• No results found

2. Het godsdienstbeleid van de DDR vanaf

2.4 Buitenlands beleid

2.4.2 Buitenlandse Kerkelijke contacten

Na 6 maart 1978 mocht de Kerk weer vrij deelnemen aan internationale Kerkelijke conferenties in het Westen van de Wereldraad van Kerken, de Conferentie van Europese Kerken en de World Laegue of Lutheran and Reformed Churches.142 En ook contacten met de EKD intensiveerden,143 dat na de bouw van

de Muur in 1961 bijna onmogelijk was geworden. Het bezoek van een kerkelijke conferentie in het Westen was een van de weinige mogelijkheden van een Oost- Duitser om een bezoek te brengen aan het Westen en deze manier van reizen naar het Westen werd daarom ook streng gereguleerd. Maar er zaten risico’s aan deze contacten zoals Westerse spionage en het verspreiden van ongewenste informatie. Het regime liet deze conferenties daarom ook graag op Oost-Duitse bodem plaatsvinden om de controle zo strak mogelijk in handen te kunnen houden. Dit was voor de Kerken, behalve de extra controle op de activiteiten en uitspraken binnen de kerkmuren, ook positief aangezien het regime een goede indruk wilde

138 Goeckel, The lutheran church and the East German state, 255. 139 Fulbrook, ‘Co-option and commitment', 73-91, aldaar 78.

140 Van den Brink en Ter Welle, ‘Deel 2: Kerk en protestbeweging’, in: Vakgroep Politiek Gedrag, Der Vorhang fällt, 45-72, aldaar 63.

141 Fulbrook, Anatomy of a dictatorship, 208-209.

142 Fulbrook, ‘Co-option and commitment', 73-91, aldaar 79. 143 De Graaf, Over de Muur, 116.

maken op de Westerse bezoekers. In dat kader werden kerkgebouwen gebouwd of opgeknapt.144 Zoals de Conferentie van de Wereldraad van Kerken in Dresden van

1981. Het thema van deze bijeenkomst was de wapenwedloop. De Wereldraad zag een belangrijke taak voor de Kerken weggelegd bij het beschermen van de mensenrechten en het pleiten bij regeringsleiders voor een vreedzame ontwapening. Maar de Kerken werden ook opgeroepen zich direct te bemoeien met politieke beeldvorming:

'2. counter the trend to characterize those of other nations and ideologies as the ‘enemy’ through the promotion of hatred and prejudice;

3. assist in de-mythologizing current doctrines of national security and elaborate new concepts of security based on justice and the rights of peoples;'145

Het was echter ondenkbaar dat de BEK de DDR op het punt van ideologie zou afvallen. Want daarmee zou ze haar positie als 'de Kerk in het socialisme' in één slag teniet doen, ervan uitgaande dat de Kerk zich überhaupt met ideologie bezig hield. De ideologie was een gegeven in de DDR, het was niet iets waar men vanuit ging dat zou verdwijnen, het was de essentie van de staat. Bovendien zag de BEK een rol voor zichzelf weggelegd om namens de DDR het vredesthema uit te dragen. Het vredesbeleid van de Kerk was dan ook vooral gericht tegen de dreiging van de bewapening en werd ideologie erbuiten gelaten.146

Uiteraard was het veel lastiger om de Oost-Duitse delegatie te controleren op contacten en uitspraken wanneer deze conferenties buiten de DDR plaatsvonden. Daarom was het visumbeleid een belangrijk onderdeel van het controlesysteem bij het bezoek aan conferenties in het westen. Delegatieleden werden gescreend op loyaliteit aan het regime en hun buitenlandse contacten. Daarnaast werd de groep mensen die deze buitenlandse conferenties mocht bezoeken, het Reisekader, beperkt tot een vaste groep die niet groter mocht worden in aantal. Delegatieleden werden op deze manier gedwongen tot het aannemen van voor het regime gewenst gedrag, zoals het uitdragen van de vredespolitiek van de socialistische staten, omdat anders hun uitreisprivilege werd afgenomen. 147

144 Goeckel, The lutheran church and the East German state, 243

145Commission of the Churches on International Affairs World Council of Churches,

Disarmament on the WCC agenda: policy documents and background information (November

2003), 45-46.

146 Goeckel, The lutheran church and the East German state, 258. 147 De Graaf, Over de Muur, 66-67, 116.

Door het Reisekader zo klein mogelijk te houden en contacten met het Westen niet te laten groeien in aantal, probeerde Honecker bovendien de Westerse oriëntatie van de BEK om te buigen naar intensivering van de contacten met Kerken in socialistische staten. Het regime probeerde de BEK daarom samen te laten werken met kerkelijke organisaties in het Oostblok, zoals de Praagse Vredesconferentie. Deze poging werd geen succes omdat de BEK zichzelf als West-Europees georiënteerde organisatie beschouwde en daardoor tweederangs bestuurders naar dergelijke Oostblokbijeenkomsten stuurde.148 Toch kreeg de

BEK een steeds grotere zelfstandigheid bij de internationale Kerkelijke contacten, zegt Goeckel. De behoefte van internationale prestige van het regime ging ten kostte van de druk op de BEK en dit leidde volgens hem tot grotere zelfstandigheid van de BEK.149

In december 1987 verscheen er in de lokale Culemborgse Courant een interview met een Oost-Duits synodelid dat een bezoek bracht aan een synode van de Nederlandse Gereformeerde Kerk. Het valt mij op dat in dit artikel de auteur zeer goed op de hoogte was van de restricties van het uitreizen naar het Westen en welk gevaar alle kritiek zou kunnen veroorzaken op het contact tussen deze meneer J. Jenner uit Saksen, lekenlid van de synode, en de contacten in Nederland. En ik ga ervan uit dat dit synodelid dit ook wist. De uitspraken van deze man blijven over het algemeen heel erg op de vlakte over zijn bezoek aan Nederland met vooral vriendelijkheden. Maar toch proef ik weemoed: 'Wat

betekent dit bezoek voor u? Het is moeilijk, maar als ik weer bij mijn gezin en bij

mijn vrienden ben, zal ik beseffen dat ik dáár thuis hoor. Juist daar bekommert de Kerk zich om, dat men zich steeds weer bewust wordt van het feit dat men mens is in de DDR en Kerk is in de DDR, Kerk in het socialisme.' En hij benoemt dat in de DDR prima godsdienstonderwijs is te verkrijgen, maar alleen via de Kerk en dat dit wel tot moeilijkheden leidt in het vervolgonderwijs150 De kritiek die hij uit

is geen harde kritiek op het bewind, maar het maakt wel duidelijk dat de Kerk haar maatschappelijke zorgen bleef uiten over de behandeling van christenen. Deze meneer riskeerde in ieder geval zijn mogelijkheid tot opnieuw uitreizen door dit te uiten.

148 Idem.

149 Goeckel, 'Thesen zu Kontinuität und Wandel in de Kirchenpolitik der SED' in: Vollnhals, Clemens ed., Die Kirchenpolitik von SED und Staatssicherheit, 29-58, aldaar 53-54.

150 'Synodelid uit Oost-Duitsland bezoekt Gereformeerde en Hervormde Kerk', Culemborgse

Naast institutionele contacten waren er ook contacten tussen kerkgemeentes en gelovigen uit de DDR met het Westerse buitenland, zoals mijn vader in de inleiding beschrijft. Er waren contacten tussen Oost-Duitse Protestantse kerkgemeentes en Protestantse kerkgemeentes in West-Duitsland, Nederland, Frankrijk, Groot-Brittannië en Zwitserland. Daarbij waren de contacten met West-Duitsland en Nederland het meest frequent en intensief. De aantrekkingskracht van de Nederlandse contacten was dat deze waren gebaseerd op gelijkwaardigheid tussen gelovigen en dat er geen sprake was van financiële afhankelijkheid of politieke motieven zoals met de BRD. De Nederlandse gelovigen kwamen naar de DDR vanuit bewogenheid met hun medechristenen en nieuwsgierigheid naar het leven aan de andere kant van de Muur. De contacten vonden voornamelijk plaats op Oost-Duits grondgebied omdat het DDR-regime eigen burgers niet graag naar het Westen liet gaan vanwege vluchtgevaar; het toelaten van buitenlanders binnen de DDR was relatief minder risicovol. Deze buitenlanders werden tijdens hun bezoek scherp in de gaten gehouden en hun contacten met de bevolking werden belemmerd doordat mogelijke Oost-Duitse critici bij Westerse bezoekers uit de buurt werden gehouden.151

Buitenlandse Kerkelijke contacten met de BRD bleven tot het einde van de DDR mogelijk en stegen zelfs omdat de Duits-Duitse relatie erg belangrijk was voor Honecker, want de DDR kon bij de BRD renteloze leningen afsluiten. Daarnaast had de DDR een lucratieve handel in politieke gevangen die door de BRD voor ongeveer 200 miljoen D-mark per jaar werden vrijgekocht en naar de BRD vertrokken. In ruil daarvoor en om de relatie te verbeteren, versoepelde Honecker in 1986 het reisverkeer tussen de DDR en de BRD. In de eerste twee jaar steeg het aantal Oost-Duitsers dat de BRD mocht bezoeken met vierhonderd procent per jaar, waardoor ook kerkelijke contacten tussen gelovigen werden uitgebreid. 152

2.5 Conclusie

De marxistische ideologie ging uit van het natuurlijk uitsterven van religie binnen een socialistisch systeem, doordat mensen zich langzaam zouden bevrijden van de onderdrukking van de Kerk. Onder Ulbricht had dit ertoe geleid dat het SED-

151 De Graaf, Over de Muur, 67.

regime een zeer actief repressief beleid voerde tegen de aanwezigheid van de Protestantse kerk en dat leidde tot een vrijwel rechteloze positie van de Protestantse kerk, maar niet tot een eliminatie.

6 maart 1978 was een keerpunt in het beleid van het SED-regime: van rechteloosheid van de Kerk ging het beleid naar een duidelijke omschrijving van de rechten van de Kerk. Maar ondanks deze wijziging was het geenszins een wijziging in de houding van de SED tegenover religie. Wat Ulbricht niet gelukt was, lukte Honecker in grotere mate: de Protestantse kerk wegkrijgen uit het maatschappelijke veld. In dat opzicht was het een voortzetting van het voorgaande beleid, maar dan in een ander jasje.

Dit andere jasje was de constructie waarmee de SED de positie van de Kerk na 1978 verpakte: een zelfstandige positie binnen de DDR. Naar buiten leek de BEK autonoom, maar buiten de muren van de Kerk mocht het niet haar eigen gang gaan. Het beleid van de SED was erop gericht de BEK te sussen en het binnen het controle systeem te plaatsen van de DDR. En hiermee had het meer controle dan het tot dat toe over de Kerk had gehad terwijl dit niet met dwang gepaard ging.