen hebben nu een éénzijdige vergroeiing gevoed. Een wangestalte is ontstaan. Misvormd is daardoor der mensen verschijning en samenleving.

Van het natuurlike leven dat schoon is, wordt zo weinig genoten. Hoe kan het anders, waar immers de aard van de Mens niet tot volle ontplooiing is gekomen, ja midden in z'n menselike ontwikkeling is blijven steken.

Niet alvorens in het menselik leven datgene wat ontbreekt zal zijn aangevuld, niet aleer derhalve de Mens zelf volledig zal zijn geworden, zal harmonie en bevrediging der mensen deel kunnen worden.

Die vervollediging van de Mens, welke bewust ter realisering als doel is gesteld door een ganse schaar van mensen, is als kultuur-tipering naar buiten zichtbaar geworden, in omlijnde ordening, in de organisatie der Nederlandse Rein Leven-beweging.

Geen enkele andere organisatie, ook strevend naar verhoging van levens-vlak, wil ik te kort doen. Doch niet één, bij mijn weten, heeft zo alzijdig en spesiaal deze Mens-vervollediging zich tot taak gesteld en hare werkelikheid als idee verkondigd, als dit door de Rein Leven-beweging is geschied.

Geenszins ook is hier sprake van een nieuwe vinding. Het is slechts - zo als alles - voortgaan op de aanwezige groeilijn. Het is alleen een nieuwe schalm, die in een voorgaande inschakelt. Als beeld verschijnt mij deze groeilijn niet duideliker dan als een wijd-sirkelende spiraal.

Deze doel-stelling van Mens-vervollediging is, met de mensheids-ervaring van een twintig eeuwen verrijkt, een meer gevorderde evolutie-eis dan welke in het begin onzer jaartelling, in beginsel volkomen gelijk, zich kennen deed in de ‘richting van vergeesteliking’, welke als een nieuw moment toen haar intree gedaan heeft in de toenmalige mensenwereld.

Ook nu is de kern van Mens-vervollediging: vergeesteliking.

Want waar de Mens in de mens nog niet tot openbaring is gekomen, wil dit zeggen, dat het geestelik wezen van de mens nog ongeboren is gebleven.

De Rein Leven-beweging wil het volle, gezonde, zuivere, waarmenselike leven van de volledige mens. Zij vraagt dus allereerst naar het eigenlike kenmerk van de Mens. Kont de Mens als geestelik wezen naar voren? Neemt het geestelike in zijn leven de plaats in, die het krachtens zijn aard als Mens, toekomt? Staat het geestelike, als het hoogste in de Mens, bovenaan in zijn leven? Voort het onverdeeld de schepter, en waarborgt het daarmee aan z'n drager: menselike zelfstandigheid? En erkent zo iemand daardoor de menselike gelijkwaardigheid van z'n evenboortige

medeschepselen, of zij man dan wel vrouw worden genoemd?

Wat klinkt dit alles van-zelf-sprekend, eenvoudig, gewoon. En toch, het streven der R.L. bew., in die weinige woorden in beginsel aangeduid, blijkt helaas zozeer te verschillen van het streven en het beginsel, dat het leven der mensen in 't algemeen kenmerkt en beheerst, dat zij, met dit program naar voren tredend, een pioniersdaad eerste klas blijkt te verrichten.

De werkers der R.L. bew. zijn baanbrekers voor een nieuwe levensopvatting, die nog ingang moet vinden bij de mensen om hen heen.

Want door de meesten wordt niet ingezien nog, wat er aan hun ontwikkeling ontbreekt, hoe zij niet àf zijn als mens, hoe zij geestelik leven derven.

Door de meesten wordt allerminst beseft, dat zij door dit hun niet-vol-mens-zijn een leven leiden als slaaf in plaats van als heerser, als gebondene in stede van als vrije persoonlikheid.

Er bestaat een slavernij van de Vrouw, in alle vezelen onzer samenleving vertakt, door de meesten harer sekse niet bevroed, nog minder erkend. En wie hier heten te zijn van het sterke geslacht, van de andere voordelige partij, twijfelachtige rol spelend van ‘heren der schepping’, doen op onrechtmatige en onredelike wijze hun overwicht als geslachtswezen alleen gelden, uit verkeerd-begrepen en laag eigenbelang, omdat zij in eigen persoon missen de geringste heerschappij over zichzelf. Zo weinig heer en meester zijn ze over hun vleselike lusten en hartstochten, dat ze als lafaards gehoorzamen aan ieder verlangen van het dierlike in zich, dat zij zich willoos en eerloos als speelbal overgeven aan de misselikste nukken ener gehuichelde liefde. En de

minst zwakken buigen, - omdat het nu eenmaal niet anders kan -, voor de overmacht van de door hen zelf gekroonde en volgens traditie daarvoor aangewezen, zinnelike neigingen oftewel ‘natuurlike behoeften’. Daarvoor zijn ze immers ‘man’, zeggen ze of anders denken zij 't. Waren zij volgroeid mens, d.w.z. zich van hun geestelik wezen bewust, dan zouden zij anders denken en spreken. Nu daarentegen wordt hun verhouding tot de Vrouw in de eerste plaats bepaald door hun standpunt als

geslachtswezen.

Er bestaat ten andere een slachtoffer-zijn van begripsontwrichting, door talloos velen, wien het aangaat, tegenwoordig ten stelligste weersproken. Het raakt de kern van het geslachtsleven. Als doel voor geslachtsgemeenschap heeft men in plaats van de voortteling, het genot gesteld. Dat betekent: scheiding van seksualiteit en

voortplanting, hetgeen terecht door Prof. Dr. J. van Rees, als bioloog, gebrandmerkt werd als de ‘reuzenblunder’ op dit gebied. - Hiermee heeft in beginsel het

Nieuw-Malthusianisme z'n recht van bestaan verloren.

De waarlik geestelike mens zal ten opzichte van deze dingen geen ogenblik in twijfel verkeren. Ook hierbij zal vergeesteliking meerder licht verschaffen en zuiverder de ware Werkelikheid doen kennen.

Eerst wanneer het geestelike mede tot ontwikkeling is gekomen, kan er van volledige menselikheid sprake zijn. Onder weedoms zware last ligt nu de mensheid nog ter neer. Uit ons ras van ontwikkelde dier-mensen moeten mensen als godenzonen opstaan, - in Christelike termen gezegd, moeten zelf-bewuste kinderen Gods verrijzen. En de enkelen van dezulken moeten aanwassen tot een groot getal.

Waartoe dit streven naar vervollediging van de mens bij de Rein Leven-beweging in teorie en in praktijk geleid heeft, zal uit het vervolg van dit opstel blijken. Duidelik kan al reeds geworden zijn haar plaats, betekenis en waarde uit kultuur-histories oogpunt.

II.

Het teoreties standpunt der R.L. bew. kan duidelik worden uit haar Beginselverklaring en hetgeen te dien opzichte als toelichting door de Centrale Commissie is uitgegeven onder de tietel ‘Ideaal en praktijk van de R.L. bew.’. Van dit boekske gaat weldra een derde druk ter perse.

De genoemde Beginselverklaring, welke in April 1905 definitief werd vastgesteld en sindsdien onveranderd is gebleven, luidt als volgt:

‘1. De Rein Leven-beweging heeft tot grondslag en doel het streven naar sexueele reinheid.

2. Zij aanvaardt als ideaal een leven volgens dezen maatstaf:

Al die geslachtsverrichtingen zijn ongeoorloofd, waarbij geen rekening wordt gehouden met mogelijke schadelijke gevolgen voor het lichamelijk of geestelijk welzijn der betrokken personen zelf, of van hunne mogelijke nakomelingschap.

Geslachtsgemeenschap is alleen dan volkomen rein, wanneer die plaats vindt in hoogste liefdeseenheid, in huwelijk, tusschen man en vrouw, en wanneer in de bedoeling der beide personen de mogelijkheid van voortplanting niet is buitengesloten.

3. Onder huwelijk wordt verstaan de éénwording van man en vrouw in de hoogste beteekenis van het woord, een band voor het leven gesloten.

4. Op grond daarvan bestrijdt zij prostitutie, nieuw-malthusianisme, homo-sexueele geslachtsdaden, onanie en elke andere vorm van onkuischheid in daden, woorden en gedachten, en werkt zij aan de verspreiding en naleving der in deze beginselverklaring gestelde opvattingen en eischen.’

Aan het in deze maand verschenen feestnummer van het orgaan ‘Levenskracht’, ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan der R.L. bew., ontleen ik de volgende opmerking van de Algemene Sekretaris:

‘Verder is kenschetsend in deze beginselverklaring, dat zij zich uitspreekt over en onderscheid maakt tusschen geslachtsgemeenschap en huwelijk.

Immers omtrent het huwelijk zegt ze: ‘Onder huwelijk wordt verstaan de éénwording van man en vrouw in de hoogste beteekenis van het woord, een band voor het leven gesloten.’ Eerste voorwaarde van een waarachtig huwelijk is dus liefde, sterke, reine liefde, want alleen daardoor zullen man en vrouw in staat zijn van harte samen te werken tot het bereiken van het eigenlijke doel van het huwelijk: door elkander gelukkig te maken, te streven naar hoogere, harmonische ontwikkeling, naar volkomen zielen-éénheid. Van geslachtsgemeenschap is in onze definitie van het huwelijk geen sprake, en terecht.

Elk huwelijk, waarin man en vrouw, elkander aanvullend, trachten tot de meest volkomen ontwikkeling te komen, heeft het doel in zich zelf.

Geslachtsgemeenschap, zegt onze beginselverklaring, kan alleen dan volkomen rein genoemd worden, wanneer die plaats vindt in hoogste liefdeseenheid tusschen gehuwde lieden en wanneer in de bedoeling der beide personen de mogelijkheid van voortplanting niet buitengesloten is. Deze laatste bepaling heeft velen van ons afgehouden. In den tegenwoordigen tijd zijn er die vinden, dat de geslachtsdaad ook als middel tot genot recht van bestaan heeft en dat wij dat te veel miskennen.

Ons standpunt in deze is: De natuur heeft aan de geslachtsdaad geslachtsgenot verbonden, maar nooit behooren wij over het hoofd te zien, dat van nature uit, geslachtsgemeenschap slechts recht van bestaan heeft als middel tot het scheppen van nieuw leven. Waar liefde de basis van een huwelijk behoort te zijn, mag de geslachtsdaad nooit iets anders zijn dan een daad van liefde, verricht in hoogste zielseenheid, waarbij liefde tot het nog ongeboren kind een niet te miskennen factor is. De geslachtsdaad wordt tegennatuurlijk, zoodra daaraan de gedachte verbonden is het mogelijk gevolg van die daad, het komende kind, te ontgaan.’ (blz. 153).

Aan bovengenoemde ‘Toelichting der Beginselverklaring’ ontleen ik het hier volgende: ‘Geen lichamelijk huwelijksleven dus, noch eenige handeling die de verleiding daartoe te sterk zou maken, tusschen personen die te jong zijn om een krachtige nakomelingschap voort te brengen; niet tusschen personen, van wie met eenige zekerheid is te zeggen, dat zij geen gezonde kinderen zullen krijgen; niet tusschen hen, wier maatschappelijke toestand het stichten of de uitbreiding van een gezin verbiedt, die niet in staat zullen zijn de door hen voortgebrachte kinderen een menschwaardig bestaan te verschaffen, ze behoorlijk te voeden en op te voeden; niet tusschen diegenen die weten, of erger nog die verlangen, dat uit hunne lichamelijke gemeenschap geen kind zal worden geboren; maar ook niet tusschen hen, wier persoonlijk welzijn, hetzij dat van één hunner of van beiden, hetzij lichamelijk of geestelijk, bedreigd wordt met ernstige, wezenlijke schade als onvermijdelijk gevolg van die verrichtingen.

Dat zijn hooge eischen, zegt men. - Zeker!

Het zijn onvervulbare eischen, zegt men. - Neen, zeker niet!

Wel is het een ideaal, dat wij stellen, ook onszelf; maar het is niet onbereikbaar. Wij gaan uit van de overtuiging dat geslachtelijke onthouding voor normale menschen onvoorwaardelijk mogelijk is(1)

, en stellen die daarom vrijmoedig tot plicht in al de genoemde gevallen. En dat voorop stellende, eischen wij die onthouding onvoorwaardelijk van ons zelf en van anderen, wanneer redelijk inzicht of zedelijke verplichting voortplanting buitensluiten.... Met nadruk spreken wij van volkomen reinheid; opzettelijk wordt gezegd dat wij onze opvatting aanvaarden als ideaal. Ten volle zijn wij ons bewust dat hooge en veelomvattende eischen door ons worden gepredikt; hoog, vergeleken bij den toestand waarin het geslachtsleven der menschen verkeert; veelomvattend, gezien in het licht onzer eigene onvolkomenheid en veelvuldige zwakheden. Wij bedoelen niet een uiterlijke wet vast te stellen; wij willen alleen zeggen: ‘zóó moest het zijn; zóó moest het worden! Daarheen gaat de stijgende weg. Zóó zal, naar onze overtuiging, een rein leven zich vertoonen; naar zulk een levenstoestand strekt zich ons eigen beste willen uit.’ (blz. 15 en 16).

Omtrent de bizondere punten nog enkele losse opmerkingen, aan dezelfde Toelichting ontleend, die het verband duidelik in het oog kunnen doen springen.

Van Prof. Dr. von Krafft-Ebing is het ware woord: ‘De bron van edele, ideale gevoelens, die van zelf ontspringen uit een normaal zich ontwikkelend geslachtsleven, wordt door niets zoo licht troebel gemaakt, ja zelfs, in gegeven omstandigheden, geheel toegesloten als door onanie op jeugdigen leeftijd bedreven. De zich

ontplooiende bloesem wordt daardoor beroofd van geur en schoonheid en er blijft niets anders over dan de grofzinnelijke, dierlijke drift naar geslachtelijk genot.’ (blz. 21).

(1) Hiervoor verwijs ik naar 2 geschriften van mijn hand, naar hoofdstuk IV van No3 en naar hoofdstuk IX van No14 der - Bibliotheek voor Reiner Leven’ (Chreestarchia afd. Uitgeverij te Soest, waar tal van uitspraken van gezaghebbende mannen zijn bijeengebracht ten bewijze van de waarheid, dat onthouding mogelik is zonder schadelike gevolgen voor de gezondheid.

‘Voor 't overige is de taak der prostitutiebestrijding gelegen in opvoeding tot zelfbeheersching, in den eisch van wederzijdsche achting tusschen man en vrouw, in de verkondiging dat niet begeerlijkheid, maar liefde alleen hen tot elkander drijven mag.’ (blz. 23).

‘Het nieuw-malthusianisme. - Aan de ééne zijde, buiten de grenzen van het getrouwd samenleven, is het ten stut en steun aan de prostitutie;... Maar binnen de grenzen der huwelijksgemeenschap, is het toepassen van de door het

nieuw-malthusianisme aanbevolen praktijken een middel in de hand der zinnelijkheid. Waar geen kind geboren kàn worden, waar dat met welbewuste bedoeling opzettelijk door den man en de vrouw wordt veroorzaakt, verliest de lichamelijke

geslachtsgemeenschap hare wezenlijke beteekenis en haar reden van bestaan en wordt verlaagd tot een genotmiddel zonder meer.’ (blz. 24).

‘Wij zien in de homosexualiteit of het contrair geslachtsgevoel een aangeboren afwijking, een door ontwikkelingsstoornissen veroorzaakte abnormaliteit van sexueel leven. Wij achten het alleszins goed dat voor deze ongelukkigen, een billijk en zacht oordeel wordt gevraagd en waar mogelijk liefdevolle hulp. Wij spreken niet van bestrijding der homosexueele gevoelens.... Maar wij bestrijden het toegeven aan die gevoelens, het willen uiten van die neigingen in daden; wij bestrijden de leer, dat aan den Uraniër het recht zou toekomen zijne geslachtelijke neigingen te volgen, geheel gelijk aan den heterosexueelen mensch.’ (blz. 25).

De hier besproken Beginselverklaring, waarin het streven en het ideaal staat uitgedrukt, geldt als maatstaf voor de Beweging. Instemming ermee wordt niet geëist van ieder lid persoonlik. Alleen van hen, die als vertegenwoordigers van de R.L. bew. optreden, een offisiële funksie bekledend, en van hen die als sprekers voor de Beweging optreden.

Als gewoon lid kan ieder die zulks verlangt toetreden, zonder onderscheid van godsdienstige, maatschappelike of politieke overtuiging, mits bij hem of haar voorzit: een streven naar een rein leven. Waarbij wij dan onder rein leven te verstaan hebben: een leven waarin de zinnelike neigingen onder heerschappij staan van Rede en Geweten, een leven waarin het natuurlike beheerst wordt door het geestelike.

Al weder niet overbodig op het begrip beheersing te wijzen, aangezien doding van het vlees haar vreemd en verre is. Het natuurlike, het dierlike, het vleselike, het zinnelike in de mens evenmin uitgeroeid als met een hoofdrol voorzien. Het heeft niet te gebieden, doch slechts te gehoorzamen. Het mag geen leiding geven, doch dient zelf geleid te worden. Het natuurlike heeft evenzeer als het bezielde en het geestelike in de volledige mens recht van uitleving. Doch daarmee heeft het binnen de perken te blijven, binnen z'n eigen perken te blijven. Anders ontstaat afwijking van de norm, abnormaliteit, als onvermijdelik gevolg opleverend: verscheuring van de menselike eenheid, Levens-verkrachting, en algemene disharmonie, inhoudend: weedom voor eigen persoon en anderen van allerhande aard.

Het natuurlike moet in eigen baan blijven, dient in het rechte spoor gehouden te worden en daartoe treedt het geestelike in de mens op als menner. Zodra het natuurlike in ons leven de baas gaat spelen - en onder allerlei vormen wordt er heden ten dage voor zulk een sarkokratie geijverd - komt het in strijd met de natuurlike bestemming van de Mens, met andere woorden: pleegt het zelfmoord. Bewijs voor dit laatste -om zelfs de lui van minst-fijne onderscheiding te overtuigen, de meest tastbare en grove vorm noemend -: het onrustbarend woeden der geslachtsziekten. Dat is één der handlangers van de Dood. Dat is de beul in aksie. Dat is de natuurlike straf voor de zonde tegen eigen natuur. Dat is één zijde van het wereldgericht, dat gaat over de onderste-boven-gekeerde natuur.

Zo dan staat de Rein Leven-beweging open voor iedereen, sterk of zwak, mits ernstig willende streven naar seksuele reinheid.

III.

Het prakties gedeelte der R.-L.-bew. komt tans aan de beurt.

Bij de beschouwing hiervan zullen wij ons in de eerste plaats bepalen tot de behandeling van een twee-tal nauw met elkaar verband houdende punten: IoDe hoofdoorzaken, die ertoe geleid hebben dat door de Beweging op die bepaalde manier Rein Leven-arbeid verricht wordt en IIoDe arbeidslijn welke bij de gegeven toestand als van zelf was aangewezen.

Laat ons dan in de eerste plaats als een hoofdoorzaak beschouwen: deVERVREEMDING. En deze, om te beginnen, ten opzichte van de opvoeding der kinderen. Niet anders dan in het algemeen zal ik spreken en met beknopte heenwijzing volstaan.

Zie hoe het tere, hulpeloze kindje vanaf zijn eerste levensjaren zich heenneigt naar z'n ouders, z'n natuurlike beschermers. Zie die vroege ontwikkeling, dat ontluikende leven van belangstelling, opmerkzaamheid, gevoel en verstand. Zie dat weefsel van

In document De Vlaamsche Gids. Jaargang 8 · dbnl (pagina 181-200)