• No results found

5 Uitgangssituatie beleid

5.7 Provinciale plannen

Beheerplan Hunzedal toegespitst op het Zuidlaardermeer gebied, 1998

Dit beheerplan is tot stand gekomen uit een samenwerkingsverband tussen Stichting Het Groninger Landschap en Stichting Het Drentse Landschap. Het plan geeft een analyse van de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Hierin komen onder andere de waterkwaliteit en het grondgebruik aan bod.

Beheeropties bestaan uit begeleid-natuurlijke ontwikkeling (waarbij niet tot nauwelijks wordt ingegrepen) of half-natuurlijke ontwikkeling (waarbij een actief beheer plaats vindt). Voor het Zuidlaardermeergebied wordt gekozen voor beheer gericht op begeleid-natuurlijke ontwikkeling. Rond het Zuidlaardermeer wordt gestreefd naar ontwikkeling van ondiep water, bij voorkeur met natuurlijke peilfluctuaties en een open verbinding met het meer. Barrières voor uitwisseling van aquatische fauna worden zoveel mogelijk opgeheven. Rond het meer wordt door een cyclisch maaibeheer een afwisseling gerealiseerd van gemaaide rietlanden en overjarig riet. De rietlanden hebben vegetatiekundige waarden en zijn van grote betekenis als broedbiotoop voor water- en moerasvogels. Vanwege het beperkte schaalniveau (<500 ha) is daarom gekozen voor een half-natuurlijke ontwikkeling, resulterend in een mozaïek van water, riet- en zeggenvegetaties, natte graslanden en (lokaal) broekbos.

In de Ooster-, Onner- en Oostpolder ligt in het beheer een accent op botanische waarden, door middel van verschraling en op weidevogels door middel van lichte bemesting van stalmest, eventuele bekalking en/of beweiding.

Op het gebied van recreatie stelt het plan dat de recreatieve druk op het natuurgebied niet verder mag toenemen, maar er is wel ruimte om de kwaliteit van het ‘recreatieve product’ te verbeteren.

Nota Ecologische Verbindingszones in de provincie Groningen, 1999

Deze nota vormt een sluitstuk van de beleidsvorming met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur in de provincie Groningen. De oorsprong van deze nota ligt in de Nota Uitwerking Ecologische Hoofdstructuur Groningen uit 1993 waarin het beleid tot realisering van de EHS is uiteengezet. Dit beleid is in 1994 geïmplementeerd in het Streekplan, het Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan voor de provincie Groningen.

Het doel van de in deze nota beschreven ecologische verbindingszones is het mogelijk maken van verbreiding, migratie en uitwisseling van soorten tussen natuurgebieden. Als gevolg hiervan dient het leefgebied te worden vergroot, de kwaliteit verbeterd en de versnippering beperkt.

Nieuwe functies van het gebied mogen de verbindingszone niet negatief beïnvloeden. Recreatief medegebruik binnen de zone heeft tot gevolg dat de breedte van de zone ter plaatse groter moet zijn.

Voor het Zuidlaardermeer is de regionale verbindingszone ‘R5’ relevant. Deze verbindingszone dient het gebied Midden Groningen met Westerbroek en Haren te verbinden over een geschatte lengte van 4.000 meter. De nota doet echter geen voorstel voor een kansrijk tracé. De regionale verbindingszone R5 is aangewezen voor het streefmodel ‘Otter’. De reden hiervoor is dat er in het gebied sprake is van natte en vochtige omgevingsfactoren, zoals open water, rietland en ruigte. Het streefmodel ‘Otter’ heeft de otter als gidssoort. Daarnaast zijn er ook een aantal begeleidende (versnipperinggevoelige) soorten aangewezen die samen de doelsoorten vormen. Deze zijn: Waterspitsmuis, Roerdomp, Zwarte stern, Rietzanger, Ringslang, Grote en Kleine karekiet, Bruine korenbout (libel), Groene glazenmaker (libel), Glassnijder (libel), Aardbeivlinder, Bruine vuurvlinder, Moeras parelmoervlinder, Heivlinder, Kolblei (vis), Rivierdonderpad (vis) en Winde (vis). Er zijn tevens een aantal soorten die niet gevoelig zijn voor versnippering, maar wel meeprofiteren van de inrichting van de

verbindingszone. De doelsoorten van deze regionale verbindingszone die overeenkomen met de aangewezen soorten van het Zuidlaardermeergebied zijn de Roerdomp en de Rietzanger.

Herinrichting Haren, 1999 en 2008

Het herinrichtingsplan Haren is op 30 november 1999 vastgesteld door Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen. Het plan omvat de uitwerking van de ‘Gebiedsvisie Haren’ uit 1993. In dit landinrichtingsplan heeft het provinciaal bestuur aangegeven welke gebieden bestemd zijn voor landbouw en welke voor natuur. De functies voor het gebied zijn, overeenkomstig de Gebiedsvisie, omschreven en begrensd en betreffen gedeeltes van de polders Oosterpolder, Onnerpolder en Oostpolder. Een aantal maatregelen om deze functies te realiseren is slechts in hoofdlijnen beschreven. Deze maatregelen worden verder uitgewerkt in de planuitwerking Hunzedal uit 2002. Deze planuitwerking beschrijft tevens hoe een scheiding gemaakt kan worden in de waterbeheersing tussen het landbouw- en het reservaat (natuur)gebied. Kernonderwerpen in de uit te voeren maatregelen zijn conserveren gebiedseigen water, inundatie in het voorjaar, wateraanvoer in de zomer, foerageermogelijkheden voor watervogels en aquatische levensgemeenschappen. Het plan wil tevens recreatief medegebruik bevorderen en stelt hiervoor onder andere verbetering en aanleg van fietspaden voor (Klein en Groot Rondje Zuidlaardermeer). Verder worden er kades gelegd en verstevigd, sloten afgedamd, duikers, (hevel)stuwen en inlaatwerken aangebracht, geplagd en petgaten uitgegraven.

In 2008 is er een Planwijziging van de Herinrichting Haren op basis van artikel 84 van de Landinrichtingswet vastgesteld door Gedeputeerde staten. Hierin worden zaken opgenomen zoals de werkzaamheden die nodig zijn voor de noodberging van water, de door derden uitgevoerde werken waarvoor de Landinrichtingscommissie toestemming heeft gegeven, wijzigingen in waterlopen en wegen en de functietoekenning van de uitwerkingsgebieden.

Aanpak verdrogingsbestrijding Groningen/Noord- en Oost Drenthe, 2004

Dit document is opgesteld door het Verdrogingsforum, bestaande uit de betrokken provincies, waterschappen, Dienst landelijk gebied en terreinbeheerders. Het Verdrogingsforum beoogt zich de verdrogingsbestrijding in de beheersgebieden van Noorderzijlvest en Hunze & Aa’s ter hand te nemen. Enerzijds door het ontwerpen van een korte termijn strategie en anderzijds door een ontwikkelingsperspectief te schetsen voor de lange termijn. Het verdrogingsforum richt zich voor de korte termijn op het opheffen van de verdroging in de EHS-gebieden, waaronder het Zuidlaardermeergebied. Voor de lange termijn haakt het verdrogingsforum in op de Stroomgebiedvisie Groningen/Noord en Oost Drenthe ‘Over leven met water’. In het Hunzedal wordt voor het gebied ten noorden van het Zuidlaardermeer de volgende hydrologische maatregelen gesteld:

 Conserveren van gebiedseigen water (hogere peilen winter/voorjaar en waterkwaliteit);  Inundaties in het voorjaar met, bij voorkeur, gebiedseigen water;

 Wateraanvoer in de zomer (hoger grondwaterpeil zomer) via lange aanvoerroute (waterkwaliteit).

Provinciaal Meerjaren Programma Landelijk Gebied 2007-2013 (PMJP) Groningen, 2006

Het Provinciaal Meerjaren Programma Landelijk Gebied (PMJP) 2007-2013 is in 2006 vastgesteld door Provinciale Staten van Groningen. Hierin staan de doelen en prestaties, die gebiedspartners, gemeenten, waterschappen, belangenorganisaties, provincie en Rijk gaan realiseren in het landelijk gebied. Deze doelen en prestaties worden gerealiseerd in samenwerking met de gebiedspartners. Het Rijk blijft hierbij op afstand bij de uitvoering. Het hoofddoel van het PMJP 2007-2013 is het vaststellen van de programmakaders voor het landelijk gebied in termen van doelen, prestaties, middelen en werkwijze.

Natuur

Het PMJP heeft als doelstelling het behoud en bescherming van de biodiversiteit met behulp van de realisatie van de EHS. Verwerving, inrichting en beheer van nieuwe natuurgebieden en ontsnippering vormen hierbij prioriteiten. Hierbij wordt gestreefd naar een realisatie van 18.000 ha natuurgebied. In het Zuidlaardermeergebied betreft dit onder andere een uitbreiding van het moerasoppervlakte. Ook worden er in het kader van verdrogingbestrijding natuurdoelen beschreven voor een aantal gebieden. Gebiedspartner ter realisering van deze doelen is de Stichting Het Groninger Landschap. De doelen voor de voor het Zuidlaardermeergebied relevante gebieden zijn:

 Onnerpolder: 280 ha vochtig schraalgrasland, veenheide, bos van laagveen en bloemrijk grasland door middel van scheiden natuur-landbouw, vernatting, plaatselijk ontgraven bovenrong, aanleg zomerpolders en combinatie met waterberging;

 Oostpolder: 460 ha vochtig schraalgrasland, veenheide, bos van laagveen en bloemrijk grasland door middel van scheiden natuur-landbouw, vernatting, plaatselijk ontgraven bovengrond, aanleg zomerpolders, creëren lange aanvoerroute oppervlaktewater en combinatie met waterberging

 Polder Kropswolde/Wolfsbarge: 130 ha vochtig schraalland en bloemrijk grasland door middel van open verbinding met Zuidlaardermeer, aanleg laagtes en combinatie met kadeverbetering van het waterschap.

Recreatie

Op het gebied van recreatie wordt gericht op stimulatie van de toeristisch-recreatieve ontwikkeling. Strategische doelen zijn landelijke routenetwerken en provinciale recreatieve infrastructuur.

Ontwerp-Omgevingsvisie Provincie Groningen

De Provinciale Omgevingsvisie is in het voorjaar van 2015 ter inspraak gelegd en dient als opvolger voor het Provinciaal Omgevingsplan (POP III 2009-2013). De Omgevingsvisie geeft de randvoorwaarden waar de gemeente qua beleidsvrijheid aan verbonden is en geeft een overzicht van de hoofdlijnen van het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Streekplan, waterhuishoudingplan, milieubeleidsplan en mobiliteitsplan zijn geïntegreerd in de visie. De Omgevingsvisie heeft duurzame ontwikkeling als hoofddoelstelling: voldoende werkgelegenheid en een voor mens en natuur leefbaar Groningen met behoud en versterking van de kwaliteiten van de fysieke omgeving, waarbij toekomstige generaties voldoende mogelijkheden houden om zich te ontplooien.

De Omgevingsvisie heeft als doel het Zuidlaardermeer op meerdere fronten verder te ontwikkelen. Voorgestelde maatregelen omvatten het baggeren van het meer in samenhang met realisering van natuurontwikkeling en versterking van de recreatieve mogelijkheden. Ter stimulatie van de vaarrecreatie werd de realisatie van een vaarverbinding tussen het Zuidlaardermeer en het Oost-Groninger vaarcircuit als doel gesteld.

Op het gebied van viswater heeft de Omgevingsvisie als doel dat er extra bescherming geboden wordt aan de visstand in wateren met een bijzondere betekenis voor het vissen, waaronder het Zuidlaardermeer. Een deel van de oeverzones langs het Zuidlaardermeer is geschikt als schuil-, paai- en opgroeiplaats voor vis. Randvoorwaarden hiervoor zijn een minimale oppervlakte van 10 tot 15 % natte oevervegetatie en een zone van goed ontwikkelde watervegetatie van 10 tot 50 % van het totale wateroppervlak.