• No results found

4. Oppositie, de vredesbeweging en de Protestantse kerk

4.3 Een Protestantse Revolutie?

Na de val van de Muur werd de Protestantse kerk door binnen- en buitenlandse commentatoren gezien als drijvende kracht achter de Wende en als principiële weerstand tegen het regime.395 Oppositionele groepen waren ontstaan onder het

dak van de Protestantse kerk en dominees en Kerkgroepen waren betrokken bij de massademonstraties die leidden tot de val van de Muur. Maar was de Kerk een drijvende kracht achter de vreedzame opstand? Was het een Protestantse Revolutie?

Na de val van de Muur kwam er enorm veel informatie vrij over het tot dan toe zeer gesloten regime, onder andere door het openen van de Stasi- archieven, en dit veranderde de interpretatie van onderzoekers. De rol van de Kerk kwam in een heel ander daglicht te staan toen duidelijk werd dat er meer samenwerking met de SED was geweest dan tot de val van de Muur werd aangenomen. Mary Fulbrook vindt echter dat de archieven liegen omdat het geen objectieve bronnen zijn. Ze geven wel een diepere kijk in het dagelijks leven in de DDR, maar ze zijn geschreven met bepaalde intenties en kunnen daarom niet klakkeloos worden overgenomen, maar moeten op de juiste manier geïnterpreteerd worden. Ze is het daarom niet eens met auteurs die alleen beschuldigend naar de Kerk wijzen en niet kijken naar de situatie die daarachter schuilde.396 Corey Ross is het met haar eens en spreekt zich uit tegen auteurs die

alleen beschuldigende argumenten gebruiken ten opzichte van de BEK en de nauwe samenwerking met de SED. Hij vindt het kortzichtig om alleen naar Stasi- archieven en het handelen van hoge BEK-functionarissen te kijken en andere bronnen en de politieke en sociale omstandigheden niet mee te nemen in de argumentatie. Volgens Ross was de belangrijkste beweegreden voor de houding van de BEK zelfbehoud en niet het actief ondermijnen van het regime. De BEK was geen oppositiebolwerk, maar functioneerde zowel als stabiliserende en destabiliserende factor in de DDR door aan de ene kant als een buffer tussen staat en oppositie te fungeren, en aan de andere kant ruimte te bieden aan alternatieve geluiden in de relatief vrije ruimte waarover de BEK beschikte.397 Clemens

395 Clemens Vollnhals ,'Zugleich Helfer der Opfer und Helfer der Täter? Gegenwärtige und historische Sperren für die evangelische Kirche bei der Aufarbeitung ihrer DDR-Vergangenheit' in: Clemens Vollnhals ed., Die Kirchenpolitik von SED und Staatssicherheit. Ein Zwischenbilanz (Berlijn 1996), 434-446, aldaar 434.

396 Fulbrook, Anatomy of a dictatorship, 8, 12-13. 397 Ross, The East German dictatorship, 118.

Vollnhals vindt dat we ook niet anders konden verwachten dan dat de Kerk zich aanpaste aan het systeem. De DDR was internationaal erkend als een legitieme staat en dat die staat een dictatuur was en de SED machtsmonopolie had kon iedereen weten. Ook het bestaan van de MfS was geen geheim. Aanpassen aan het systeem dat er was.398

Volgens Steven Pfaff was de Protestantse kerk cruciaal in de opkomst van oppositionele stem, maar de Kerk was geen verzetsorganisatie. Activisten konden terecht binnen de kerkmuren, maar de clerus onttrok meestal de steun wanneer deze activisten de confrontatie met de staat opzochten.399 Schmeidel benadrukt dat

de Protestantse kerk in de DDR niet te vergelijken is met de Katholieke kerk in Polen, juist omdat het nooit een nationale strijdhaard was. De BEK schaarde zich achter het SED-beleid, en zelfs de meest radicale dominees predikten geen openlijk verzet vanaf de kansel.400 Gareth Dale is op dat vlak zeer kritisch over de

rol van de Kerk. Want hoewel de alternatieve groepen onderdak kregen binnen de kerkmuren en daardoor vrijheden kregen om zich maatschappijkritisch uit te laten, werden ze ook beperkt door de religieuze omgeving waarin ze zich bevonden. De clerus probeerde theologie boven politiek te verheffen en beperkte de groepen in hun mogelijke oppositionele koers. De censuur die de Kerk uitoefende op de groepen voorkwam radicalisering, maar maakte van de Kerk ook een ondersteunend instrument van het SED-beleid.401

De oppositiegroepen ontstonden onder het dak van de Protestantse kerk, daar zijn de auteurs het over eens. Maar in hoeverre kunnen zij als protestants worden bestempeld? De kerken waren de enige plaats waar legaal discussiegroepen konden ontstaan, maar hierdoor kwamen er ook niet-christenen bij de groepen, voornamelijk via de Offene Arbeit, Bausoldaten en na 1987 ook via de uitreisbeweging. Hier kregen zij de ruimte en de politiserende structuur die belangrijk werd in de jaren tachtig en hierbij werden ze zeker beïnvloed door het Kerkelijk milieu waarin zij zich bevonden.402 Door de aanwezigheid van de Kerk

398 Vollnhals ,'Zugleich Helfer der Opfer und Helfer der Täter?' in: Vollnhals ed. Die

Kirchenpolitik von SED und Staatssicherheit , 434-446, aldaar 446.

399 Pfaff, Exit-voice dynamics and the collapse of East Germany, 105. 400 Schmeidel, Stasi, 63.

401 Gareth Dale ed., Popular protest in East Germany, 1945-1989 (New York 2005), 106-107. 402 Fulbrook, ‘The limits of totalitarianism’, 25-52, aldaar 45-46.

en de religieuze dissidenten was deze levenshouding van grote invloed op de DDR-oppositie en drukte zij een stempel op aard van oppositie.403

Door het uitblijven van hervormingen werd de SED door de bevolking en de Kerkgroepen steeds meer als het probleem gezien en dit zorgde voor een gemeenschappelijk vijandbeeld en de creatie van de massa. Volgens Pollack werden de demonstraties niet geïnitieerd door dominees of kerkgroepen, maar spontaan, ver buiten het mobilisatiebereik van de groepen en duwde de massa de kerkgroepen in de leiderschapspositie.404 Melching vindt echter dat de

maandagsdemonstraties in Leipzig wel degelijk geïnitieerd werden door de groepen, in combinatie met de uitreizigers. De groepen waren voorheen heel erg op zichzelf geweest en gingen nu ook onderling samenwerken. Hun leus

Reisefreiheit statt Menschenflucht op de demonstratie van 4 september kon op

veel steun rekenen en het aantal demonstranten groeide naar 8.000 aan het eind van de maand.405 Ik neig om hierin mee te gaan met Melching. Het argument van

Rainer Eppelmann dat de grote demonstraties in heel het land begonnen in de Kerken, kan hierbij volgens mij ook niet worden ontkend.406 Via de West-Duitse

media werd de bevolking ingelicht over de demonstraties en sloegen de demonstraties over naar verschillende andere steden,407 en in combinatie met de

vermindering van repressie na 9 oktober waren mensen steeds meer bereid om mee te lopen. Dat de massa groeide bij de demonstraties lag wel buiten de handen van de groepen, maar de kerkgroepen hadden wel degelijk een rol in het ontstaan.408

De verminderde repressie van de staat maakte dat steeds meer mensen bereid waren om mee te doen en deze hing sterk samen met de vreedzaamheid van de demonstraties, die vaak wordt toegeschreven aan het Protestantse karakter van de oppositiegroepen en dominees die meeliepen in de protesten en opriepen tot geweldloosheid. Volgens Pollack was dit puur tactiek om de Stasi en oproerpolitie niet uit te lokken geweld te gebruikten tegen de massa en te laten zien dat ze geen oproerlingen waren. maar gewone mensen, en niet het gevolg van

403 Melching, Van het socialisme, 198.

404 Pollack, 'Mass pressures, elite responses, roots of democatization' 305-324, aldaar , 311. 405 Melching, Van het socialisme, 239.

406 Eppelman, 'Opposition und Kirche in der DDR', 101-111, aldaar, 110.

407 Wolle, 'Flucht als Widerstand', in: Klaus-Dietmar Henke ea ed., Widerstand und Opposition

in der DDR 309-326, aldaar 319-320.

het christelijke karakter. 409 Mary Fulbrook vindt juist wel dat zonder de invloed

en de waarden die de leden van de kerkgroepen leerden bij de Kerk de revolutie waarschijnlijk een heel stuk minder vredelievend was geweest.410 Hadjar is het

met haar eens dat de massademonstraties in 1989 vreedzaam verliepen door invloed van de groepen. Leden van de groepen deden vaak zelfs dienst als beveiligers om de vrede te bewaren. Toch was de invloed van de Kerk volgens Hadjar maar deels de oorzaak van het vreedzame karakter van de massademonstraties. Naast de kerkelijke bevoogding en het vreedzame doel - tegen militarisering en voor hervormingen - was de vreedzame houding een tactiek om aan de ene kant de steun van de burgers te krijgen, en aan de andere kant de Stasi op afstand te houden. Door binnen de legale protestmethoden te blijven werd voorkomen dat de acties direct werden verstoord. Zo vermeden de deelnemers mogelijke wraak en pijniging door de Stasi. En op dat punt ben ik het eens met Pollack.411 Ik denk dat de reden achter het oproepen tot geweldloosheid

zeker te maken had met tactiek om geen geweld uit te lokken vanuit de staat. Maar het idee tot geweldloosheid moet ergens zijn oorsprong vinden en aangezien het de dominees en de kerkgroepen waren die hiertoe opriepen, zie ik hier wel een duidelijke kerkelijke connectie.

Was het een Protestantse revolutie? Nee, uiteindelijk was het de massa die het vertrouwen in de SED opzegde en massaal de straat opging. Daarentegen, speelden de Kerkgroepen wel een rol in de initiatie van de revolutie en het karakter daarvan. Het was dus – mijns inziens - eerder een revolutie met een Protestants randje.

409 Pollack, 'Mass pressures, elite responses, roots of democatization' 305-324, aldaar , 317. 410 Fulbrook, ‘The limits of totalitarianism’, 25-52, aldaar 45-46.

411 Hadjar, ‘Non-violent political protest in East Germany in the 1980s', 107-128, aldaar 117, 120.

Conclusie

De DDR heeft voor mij altijd een bijzondere plaats gehad in mijn herinnering. Het was het eerste 'buitenland' waar ik ben geweest in mijn leven en ondanks dat ik er niet heel veel herinneringen aan heb overgehouden, hebben deze reizen een grote indruk op mij achtergelaten. En dit was vooral een positieve indruk. Ik, als vier- en later vijfjarige, merkte weinig van de beperkingen die er waren in de DDR. Het urenlange wachten bij grensovergang en een aantal uur achtergelaten worden bij het gastgezin, terwijl mijn ouders zich moesten laten registreren, was voor mij gewoon iets dat erbij hoorde, en met politiek was ik op dat moment nog niet bezig. Mijn moeder vertelde me dat ik een bezienswaardigheid was in Herzberg met mijn westerse knalgekleurde kleding en vrolijke haarspelden in mijn haar, dat zelfs kinderen mij wilden aanraken omdat ze het zo mooi vonden. Ik kreeg volgens haar dan ook veel aandacht in het gastgezin, in de kerk en tijdens onze vele bezoekjes aan kennissen van ons gastgezin. Dit kwam ook doordat veel mensen het bijzonder vonden dat mijn ouders hun gezin meebrachten. Ik kwam op plaatsen die niets leken op wat ik ooit in Nederland had gezien. Voor mij waren de reizen één groot feest, echt vakantie.

Mijn moeder ervoer de reizen heel anders. Zij en mijn vader ontmoetten veel mensen die eindelijk dachten vrijuit te kunnen praten. Ze hoorden veel over de moeilijkheden, het gevaar van vrijuit spreken. Ons gastgezin, Lotti en Amrei waren welgesteld. iets wat bijzonder was. Zij hadden een oom (Onkel) in het Westen, daar kwam veel geld vandaan. Zij kochten hun boodschappen niet in de Oost-Duitse winkels, maar gewoon in de westelijk gerichte winkels, waar een pak koffie toen 45 D-Mark kostte. Mijn moeder verbaasde zich over het verschil tussen de mensen van de kerk en ons gastgezin: Hoe kon het dat zij zo vrij en open leefden? Toch hadden ze het vertrouwen van de kerkmensen en kwamen tijdens onze bezoeken veel mensen op bezoek om vrijuit over hun gevoelens en hun ideeën te spreken. Het laatste jaar dat we in Oost-Duitsland waren was heel bijzonder voor mijn ouders. Ze maakten een deel van de Wende van dichtbij mee. Dat was erg speciaal, omdat mijn ouders zich erg verbonden voelden met de mensen daar.

Aan de verbondenheid kwam helaas snel een einde want twee jaar na de Wende eindigde het contact. In 1991 verhuisden we vanuit Culemborg naar het

westen en daarmee ook weg van de kerkgemeente via welke het contact met Herzberg liep. Daarna zijn Amrei en Lotti eenmaal bij ons in Nederland op bezoek geweest. Volgens mijn moeder gedroegen ze zich overdreven als 'Wessies', zoals zij dat zelf noemden. Ze weigerden hun D-marken om te wisselen in guldens en betaalden dus overal met 'West-Duits' geld. Ik kan me nog goed herinneren dat ze een grote witte Japanse auto hadden met deuren die naar boven openklapten. Hiermee zetten zij een streep onder hun 'Ossie'-verleden, en na deze reis ook een punt achter het contact met ons.

We zijn nu zo'n vijfentwintig jaar verder en de DDR is een verre herinnering geworden. Toch heeft het me nooit echt los kunnen laten: het land waar ik zulke fijne gevoelens voor had in mijn kindertijd en niet lang daarna ophield te bestaan. Niet veel Nederlandse kinderen zullen hetzelfde hebben meegemaakt als ik en dat maakt het bijzonder. Het was daarom geen grote stap om mijn eindonderzoek te doen over de DDR en in het bijzonder de positie van de Protestantse kerk. Helaas kon ik Amrei of Lotti niet benaderen voor informatie. En nu ben ik toegekomen aan het beantwoorden van de hoofdvraag: Wat was de relatie tussen de

Protestantse Kerk en het SED-regime in de DDR, van 1978 tot 1989?

Het hoogtepunt van de relatie tussen de Protestantse kerk en het SED- regime was 6 maart 1978. Dit was het moment waarop de spelregels werden bepaald voor de relatie tussen Kerk en staat voor de verdere duur van de DDR, maar dit was ook het moment dat de Kerk en het regime het meest op één lijn lagen omdat deze nieuwe spelregels nog niet getest waren door beide deelnemende partijen.

Het belangrijkste dat er op 6 maart 1978 werd erkend was dat de Protestantse kerk rechten had binnen de DDR en dat deze rechten duidelijk werden omschreven. In de periode onder Walter Ulbricht, 1949-1971, waren de rechten van de Protestantse kerk stelselmatig ingeperkt. Aan de start van zijn regime kende de DDR een grote overlap tussen de publieke ruimte en de Protestantse kerk. Ulbricht wilde religie elimineren in de DDR, vanuit socialistisch oogpunt, maar hij wilde vooral de overlap in de publieke ruimte opheffen om deze te kunnen vervangen door een socialistische publieke ruimte. Hiermee startte hij in 1950, met het verbieden van godsdienstonderwijs op openbare scholen, en twee jaar later volgde harde repressie tegen de Kerk,

christelijke organisaties en christenen. In 1953 verzachte de houding van het regime naar de Protestantse kerk omdat de openlijke repressie leidde tot kritiek vanuit de bevolking. Openlijke repressie verschoof naar minder-openlijke repressie. Formeel werd de Kerk erkend als onderdeel van de DDR, maar ondertussen werden de rechten van de Kerk steeds verder uitgekleed. Wat overbleef was het recht tot het verzorgen van een kerkdienst, en verder heel veel onduidelijkheid over wat wel en wat niet werd toegestaan, tot grote frustratie van de Kerk. Door de terugloop van kerkgangers, zag zij haar positie binnen de DDR steeds meer verzwakken en nu was de Kerk ook steeds minder in staat een maatschappelijke rol te spelen in de DDR. De positie van de Kerk werd bovendien nog verder verzwakt door het verbod op de EKD, de overkoepelende Duitse kerkenbond, waardoor de acht landskerken van de DDR geen blok meer konden vormen in hun dialoog met de autoriteiten. En hoewel de nieuw gevormde Oost-Duitse kerkenbond, BEK, in 1971 door Ulbricht werd erkend, en Honecker de Protestantse kerk gebruikte als propaganda-instrument voor de mensenrechten in zijn contacten met het Westen, leidde dit niet tot het toekennen van rechten aan de Kerk binnen de DDR, tot op 6 maart 1978.

De essentie van de rechten die de BEK in 1978 toegekend kreeg was enerzijds autonomie binnen de kerkmuren, en anderzijds politieke neutraliteit buiten de kerkmuren. Het overleg van maart 1978 was in principe geen overleg, maar meer een toneelstuk waarin zowel de Kerk als de autoriteiten hun vooraf ingediende toespraken opzegden. Ondanks dat vertegenwoordigers van de BEK ruimte kregen hun zorgen te uiten, stond ook de uitslag van het overleg van tevoren al vast, er was dus geen ruimte voor discussie. De kerkleiding nam dit voorstel aan, en hoewel er vanuit lagere kerkniveaus kritiek geuit werd op de manier waarop de BEK zich op deze wijze buiten de maatschappij plaatste, was dit een grote verbetering ten opzichte van voor 1978 omdat de kerken nu tenminste weer zonder toestemming van de autoriteiten activiteiten mochten organiseren. Ook voor Honecker was deze regeling gunstig, want hoewel religie hiermee een plaats behield binnen de DDR, was de ruimte waarbinnen dit mocht plaatsvinden nu duidelijk ingekaderd buiten de publieke ruimte en bovendien werd zo ook de kritiek vanuit de BEK ingedamd. Op papier was dit een compromis waar beide partijen mee konden leven.

De interpretaties van dit compromis liepen echter niet synchroon, zoals je logischer wijs ook niet kunt verwachten van een socialistische partij en een religieus instituut, en dit had weer zijn weerslag op de relatie tussen het SED- regime en de Kerk. Voor het regime was deze regeling met de Kerk weer stap verder in het gelijkschakelen van de Kerk, zonder dat het daadwerkelijk deel uit ging maken van het socialistische systeem. Het was de SED niet te doen geweest om de Kerk meer vrijheden te geven, maar vooral om toegang te krijgen tot groep mensen die zich ontrok aan de officiële maatschappelijke organisaties, maar wel participeerde in de kerkelijke omgeving; en om de Kerk te weerhouden van het uiten van kritiek op het SED-beleid. De BEK daarentegen wilde een 'kerk in het socialisme' zijn. Dit betekende dat de Kerk niet tegen het SED-regime was en het zou daarom ook niet verstandig zijn om tegen het beleid in te gaan van het regime waarvan je onderdeel wilde zijn. Maar aan de andere kant wilde de BEK haar maatschappelijke verantwoordelijkheid, waar vanuit de Protestantse traditie de nadruk oplag, blijven uitdragen en opkomen voor de zwakkeren in de samenleving. Dit was duidelijk te zien in de maatschappelijke instellingen die werden gerund vanuit de Evangelische Diakonie, en in de Offene Arbeit. En vanuit dit oogpunt zag de BEK zich gerechtigd kritiek te uiten op wat zij vanuit haar christelijke waarden als maatschappelijk onrecht in de DDR zag. En deze twee houdingen botsten.

De nieuwe vrijheden van de Kerk werden door het regime op meerdere manieren begrensd en gecontroleerd. Door differentiëren en kaderpolitiek werd de Kerk gedwongen gewenst gedrag te laten zien om gebruik te mogen maken van privileges, zoals een visum voor het uitreizen naar buitenlandse kerkelijke bijeenkomsten of het krijgen van een locatie voor een kerkelijk congres. De mensen die meededen met kerkelijke activiteiten, en voorheen buiten het bereik van de maatschappelijke participatie van de officiële massaorganisaties bleven, kwamen nu door infiltratie en rapportages van IM's binnen de kerken ook in het vizier van de staat. Door sturing van de Stasi waren er meerdere bisschoppen en