• No results found

Reactie van Nederland op het ‘EU Framework for National Roma Strategies’.

Hoofdstuk III. Casestudy Nederland

3.2 Reactie van Nederland op het ‘EU Framework for National Roma Strategies’.

Sinds 2010 heeft de EC de Europese integratie van de Roma duidelijker op de kaart gezet, en werd er zoals in het vorige hoofdstuk naar voren is gekomen een expliciet (doelgroepen) beleid rondom de Roma gevormd. Gezegd zou kunnen worden dat deze toegenomen aandacht en verschuiving van accenten binnen de beleidsvorming zijn invloed heeft gehad op Nederland.

In een kamerbrief uit 2010 (inzake de Nederlandse inzet bij de EU-Romatop in Córdoba) wordt er voor het eerst verwezen naar Europa in relatie tot de Roma. In deze kamerbrief over de aanpak van risicogroepen wordt er naar de tweede EU Roma-top 2010 te Cordoba verwezen. Bij deze top kwamen de volgende aandachtsgebieden naar voren: de voor- en vroegschoolse educatie, een betere overgang van onderwijs naar de arbeidsmarkt en het tegengaan van negatieve stereotypering en racisme. Verder zou de top stil hebben gestaan bij de economische kosten van sociale uitsluiting van Roma.149 Nederland komt in tegenstelling tot de eerste EU Roma-top nu wel voor in het ‘Commission Staff Working Document’, dat de EU in Córdoba presenteerde. Onder de 21 van de toen 27 lidstaten die in het najaar van 2009 aan een inventarisatie deelnamen, benoemde Nederland als een van de deelnemers onderwijs en criminaliteit als prioriteitsgebieden in het ‘Commission Questionnaire’. Hiermee volgt Nederland het primaire aandachtgebied ‘onderwijs’ als een van de vier aandachtsgebieden die waren opgesteld vanuit de Roma top.

In het working document staat onder andere: ‘The Netherlands supports as from 2010 the school attendance enrolment of Roma girls older than 12 years.’150 Dit is te bevatten binnen Radaelli’s top- 146 Kamerstukken II 2010-11, 22112, 1166

147 Deze houding van de overheid is ook terug te zien in de kabinetsreactie op het monitoringsrapport van Movisie uit 2013. Hier zal in paragraaf 3.3 meer over volgen.

148 Kamerstukken II 2009-10, 31700, 31

149 Rijksoverheid, ‘Kamerbrief inzake de Nederlandse inzet EU-Romatop in Córdoba’,

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2010/04/06/kamerbrief-inzake-de- nederlandse-inzet-eu-romatop-in-cordoba.html, geraadpleegd op 17-1-2015.

150 European Commission, ‘Commission Staff Working Document , ‘Roma in Europe: The Implementation of European Union Instruments and Policies for Roma Inclusion - Progress Report 2008-2010’ SEC (2010) 400 final, Brussels, 7-4-2010.

down theorie van Europeanisering die de aanpassingseffecten van de lidstaten omtrent de Europese normen, ideeën en regels beschrijft.151 Hierbij moet echter in gedachten worden gehouden dat Nederland al voor deze tijd aandacht schonk aan onderwijs, en het Europeaniseringseffect zich alleen uit in het feit dat Nederland zich nu ook op Europees niveau, naast nationaal niveau, positioneert als een mede-vechter in de strijd voor beter onderwijs onder Roma.

Het feit dat Nederland criminaliteit als prioriteitsgebied aangeeft bij de Roma-top laat juist de bottom-up dimensie van Europeanisering zien. Nederland levert een nieuw onderwerp buiten de vastgestelde beleidsgebieden, die met redelijk succes wordt overgenomen. In het working document wordt benoemd: ‘The Netherlands highlighted the high crime rate and some social-cultural traditions as challenges for inclusion.’152 Hier zal ik later nog op terug komen.

De reactie van Nederland op het ‘EU Framework’ is dubbel. Het oordeel over subsidiariteit luidt positief. Nederland beaamt dat de Roma met 10 tot 12 miljoen mensen de grootste etnische minderheid vormen in de EU, die is verspreid over een groot aantal EU lidstaten met vaak vergelijkbare problemen. Nederland stelt in zijn strategie hierbij grensoverschrijdende effecten te zien, en ziet het Europese optreden dan ook van toegevoegde waarde.153 Het kabinet is dan ook voorstander van een betere beleidscoördinatie op EU niveau. Het oordeel over proportionaliteit luidt echter negatief. Het kabinet is van mening dat de mededeling van de EC niet proportioneel is aangezien het ALLE lidstaten verzoekt om een nationale strategie voor de integratie van de Roma op te stellen. Voor de Nederlandse overheid is het vormen van een nationale strategie vooral lastig aangezien er niet gewerkt wordt vanuit een doelgroepenbeleid.

Nederland heeft zich in de loop van de geschiedenis altijd terughoudend opgesteld als het gaat om specifiek beleid gericht op groepen, en was er vanaf 1991 zo ook officieel geen sprake meer van het toen zogenoemde ‘zigeunerbeleid’. Omgang met Roma wordt geplaatst binnen een generiek beleid. Met de vraag naar een nationale Roma strategie wordt er op één specifieke doelgroep gericht die in Nederland een beperkte omvang heeft. Dit zou niet binnen het Nederlandse beleid passen. Nederland stelt in zijn reactie dan ook voor dat er ruimte wordt gelaten aan lidstaten die geen beleid formuleren voor de Roma als specifieke doelgroep.

Echter mag volgens Europese regelgeving een numeriek argument nooit doorslaggevend zijn om een minderheid niet officieel als een nationale minderheid te herkennen.154

Ondanks dat Nederland een voorstander is van een betere beleidscoördinatie op EU niveau stond de overheid zeker niet de springen om een specifieke nationale Roma-strategie. Krampachtig

151 T. Börzel, ‘Europeanization: How the European Union Interacts with its Member States’, IHS Political Science Series, nr.93(2003), p. 47.

152 European Commission, ‘Commission Staff Working Document , ‘Roma in Europe: The Implementation of European Union Instruments and Policies for Roma Inclusion - Progress Report 2008-2010’ SEC (2010) 400 final, Brussels, 7-4-2010.

153 Ibid., p. 10. 154 Ibid.

benadrukken betrokken ambtenaren en politici dat de ‘Nederlandse inbreng’ inzake het kader vooral geen Nederlandse ‘nationale Roma strategie’ zou mogen heten. Dit ondanks het feit dat er de laatste jaren vele beleidsdocumenten zijn verschenen die expliciet betrekking hebben op Roma, ook al is er officieel geen doelgroepenbeleid.155

Alhoewel de overheid het eens is met de doelstellingen die de EC voorstelt, schroomt Nederland niet sommige punten links te laten liggen en doelstellingen bij te voegen. Een van de punten die volgens de EC in acht zou moeten worden genomen is het toepassen van krachtigere monitoringsmechanismen. Specifieke gegevensverzameling over Roma is in Nederland lastig. In verband met de Wet Bescherming Persoonsgegevens is etnische registratie alleen mogelijk wanneer dit gebeurt onder het mom van het voorkeursbeleid. Dit heeft als doel personen van een bepaalde minderheidsgroep een bevoorrechte positie toe te kennen om ongelijkheden te verminderen. Ondanks dat in de Nederlandse reactie specifiek benoemd wordt dat er niet gerapporteerd kan worden over aantallen Roma en hun positie in de maatschappij, zien wij dat er in een Kamerbrief van voormalig minister Leers (Immigratie, Integratie en Asiel) uit 2012 wel degelijk over nieuwe vormen van monitoring wordt gesproken. Zo zou er een kwalitatief monitoringsinstrument worden ontwikkeld om de resultaten van de set van algemene beleidsmaatregelen ter bevordering van de sociale inclusie van de Roma in Nederland te meten. Aan de hand van dit monitoringsinstrument zou er een kwalitatieve nul- meting worden uitgevoerd van de mate van sociale inclusie van de Roma in Nederland. Als monitor-indicatoren zouden de door de EC geformuleerde werkterreinen worden gehanteerd.156 Hieruit blijkt dat de Nederlandse overheid ondanks het ontbreken van een doelgroepenbeleid toch metingen heeft laten doen naar de specifieke situatie van de Roma, als reactie op de oproep van de EC om krachtige monitoringsmechanismen toe te passen.157

Waar de Nederlandse overheid niet de EC volgt, en wat zo vooral opvalt aan de Nederlandse reactie op de strategie is de specifieke, overheersende aandacht voor criminaliteit en handhaving. Nederland heeft volgens van Baar de speelruimte tussen het EU‐kader en de lidstatelijke invulling gebruikt om een aantal specifieke, niet onproblematische accenten te leggen.158

Nederland stelt in zijn strategie dan ook:

‘In aanvulling op de thema’s die de Europese Raad aandraagt, brengt Nederland graag ook twee andere onderwerpen onder de aandacht, namelijk de bestrijding van normoverschrijdend gedrag en uitbuiting van Roma kinderen.’159

155 H. van Baar, ‘Participatie, veiligheid en beeldvorming van Romaminderheden: Een kritische reflectie op het Nederlandse beleid’, justitiële verkenningen, nr. 5 (2014), p. 93.

156 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, ‘Kabinetsreactie Monitor Inclusie (Roma)’, Kamerbrief, 2 december 2013.

157 Ibid. 158 Ibid., p. 8.

Door deze punten onder de aandacht te brengen op Europees niveau is zo een bottom-up Europeaniseringseffect zichtbaar. Hier zien we dat behalve supranationale actoren ook (sub)nationale bijdragen aan Europese samenwerkingsvormen. Ook volgt Nederland hiermee niet het gehanteerde paraplubegrip van de EC. Het Nederlandse beleid ten aanzien van Roma, Sinti en woonwagenbewoners is volgens van Baar eenzijdig geconcentreerd. In de officiële Nederlandse inbreng ten behoeve van de sociale inclusie van Roma staat dat deze ‘eenzijdig op Roma is gericht en daarbinnen weer met name op die groepen bij wie overheden maatschappelijke problemen signaleren.’160 De eenzijdige concentratie van het Nederlandse beleid komt volgens van Baar voort uit het feit dat de Nederlandse overheid de problemen van en met een beperkte groep gericht op slechts een gedeelte van de Roma veralgemeniseert naar beleid en beleidsvorming van de gehele groep. Dit gebeurt volgens hem vooral in termen van handhaving rondom leerplicht en norm-overschrijdend gedrag.161

Het voorgestane beleid –anders dan de EU heeft voorgesteld– heeft vooral betrekking op de etnische groep Roma die onder het generaal pardon van eind jaren ’70 viel (en daarbinnen weer hoofdzakelijk de groep bij wie overheden problemen signaleren), en nauwelijks op andere groepen zoals Sinti en woonwagenbewoners, die de EC onder zijn gehanteerde paraplubegrip vat.162 Naast het feit dat deze eenzijdige formulering zo niet conform de wijze is waarop de ‘EU Framework’ het begrip ‘Roma’ als paraplubegrip hanteert, is deze ook niet conform de gedachtegang van dat kader om een toekomstvisie met de doelgroep samen, en gericht op emancipatie te ontwikkelen. De EC verlangt van een nationale strategie:‘ to be designed, implemented and monitored in close cooperation and continuous dialogue with Roma civil society, regional and local authorities.’163 Ondanks het feit dat er in de Nederlandse inbreng herhaaldelijk wordt benoemd dat er in gesprek zal worden gegaan met Roma, en dat de rol van Roma zelf van buitengewoon belang is, komt dit weinig terug in de Nederlandse strategie. Bij het opstellen van deze strategie werden verschillende Roma en Sinti geconsulteerd, alsmede enkele experts.

Van de punten die door het NISR, Roma, en experts werden ingebracht is echter weinig tot niets terug te vinden in de tekst van de 'Nederlandse inbreng ten behoeve van de sociale inclusie van Roma'.164

In de Nederlandse strategie staat vernoemd dat de Roma oproepen tot aandacht voor de problematiek rondom stateloosheid, discriminatie en stigmatisering. Echter, veel meer dan benoemen is het niet: nergens wordt gesteld hoe deze problematiek aangepakt gaat worden. Ook zijn er geen indicatoren of beleidsplannen in de strategie verankerd die wijzen op serieuze aandacht voor deze 160 Ibid.

161 H. van Baar, ‘Participatie, veiligheid en beeldvorming van Romaminderheden: Een kritische reflectie op het Nederlandse beleid’, justitiële verkenningen, nr. 5 (2014), p. 91.

162 Ibid. p. 89.

163 European Commission, ‘Communication: An EU Framework for National Roma Integration Strategies up to 2020’, COM(2011) 173, Brussels, 5-4-2011.

164 H. van Baar, ‘Participatie, veiligheid en beeldvorming van Romaminderheden: Een kritische reflectie op het Nederlandse beleid’, justitiële verkenningen, nr. 4 (2014), p. 94.

thema’s. Hier volgt Nederland de opgestelde actiepunten van de EC wederom niet; de strategie wordt niet opgesteld, uitgevoerd en gemonitord in nauwe samenwerking met de Roma, en er worden geen haalbare nationale doelen vastgesteld.165

3.3 Verbetering van de situatie van de Roma in Nederland, aangepakt volgens de visie van het