• No results found

Monitoring maatregelen en ontwikkelingen (tabel 8.1)

POP II Provincie Drenthe,

8 Kennislacunes en monitoring

8.3 Monitoring maatregelen en ontwikkelingen (tabel 8.1)

Bij de monitoring in het kader van het beheerplan moeten de in dit beheerplan voorgestelde maatregelen in en rond het Zuidlaardermeergebied gedurende de periode van 6 jaar worden gevolgd en tegen het einde van de looptijd van het beheerplan worden beoordeeld. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:

 De effectiviteit van de maatregelen op de instandhoudingsdoelen.

 De effectiviteit van de maatregelen op de kwaliteit van de leefgebieden van de aangewezen vogelsoorten. Het gaat hier bijvoorbeeld om het oppervlak waterriet dat door de maatregelen extra wordt gerealiseerd.

 Geplande, maar niet uitgevoerde maatregelen, met daarbij de redenen waarom de maatregelen niet zijn uitgevoerd en de verwachte effecten daarvan op de staat van instandhouding van de kwalificerende natuurwaarden.

Ontwikkelingen in de omgeving van het Zuidlaardermeergebied kunnen van invloed zijn op de staat van instandhouding van de kwalificerende natuurwaarden. Daarom moeten ook deze aspecten gedurende de geldigheidsduur van onderhavig beheerplan worden bijgehouden. Specifiek gaat het om de volgende onderwerpen:

 De veranderingen in de ruimtelijke samenhang in het gebied en het effect daarvan op de staat van instandhouding van kwalificerende soorten.

 De verandering in landgebruik binnen en in de omgeving van het Natura 2000-gebied en het effect daarvan op de staat van instandhouding van kwalificerende soorten.

 De veranderingen in de actuele situatie in de directe omgeving van het Natura 2000- gebied (voor zover van mogelijke invloed op het gebied) en het effect daarvan op de staat van instandhouding.

 De veranderingen in ruimtelijke plannen en wet- en regelgeving van toepassing op het gebied en het effect daarvan op de staat van instandhouding van soorten.

Alle bovenstaande aspecten vergen een goede registratie van activiteiten die van belang zijn voor het behalen van de instandhoudingsdoelen. Voor de meeste van de bovenstaande aspecten is slechts eenmaal in de zes jaar een analyse noodzakelijk, in het kader van de landelijke rapportage, en hoeven tevens geen specifieke nieuwe activiteiten worden ondernomen. Wel dient uiteraard de registratie van deze aspecten in orde te zijn.

Specifieke aandachtspunten voor het Zuidlaardermeergebied

Specifiek in het geval van het Zuidlaardermeergebied is het van belang een aantal ontwikkelingen op de voet te volgen. Het gaat hier om de volgende onderwerpen:

De hoeveelheid en ontwikkeling van het recreatief gebruik in en rond het gebied.

Er is aangegeven dat op dit terrein op dit moment een kennis lacune aanwezig is die gevuld dient te worden. Verder kan worden aangenomen dat gezien de ontwikkelingen in en rond het gebied de recreatie mogelijk zal toenemen in de komende jaren (uitbreiding bewoning rond het gebied, uitbreiding faciliteiten als paden, aanlegplaatsen e.d.). Er wordt dus in dit beheerplan voorgesteld een monitoringsplan op te stellen voor het recreatief gebruik van het gebied. Vooralsnog lijkt het voldoende om in de komende beheerplanperiode een nulmeting uit te voeren en tegen het einde van de beheerplanperiode nogmaals een meting uit te voeren.

De hoeveelheid en de ontwikkeling van verkeersbewegingen in en rond het gebied

Op dit moment is er een kennislacune op het gebied van het aantal verkeersbewegingen in en rond het gebied, die mogelijk van invloed kunnen zijn op de instandhoudingsdoelen. Het gaat hierbij om het gebruik van alle vervoermiddelen, inclusief vliegtuigen en ballonvaart. Gezien het feit dat er ontwikkelingen gaande zijn die mogelijk leiden tot intensiever gebruik van het gebied (gebruik luchtruim, fietspaden, spoor en opengestelde wegen door auto’s) wordt in dit beheerplan voorgesteld om hiervoor een monitoringsplan op te stellen. Vooralsnog lijkt het voldoende om in de komende beheerplanperiode een nulmeting uit te voeren en tegen het einde van de beheerplanperiode nogmaals een meting uit te voeren.

Tabel 8.1 Planning monitoring maatregelen en ontwikkelingen Zuidlaardermeergebied 2015-2020

Te monitoren Omschrijving 2015 2016 2017 2018 2019 2020 Registratie relevante veranderingen x x x x x x Onderzoek recreatief gebruik x x Onderzoek verkeerbewegingen x x 8.4 Monitoring natuurwaarden

Alle in het aanwijzingsbesluit genoemde soorten worden gemonitord. Andere soorten die genoemd worden in de Habitatrichtlijn annex II of Vogelrichtlijn annex I hoeven ten behoeve van de Natura 2000-monitoring strikt genomen niet te worden gemonitord. Van de soorten uit het aanwijzingsbesluit worden de volgende aspecten gemonitord:

 Omvang van de populatie (in de eenheid waarin deze is aangeduid in het aanwijzingsbesluit).

 Omvang, kwaliteit en draagkracht van het leefgebied (criteria hiervoor volgen uit het beheerplan). Per gebied moet worden bekeken hoe de op dit moment beschikbare ecologische kennis hiervoor wordt ingezet, eventueel aangevuld met ‘best professional judgement’.

Roerdomp, Porseleinhoen, Rietzanger

Meting aantal broedvogels

De gebruikelijke methode voor monitoring van broedvogels is de broedvogelkartering volgens de BMP methode, hoewel voor porseleinhoen en roerdomp ook nachtelijke waarnemingen noodzakelijk zijn.

Kwaliteit en omvang leefgebied

Het gaat hierbij bij de rietvogels om de oppervlakte kwalitatief goed leefgebied (inclusief nestterritoria en foerageergebied, in het geval van de Roerdomp ook om overwinteringsmogelijkheden, zoals een geschikt achterland).

Als indicatoren kunnen worden aangegeven:  Oppervlakte rietland in diverse stadia.

 Gebruik en recreatiedruk (zie boven onder maatregelen en ontwikkeling).

De gegevens over broedgevallen van deze soorten (territoria tellingen) worden op dit moment niet systematisch verzameld. In het gebied vinden weliswaar regelmatig tellingen plaats, maar die vinden per jaar in het algemeen plaats in slechts enkele deelgebieden binnen en rond het Zuidlaardermeergebied. Het verzamelen van deze gegevens vindt plaats door vrijwilligers, en de natuurbeschermingsorganisaties Groninger Landschap en Drents Landschap. Voor een systematische aanpak van de monitoring van broedparen van de drie genoemde soorten moeten nieuwe afspraken worden gemaakt. In de komende beheerplanperiode zullen drie tellingen worden uitgevoerd (2017, 2019 en 2021).

Kleine Zwaan, Toendrarietgans, Kolgans, Smient en Slobeend

Meting aantal wintervogels

De gebruikelijke methode voor monitoring van wintervogels is de maandelijkse vogeltelling vanaf september tot en met maart. Op grond van deze tellingen kan een seizoensgemiddelde worden berekend en een seizoensmaximum worden bepaald, aansluitend bij de instandhoudingsdoelen.

Kwaliteit en omvang leefgebied

Bij de wintervogels gaat het om voldoende oppervlakte kwalitatief goed leefgebied: rustgebied (overdag voor de Smient en ‘s nachts voor de Kolgans, Toendrarietgans, Kleine zwaan en Slobeend) en foerageergebied. Als indicatoren kunnen worden aangegeven:

 Oppervlakte beschikbaar foerageergebied (draagkrachtberekening).

 Gebruik en recreatiedruk in de rustgebieden in het winterhalfjaar (zie boven onder maatregelen en ontwikkeling).

Gegevens over het voorkomen van Kleine zwaan, Toendrarietgans, Kolgans, Smient en Slobeend worden in de telgebieden in en rond het Zuidlaardermeergebied worden maandelijks verzameld door SOVON en de provincie Groningen. De gegevens worden bewaard door de Provincie Groningen. Voor wat betreft de gegevensverzameling voor onderhavig beheerplan zal worden aangesloten bij al bestaande monitoring.

Voor het monitoren van het gebruik van het gebied zelf door foeragerende Smienten is op dit moment geen monitoringsprogramma voorhanden. Deze monitoring zal moeten bestaan uit nachttellingen. Deze zijn erg lastig uit te voeren. Aangezien het beheerplan uitgaat van het halen van de foerageerdoelstelling van de Smient buiten het gebied zelf, is het voorkomen van rustende vogels in het gebied een goede indicator voor het behalen van de instandhoudingsdoelen. Een monitoring van foeragerende Smienten is daarom weliswaar wenselijk, maar niet direct noodzakelijk. Daarom wordt dit ook niet opgenomen als aanvulling op de bestaande monitoring.

Voor wat betreft de slaapplaatstellingen van ganzen en zwanen zal de eerstvolgende telling uit worden gevoerd in de winter van 2019-2020.

Tabel 8.2 Tijdsschema voor de te monitoren natuurwaarden in Het Zuidlaardermeergebied voor de periode van het beheerplan Te monitoren natuurwaarde Omschrijving 20 15 2016 2017 2018 2019 2020 2021 Broedvogels (Roerdomp, Porseleinhoen, Rietzanger)

Tellen en karteren territoria

Uitgevoerd x x

x Broedvogels (Roerdomp,

Porseleinhoen)

Bepalen omvang geschikt leefgebied

(rietlandkartering)

Zie van der

Hut (2015) x1 Wintervogels (Kleine zwaan, Toendrarietgans, Kolgans, Smient en Slobeend) In wintermaanden, één maal per maand tellen in

telgebieden Gegevens Sovon x x x x x x

Wintervogels (Kleine zwaan, Toendrarietgans, Kolgans) Slaapplaatstelling x Wintervogels (Kleine zwaan, Toendrarietgans, Kolgans, Smient en Slobeend Actuele draagkracht- berekening binnen en buiten begrenzing van

Zuidlaardermeergebied

Uitgevoerd

(zie § 4.11) x

1. Kan eventueel ook een jaar eerder worden uitgevoerd.