Broedbiotoop -moerassig terrein -permanent/ periodiek natte situatie van ca. 10-35 cm diep water
-0,5-1 m hoge vegetatie met diameter van min. 12,6-25 m -voorkeur dynamisch milieu
Voldoende oppervlakte optimale
locatie aanwezig Voldoende voor instandhoudingsdoel
Nestlocatie -in dichte vegetaties -boven of nabij ondiep water
Voldoende oppervlakte optimale locatie aanwezig
Voldoende voor instandhoudingsdoel
Areaal broedbiotoop -1-2 ha met matig voedselrijk water
-waarvan 150-1250 m2
periodiek onder ondiep water staat
Voldoende oppervlakte optimale locatie aanwezig
Voldoende voor instandhoudingsdoel
Foerageergebied -in omgeving nestplaats -langs slikranden en onder dekking vegetatie
-ondiep water en modderige bodem
-niet te dichte lage en jonge moeras- en grazige vegetatie in ondiep water (10-30 cm) -voorkeur dynamisch milieu
Voldoende oppervlakte optimale locatie aanwezig
Voldoende voor instandhoudingsdoel
Voedsel -vooral insecten en kleine
weekdieren Voldoende voedsel aanwezig Waarschijnlijk geen knelpunt
Gevoeligheid -matige verstoringgevoeligheid (<100 m)
-verstoring recreanten in kleine gebieden (kanoërs en wandelaars)
Verstoring mogelijk Waarschijnlijk geen
knelpunt voor instandhoudingsdoel
A295 Rietzanger
Verspreiding en trend
Het Zuidlaardermeergebied herbergt de grootste sleutelpopulatie van Rietzangers in het Drents-Groningse grensgebied. In de periode 1993-1997 werden jaarlijks circa 200 paren geteld. Voor de periode 1999-2003 wordt het gemiddeld aantal paren op 200 geschat (Gebiedendocument Zuidlaardermeergebied, 2006). In 2015 zijn ongeveer 100 territoria van Rietzangers geteld. Omdat ook in dat jaar veel geschikte telplots niet zijn geteld, is dit een onderschatting. De beheerder schat in dat in werkelijkheid ongeveer 200 broedparen in het Zuidlaardermeergebied aanwezig zijn.
De meeste Rietzangers broeden in de brede rietkragen langs het meer. Daarnaast wordt er ook gebroed in smalle rietkragen in sloten en in overjarige vegetatie in plas-dras situaties in de Westerbroekstermadepolder en Kropswolderbuitenpolder. De interpretatie van recente
waarnemingen in deelgebieden van het Zuidlaardermeergebied geven aan dat de populatie Rietzangers in het gebied tamelijk stabiel is (zie overzichtskaart 7).
Staat van instandhouding
Aan de hand van de stabiele trend van de waargenomen aantallen Rietzangers in het Zuidlaardermeergebied wordt verondersteld dat het Zuidlaardermeergebied een draagkracht voor een populatie van ten minste 200 paren faciliteert in omvang en kwaliteit van het leefgebied. Hiermee wordt verondersteld dat het gebied daarom voldoende draagkracht biedt voor een sleutelpopulatie. Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat de populatie van de Rietzanger als broedvogel in het Zuidlaarderdmeergebied voldoet aan het instandhoudingsdoel. Hiermee is de staat van instandhouding gunstig.
Randvoorwaarden en ecologische relaties met de omgeving
In de onderstaande tabel 3.6 wordt een overzicht gegeven van de beoordeling van het Zuidlaardermeergebied volgens de in hoofdstuk 2 genoemde ecologische randvoorwaarden.
Tabel 3.6. Ecologische randvoorwaarden van de Rietzanger en de (beoordeling van de) situatie in het Zuidlaardermeergebied.
Aspect Ecologische
randvoorwaarden Situatie Zuidlaardermeergebied Beoordeling Sleutelpopulatie >200 broedparen Ca. 200 broedparen Gunstig
Broedbiotoop -rietkragen/ rietlanden/ kruidige ruigten
-zowel droog als inundatieriet -rietvegetatie min. 6-12 m breed inclusief overjarige stroken van 2-3 m breed van > 1 jr
Voldoende hoeveelheid oppervlakte optimale locatie aanwezig
Voldoende voor instandhoudingsdoel
Nestlocatie -in kniklaag van overjarig rietlandvegetatie
-of onderlaag ruigtekruiden en lage struiken
Voldoende hoeveelheid oppervlakte optimale locatie aanwezig
Voldoende voor instandhoudingsdoel
Areaal broedbiotoop -minimaal 5 m brede
lijnvormige moerasvegetatie
Voldoende hoeveelheid oppervlakte optimale locatie aanwezig
Voldoende voor instandhoudingsdoel
Foerageergebied -onder- en bovenlaag rietland/ kruidenrijk grasland/ ruigtezones/ houtopslag -aanwezigheid ruigtezones en wilgopslag
Voldoende hoeveelheid oppervlakte optimale locatie aanwezig
Voldoende voor instandhoudingsdoel
Voedsel -luizen en andere geleedpotigen
Voldoende voedsel aanwezig Voldoende voor
instandhoudingsdoel
Gevoeligheid -matig grote
verstoringgevoeligheid (<100 m)
-hoge recreatiedruk met betreding moerasvegetatie
Verstoring mogelijk Waarschijnlijk geen
knelpunt
A037 Kleine zwaan
Verspreiding en trend
Het Zuidlaardermeergebied heeft voor de Kleine zwaan een functie als foerageer- en rustgebied. Het aantalverloop laat sinds 1990 een afnemend patroon zien met een
seizoensgemiddelde van 1 - 4 exemplaren in de periode 2009 t/m 2014. De dieren gebruiken het Zuidlaardermeergebied om te foerageren.
Staat van instandhouding
Het aanwijzingsbesluit stelt als instandhoudingsdoel het behoud van omvang en kwaliteit van het leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 4 vogels (seizoensgemiddelde) voor Kleine zwaan in het Zuidlaardermeergebied. In het jaar 2011/2012 werden deze aantallen gehaald, maar niet in de jaren 2010/2011, 2012/2013 en 2013/2014, toen slechts 2-3 exemplaren werden geteld. Vanwege de vermoedelijk natuurlijke oorzaken van de landelijk matig ongunstige staat van instandhouding, is er geen herstelopgave van toepassing. Het aantal waargenomen vogels in het gebied geeft aan dat het seizoensgemiddelde van 4 vogels vaak niet wordt gehaald, zodat de staat van instandhouding als matig ongunstig wordt beoordeeld.
Figuur 3.1 Aantalverloop Kleine zwaan in het Zuidlaardermeergebied. Weergegeven is het seizoensgemiddelde (rode punten), de trendlijn (donkerblauw gekleurde lijn) en het 95% betrouwbaarheidsinterval van de trendlijn (lichtblauw gekleurde lijn). In groen wordt de instandshoudingsdoelstelling voor de soort weergegeven. Bron: www.sovon.nl
Randvoorwaarden en ecologische relaties met de omgeving
In tabel 3.7 wordt een overzicht gegeven van de beoordeling van het gebied volgens de in hoofdstuk 2 genoemde ecologische randvoorwaarden. Uit de tabel kan worden afgelezen dat er voldoende oppervlak ongestoord wateroppervlak aanwezig is voor soort om te rusten en te foerageren en dat het aanbod van voedsel toereikend is. Mogelijk is de aanwezigheid van waterrecreatie en barrièrewerking door hoogspanningsleidingen en windmolenparken een knelpunt.
Tabel 3.7 Ecologische randvoorwaarden van de Kleine zwaan en de (beoordeling van de) situatie in het Zuidlaardermeergebied
A039 Toendrarietgans
Verspreiding en trend
Het Zuidlaardermeergebied en de landbouwgebieden in de omgeving van het Zuidlaardermeergebied hebben voor deze soort een functie als foerageergebied en als slaapplaats in de wintermaanden. De toendrarietgans lijkt als overwinteraar in de recente periode toegenomen in het Zuidlaardermeergebied. De beschikbare gegevens laten echter geen goede trendberekening toe. In de wintermaanden van 2010/2011 waren in en rond het Zuidlaardermeergebied gedurende langere periode veel waarnemingen van kleinere groepen Toendrarietganzen. Enkele duizenden rietganzen waren in februari 2011 geruime tijd aanwezig. Maximaal zijn er in 2011 6000 in en rond het gebied geteld. Ook in het seizoen 2009/2010 hebben enkele duizenden Toendrarietganzen het gebied voor kortere tijd bezocht. In de winter van 2012/2013 bedroeg het gemiddeld aantal dieren bij de slaapplaatstelling 15.662 en in 2013/2014 13.052 (Jonge Poerink 2014).
Staat van instandhouding
Op basis van de beschikbare recente telgegevens en de kennis van de terreinbeheerders en andere betrokken specialisten kan worden gesteld dat het doel voor de foerageerfunctie voor de Toendrarietgans in combinatie met de andere soorten binnen het Zuidlaardermeergebied momenteel niet wordt gehaald. Zo betrof het aantal foeragerende dieren in de periode 2012/2013 en 2013/2014 respectievelijk gemiddeld 81 en 146 (www.sovon.nl). In draagkrachtberekeningen, uitgevoerd in hoofdstuk 6, komt naar voren dat er binnen het Zuidlaardermeergebied onvoldoende geschikt grasland aanwezig is voor een seizoensgemiddelde van 210 Toendrarietganzen. Voor foeragerende Toendrarietganzen in het Zuidlaardermeergebied is de staat van instandhouding daarom ongunstig. In de directe omgeving van het Zuidlaardermeergebied zijn echter voldoende mogelijkheden. Hierbij wordt bij zacht weer gefoerageerd op de oogstresten (maïs, suikerbieten en aardappels) op akkers. Bij vorst trekken de dieren weg richting het Focheloërveen. In de omgeving van dit gebied wordt dan gefoerageerd op graslanden.
Aspect Ecologische randvoorwaarden/ instandhoudingsdoel
Situatie Zuidlaardermeergebied Beoordeling