• No results found

POP II Provincie Drenthe,

6 Bestaand gebruik

6.2 Gebruik in en nabij het Zuidlaardermeergebied

6.2.2 Natuurbeheer Activiteiten Toelichting

B es ta an d ge br ui k G ew ijz ig d ge br ui k N ie uw g eb ru ik A ut on om e gr oe i O nt w ik ke lin ge n O nt w ik ke lin gs ru imte Rietlandverbetering x x x Rietlandontwikkeling x x x

Afvoeren grond en plaggen x

Dempen van sloten x

Verondiepen/dempen van sloten x

Veranderen waterpeil Zomerboezem peilbeheer x

Maaien met afvoer gewas o.a. Riet x

Snoeien / kappen / dunnen van

bomen x

Begrazing Schotse Hooglanders, Konikpaarden en Schapen x

Niets doen x

Surveilleren x

Onderzoek x

Monitoring x

Bewerken /inrichten terrein Herinrichting polders x x x

Introductie van soorten Bevers x

Bestaand gebruik

Op het gebied van bewerking en inrichting van het terrein worden kleinschalige inrichtingsmaatregelen als afgraven van de bovengrond en plaggen (maximaal 1 ha) toegepast. Slootafval wordt gefreesd. De sloten die onder het beheer van Groninger Landschap vallen worden niet gedempt. Onder invloed van successie groeien deze sloten dicht.

Een aantal oeverlanden in het beheer van Stichting Het Groninger Landschap wordt jaarlijks in de wintermaanden gemaaid waarbij het gewas wordt afgevoerd. Hierbij blijft minimaal 10% overjarig riet staan (Glastra et al. 1999). Tevens wordt er binnen de gebiedsgrenzen gesnoeid, gekapt en worden er bomen gedund. In de Westerbroekstermadepolder vindt jaarrond begrazing met Schotse hooglanders en Konikpaarden plaats.

Het algemene beleid dat het Groninger Landschap voert in de Westerbroekstermadepolder en de Kropswolderbuitenpolder is vooral gericht op ‘niets doen’, ofwel de natuur (binnen bepaalde grenzen) zijn gang laten gaan. Percelen worden hierbij niet gemaaid, sloten worden niet verondiept en er vindt geen faunabeheer plaats.

Het Groninger Landschap voert periodiek onderzoek en inventarisatie uit. Er worden tevens broedvogelmonitoringen en ganzentellingen uitgevoerd onder leiding van onder andere Stichting Het Groninger Landschap, SOVON, de lokale weidevogelwacht en IVN Zuidlaren. Behalve in de Onnerpolder en de Oostpolder worden de sloten in het beheer van Stichting Het Groninger Landschap niet geschoond. Door te werken met sterk dynamische waterpeilen vindt geen verruiging plaats, maar wordt de successie vrijwel jaarlijks teruggezet. Locaties die buiten de invloed van water liggen worden door begrazing, dan wel maaiwerkzaamheden met enige regelmaat teruggezet. Dit geldt voor Oosterpolder, KWBP, WBMP, Onner en Oostpolder. Alleen in Leinwijk en Wolfsbarge en de oeverlanden rondom het meer heerst een min of meer stabiel waterpeil. In Leinwijk en Wolfsbarge wordt met geitenbegrazing de verruiging tegengegaan. In de oeverlanden wordt 60% jaarlijks gemaaid.

Nieuw gebruik

Ten oosten van het Zuidlaardermeer en het Drentsche Diep zal in de Westerbroekstermadepolder en de Kropswolderbuitenpolder moerasontwikkeling plaatsvinden. Eén van de middelen die hiervoor worden ingezet is het instellen van een natuurlijk verlopend peildynamiek. Hier zijn ook vispassages aangelegd. Deze ontwikkelingen hangen samen met de inrichting van het gebied ten behoeve van waterberging.

In de Ooster-, Onner- en Oostpolder wordt bewust gestreefd naar langdurige inundatie in de winter en het voorjaar. Hiervoor zal een zomerpolder worden ingericht waardoor er een wijziging plaatsvindt in de waterhuishouding. Door middel van de aanleg van ontsluitingsdammen en duikers en het aanpassen van de bekadingen vallen de polders geleidelijk droog tussen 1 maart en 1 juni.

De Noordlaardermade en ook de Wolfsbarge is op de boezem gezet. Hierdoor is er meer ondiep water gekomen en is de oeverlengte vergroot. Voor Roerdomp en Porseleinhoen is hierdoor foerageer- en deels ook broedhabitat bijgekomen.

De Herinrichting Haren is afgerond en ook zijn de zomerpolders langs het Drents Diep in gebruik genomen. Dit levert een vergroting van het rustgebied voor Smient, Rietgans en Kolgans op. Tevens bleek hier in het eerste jaar ook een Roerdomp tot broeden te komen, evenals 3 paar Porseleinhoen. Dit zal evenwel een tijdelijke situatie zijn.

Gewijzigd gebruik

In Leinwijk vindt uitwisseling van water plaats met behulp van een windmolen (opmalen) en vispassages. Dit gebied vervult een belangrijke functie als paaigebied voor vissen, zoals Snoek. In de Harener Wildernis zijn nieuwe petgaten gegraven. Bij de ontwikkeling van een zomerpolder wordt rekening gehouden met weidevogels en het behoud van dit cultuurhistorisch weidelandschap.

In het inmiddels ingerichte moerasgebied Zuidoevers Zuidlaardermeer zijn een aantal activiteiten uitgevoerd. Deze bestaan uit het uitgraven van lagunes (natte laagtes), het aanbrengen van een nieuwe kade aan de rand van het gebied, het deels verwijderen van enkele houtsingels, het verwijderen van opslag in de rietzone van het meer en als laatste het graven van enkele doorsteken naar het meer en het weghalen van de oude kade.

Ontwikkelingsruimte

Het streefbeeld voor de lange termijn van het Zuidlaardermeergebied is een half-natuurlijk landschap met als belangrijkste doeltypen natte graslanden, rietlanden en open water. Aan de oostelijke oevers van het Zuidlaardermeer en de Westerbroekstermadepolder, Kropswolderbuitenpolder en een deel van de Oosterpolder wordt een mozaïek van half- natuurlijke doeltypen ‘zoet watergemeenschap’, ‘rietland en ruigte’, ‘bloemrijk grasland’, en (zeer lokaal) ‘bosgemeenschappen van voedselrijk (laag)veen’ nagestreefd. De inrichting van

de Westerbroekstermadepolder, Kropswolderbuitenpolder en een deel van de Oosterpolder streeft naar een belangrijke functie als foerageergebied voor watervogels (vooral zwanen en eenden). Er wordt daar ook ruimte gegeven aan rietontwikkeling.

In de Ooster-, Onner- en Oostpolder wordt gestreefd naar een half-natuurlijke ontwikkeling waarbij het karakter van een open graslandgebied behouden blijft. Het streefbeeld is opgebouwd uit de volgende doeltypen: ‘vochtig schraalgrasland’, ‘bloemrijk grasland’, ‘rietland en ruigte’, ‘zoetwatergemeenschap’ en ‘bosgemeenschap van laagveen’. Hierbij ligt het accent op weidevogels en botanische waarden, waarbij er sprake is van een intensief verschralingbeheer. In de gebieden die in de toekomst een botanische doelstelling krijgen vindt direct na verwerving geen bemesting meer plaats. Bemesting vindt wel plaats op het land wat in bezit is van het Boermarke Zuidlaren en particulieren.

In de oeverlanden van het Zuidlaardermeer is het beheer gericht op het behoud van het daar aanwezige Veenmosrietland.

Het bestemmingsplan Zuidoevers Zuidlaardermeer beoogt binnen het plangebied de aanleg van een moeras aan de oever van het Zuidlaardermeergebied, rekening houdend met recreatief medegebruik (zie Landrecreatie). Op termijn zal de polder Wolfsbarge aansluitend aan het Zuidlaardermeer en het noordelijk deel van het plangebied Zuidoevers worden ingericht als natte natuur (zie Bestemmingsplan Zuidoevers Zuidlaardermeer, paragraaf 5.8). Voor het gebied Tusschenwater, ten zuiden van het Zuidlaardermeergebied, is een plan uitgewerkt en in procedure gebracht voor natuurontwikkeling en waterberging. De huidige functie op het gebied ten behoeve van de drinkwatervoorziening blijft behouden en wordt verder versterkt. De verwachting is dat medio januari 2016 de planprocedures onherroepelijk worden. De start van de uitvoering van het plan is gepland na de zomer van 2016.

Verder wordt er gestreefd naar een verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater van het Zuidlaardermeer. Ook zal water in het voorjaar worden vastgehouden voor drogere perioden en worden er mogelijkheden gecreëerd voor natuurvriendelijke recreatie. Onderdeel van dit natuurontwikkelingsproject is de realisatie van een deel van de Robuuste Verbindingszone “Hunze-Zuidlaardermeer” op basis van het concept ‘begeleid natuurlijke’ ontwikkeling. Het stroomdal van de Hunze zal hiertoe verbreed worden, zodat binnen het stroomdal natuurlijke processen (weer) plaats kunnen vinden. De geïnundeerde gebieden zullen naar verwachting op termijn gaan bestaan uit moerasvegetaties. Dit moeras zal onder invloed van seizoensschommelingen in het Zuidlaardermeer kunnen gaan functioneren als vloedmoeras. Door langere verblijftijden van het oppervlaktewater, sedimentatie en zuiverende werking van de toekomstige vegetaties kan de waterkwaliteit van het Zuidlaardermeer verbeteren.

In een strook langs het Drentsche diep zullen stukken grasland worden ontpolderd en als boezemgrasland worden ingericht. Op enkele plaatsen langs de westzijde van het Zuidlaardermeer zullen tevens enkele kleinere ontpolderingen plaatsvinden.