• No results found

Provincie Zuid-Holland en het principe van goed toezicht

3. Methodologische verantwoording

4.5. Provincie Zuid-Holland en het principe van goed toezicht

De provincie Zuid-Holland is de enige interbestuurlijke toezichthouder die aan bod komt. Naast de provincie Zuid-Holland zou ook nog de provincie Noord-Holland aan bod komen, maar vanwege corona en heel laat afzeggen van de interviews is het helaas gebleven van de provincie Z-H. Ook bij de provincie zijn er twee respondenten geïnterviewd. Respondent 9 is een medewerker bij de afdeling bestuurlijke zaken en toezicht van de provincie en respondent 10 is coördinator interbestuurlijk toezicht.

4.5.1. Effectief toezicht

Topics: Missie gedreven – Effectgericht – Veranderingsgericht)

Tijdens de interviews werd het duidelijk dat de provincie het toezicht op een veel formelere manier vormgeeft dan de andere onderzochte toezichthouders. Alle topics omtrent effectief toezicht zijn geformaliseerd in de vorm van regelgeving. Hierdoor is er ook weinig ruimte voor een provincie om zelf invulling te geven aan het toezicht. Wat betreft topic effectgericht, daarbinnen is alles geformaliseerd en is ook duidelijk voor iedereen. Heel veel aanpassingen kunnen provincies daar niet in maken.

Wat betreft het topic veranderingsgericht. Daar zijn provincies zeer professioneel mee. Zo zijn er verschillende afdelingen die zich bezig houden met het monitoren van nieuwe ontwikkelingen en wordt het eigen handelen wettelijk getoetst en door de politiek. Kortom: wat betreft het criterium effectief toezicht, geeft de provincie vorm aan alle topics die daarbij gelden.

4.5.2. Efficiënt toezicht

Ook bij dit criterium voldoet de provincie aan alle gestelde topics. De provincie moet bijvoorbeeld wel samenwerken met andere toezichthouders omdat zoiets niet anders kan. Daarnaast zijn provincies volgens de respondenten altijd bezig met het bevorderen van kennis en het lerend vermogen van in dit geval de gemeenten. Het belang hierbij is ook te groot om dit niet te doen, aldus respondent 10. Alle toezichthouders werken vanuit een bepaalde strategie, zegt respondent 9. In ieder geval de provincie Z-H wel. Zij hebben een bepaalde strategie die ook wordt vastgelegd zodat de gehele organisatie hier van op de hoogte is. Op die manier bij je er ook een structuur om heen. Dus ook het topic van efficiënt georganiseerd wordt hierbij vormgegeven door de provincie.

Gezien het formalistische karakter van een provincie is het misschien niet heel vreemd dat zij ook vorm geeft aan alle topics omtrent efficiënt toezicht en dus ook voldoet aan het criterium.

4.5.3. Legitiem toezicht

De provincie Zuid-Holland geeft ook vorm aan alle topics omtrent legitiem toezicht. De provincie heeft interne procedures met betrekking de relatie t.a.v. de onder toezicht staande en wordt hier ook extern

op gecontroleerd. Daarnaast kunnen provincies onafhankelijk handelen van de beleidsmakers omdat dit allemaal in procedures en wetten is vastgelegd.

Wat betreft het topic transparantie. De provincie is verplicht om alle handelingen die zij doet oenbaar te maken zodat het in te zien is voor een ieder. Deze publicaties komen onder andere op de site en zijn makkelijk te raadplegen. Deze handelingen zijn ook allemaal gegoten in wetten en procedures.

Het laatste topic wordt vorm gegeven door persoonlijke opleidingsbudget, gratis ontwikkelingscoach en mensen hebben heel veel doorgroeimogelijkheden waar ook veel gebruikt van gemaakt wordt.

4.5.4. Concluderend

Gezien de positie van een provincie is het niet heel gek dat alle topics worden vormgegeven in de vorm van wetten, regels en procedures. De provincie dient nu eenmaal met heel veel verschillende overheidsinstantie samen te moeten werken, waardoor alles formuleer is geregeld. De provincie Zuid- Holland voldoet aan alle criteria, dus voldoet aan het principe van goed toezicht.

4.6 Concluderend

Voordat we doorgaan naar de uiteindelijke conclusie van deze scriptie, dienen de twee laatste deelvragen nog beantwoord te worden.

- Hoe geven de onderzochte Nederlandse toezichthouders het principe van goed toezicht vorm? Het interessante aan dit onderzoek is dat er drie verschillende soorten toezicht zijn onderzocht op basis van drie criteria die leiden tot het principe van goed toezicht. Wat de analyse aantoont is dat veel van de criteria grofweg hetzelfde worden ingevuld, bijvoorbeeld bij de topics transparantie, professionaliteit, onafhankelijkheid. Maar wat deze analyse zeker interessant maakt zijn de keuze van bepaalde toezichthouders om bepaalde criteria bijvoorbeeld helemaal niet toe te passen om vorm te geven. Een goed voorbeeld is bijvoorbeeld de IGJ. De respondenten gaven in de interviews aan dat zij sommige criteria niet vinden passen bij de werkzaamheden van een toezichthouder. Dit onderzoek is helaas te kort om daar verder op in te gaan, maar gezien de analyse kan dit gebruikt worden voor verder onderzoek.

Een tweede interessante conclusie die we hier uit kunnen halen is de zwaarte die een toezichthouder toe kent aan een bepaald topic of criterium. Zo is de NVWA op dit moment bezig met het veranderen van de manier hoe zij toezicht inkleden en gaven ze op sommige onderdelen aan meer nadruk op te gaan leggen. Daarnaast was het soms verbijsterend om te horen hoe de respondenten van de Inspectie van het Onderwijs spraken over de criteria. Bijna alle criteria werden weggehoond als niet relevant. Terwijl de vergelijkbare IGJ juist wel veel waarde hechtte aan de criteria.

Ik denk dat dit laat zien dat de gebruikte criteria meer informatie naar boven hebben gehaald dan dat ik vooraf had kunnen bedenken. Op die manier deze scriptie toch nog bijdragen aan de wetenschappelijke literatuur omtrent toezicht en is er ook meer bekend geworden over de manier waarop Nederlandse toezichthouders om gaan met de criteria die leiden tot het principe van goed toezicht.

De laatste deelvraag is vrij makkelijk te beantwoorden. Alleen als de toezichthouder voldoet aan alle drie de criteria voldoet hij aan het principe van goed toezicht. Dit waren: de ACM en de Provincie Zuid- Holland. De rest voldoet niet aan het principe.

5. Conclusie

Deze scriptie heeft getracht om meer wetenschappelijke informatie te generen omtrent het principe goed toezicht en de manier waarop Nederlandse toezichthouders dit vormgeven. De eerste deelvraag had betrekking op een literatuurstudie om te achterhalen welke criteria leidend zijn voor het principe van goed toezicht. Uiteindelijk heeft dit onderzoek, op basis van bestaande literatuur, drie criteria gedestilleerd, te weten: effectiviteit, efficiëntie en legitimiteit.

De drie criteria zijn vervolgens geoperationaliseerd en gebruikt als basis voor de semigestructureerde interviews. Uiteindelijk hebben er 10 in plaats van 12 interviews plaatsgevonden omdat de provincie Noord- Holland op het laatste moment toch moest cancelen. De toezichthouders zijn op basis van toezichtsoort gekozen zodat er misschien ook wat gezegd kan worden over de verschillen tussen de type toezichthouders.

Uiteindelijk heeft dit onderzoek geleid tot de volgende conclusie: de criteria die leiden tot het principe van goed toezicht zijn effectiviteit, efficiëntie en legitimiteit en Nederlandse toezichthouders geven drie criteria bij hetzelfde vorm.

Uit de interviews kwam duidelijk naar voren dat verschillende toezichthouders zich steeds meer gaan bezighouden met de principes. Een aantal waren nog zoekend naar de beste manier om hun

toezichtproces vorm te geven. Gezien mijn ervaring en de gesprekken die ik heb gevoerd, ben ik van mening dat deze drie criteria veel breder kunnen worden toegepast dan alleen in het licht van goed toezicht.

De operationalisatie en de vragen die daaruit voortvloeide bleken bij heel veel interviews zeer interessante antwoorden op te leveren. Ondanks het feit dat de vormgeving van Nederlandse toezichthouders met betrekking tot die criteria niet heel veel verscheelt, heeft dit onderzoek wel kunnen aantonen dat de criteria kunnen helpen bij verder onderzoek naar toezicht en waar het Nederlandse toezicht aan moet voldoen.

Reflectie

Er kan nog veel verbetert worden bij het onderzoek naar het principe van goed toezicht. Ten eerste is het belangrijk om te komen tot een eenduidige definitie van het begrip. In de literatuur is er nog te veel onduidelijk hierover. Daarnaast is dit onderzoek op een aantal punten discutabel. Ten eerste de manier van onderzoek. Ik heb gekozen voor een kwalitatief onderzoek met behulp van interviews. Hierdoor heb ik maar twee respondenten per toezichthouder kunnen spreken, terwijl ik nu wel een uitspraak doe over de toezichthouder in zijn algemeenheid.

Ten tweede is de manier waarop mijn respondenten tot stand zijn gekomen. Mede door de

coronacrisis wilde niemand in eerste instantie mee werken tot ik eindelijk geluk hij met een familielid die iemand kende. Hetgeen dat ik zeggen wil is dat er geen vooronderzoek heeft plaatsgevonden en dat er bij een aantal pas achteraf gecontroleerd is of ze daadwerkelijk wat met toezicht te maken hadden.

Ten derde het feit dat al mijn respondenten anoniem wilde blijven. Dit deed mij een beetje argwanend worden waarbij ik ook niet precies weet wat dat voor een consequenties heeft voor bijvoorbeeld de betrouwbaarheid van mijn onderzoek.

Het laatste punt dat ik wil maken is het feit dat dit mij heel veel moeite heeft gekost. Ik ben van de evenwichtkunst als onderdeel van goed toezicht naar alleen evenwichtskunst naar weer goed toezicht gegaan. Hierdoor heeft het ontzettend lang geduurd voordat ik eindelijk in mijn hoofd had wat ik ongeveer wilde gaan doen.

Literatuurlijst

Abbott, K., & Snidal, D. (2008). The governance triangle: regulatory standards institutions and

the shadow of the state. Work. Pap., Global Governance Project: Oxford University

Aelen, M. (2015). Beginselen van goed markttoezicht. Arsaequi, 543–547. Geraadpleegd van

https://arsaequi-nl.ezproxy.leidenuniv.nl:2443/product/beginselen-van-goed-markttoezicht/

Arras, S., & Braun, C. (2017). Stakeholders wanted! Why and how European Union agencies

involve non-state stakeholders. Journal of European Public Policy, 25(9), 1257–1275.

https://doi.org/10.1080/13501763.2017.1307438

Ayres, I. & Braithwaite, J. (1992). Responsive Regulation : Transcending the Deregulation

Debate. New York: Oxford University Press.

Bovaird, T. (2005). Public governance: balancing stakeholder power in a network society.

International review of administrative sciences: Vol 71(2): 217-228

Braithwaite, J. (2008). Regulatory Capitalism: How it Works, Ideas for Making it Work Better.