• No results found

Procesvariabelen, uitvoering van de methode door de bemiddelaar

In document Evaluatie slachtoffer-dadergesprekken (pagina 180-184)

8 Mogelijkheden voor effectonderzoek slachtoffer-dadergesprekken

8.4 Kenmerken van de interventie

8.4.1 Procesvariabelen, uitvoering van de methode door de bemiddelaar

Zonder uitzondering worden in metastudies naar effecten van herstelgerichte interventies in het algemeen en slachtoffer-dadergesprekken in het bijzonder, hoge tot zeer hoge percentages tevreden slachtoffers gevonden (o.a. Latimer et al., 2005; Umbreit et al., 2005, p. 274; Umbreit, 2004, p. 287). Ook Pemberton et al. (2006) noemen een aantal verschillende studies die laten zien dat zo‟n 75 tot 98 procent van deelnemende slachtoffers tevreden is met het proces.

Operationalisaties van tevredenheid die hierbij het meest worden gehanteerd zijn de volgende. Slachtoffers zijn doorgaans tevreden met de wijze waarop hun zaak is behandeld, ze zouden het andere slachtoffers aanraden en ze zijn tevreden dat de dader verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden (Sherman en Strang, 2007, p. 19). Niet alleen slachtoffers, maar ook daders zeggen direct na de interventie over het algemeen dat ze hier tevreden mee zijn. De tevredenheidscores zijn bij hen doorgaans hoog tot zeer hoog. Tussen 80 en 97 procent van de daders vindt het proces van een slachtoffer-dadergesprek rechtvaardig (Walgrave, 2006).

Niet alleen is in de literatuur „tevredenheid‟ als uitkomst veel onderzocht, ook volgens de experts die in het kader van dit onderzoek zijn geraadpleegd zou het meten van tevredenheid een onderdeel moeten zijn van een eventueel effectonderzoek. In de metastudies vinden we echter weinig aanknopingspunten voor belangrijke proceskenmerken en randvoorwaarden die deze tevredenheid bevorderen. In het algemeen wordt voortdurend gewezen op het belang van een grondige voorbereiding van een slachtoffer-dader gesprek, een element dat ook in de huidige

181

Nederlandse praktijk al sterk wordt benadrukt en dat in effectonderzoek zeker aan bod moet komen.

2. Randvoorwaarden

Over algemene randvoorwaarden formuleert de Commissie inzake de Efficiency of Justice van de Raad van Europa 50 aanbevelingen voor een adequate implementatie en uitvoering van

herstelrecht. Deze zijn gerangschikt onder availability (waaronder beschikbaarheid van een voldoende aanbod voor slachtoffer-dadergesprekken en goed opgeleide bemiddelaars),

accessibility (waaronder bijvoorbeeld het regelen van het recht van slachtoffer en daders om aan

slachtoffer-dadergesprekken mee te doen) en awareness (bedoeld om het aanbod bekend te maken en geaccepteerd te krijgen).

Lluillier (2007) noemt vier algemeen aanvaarde punten die onderdeel uitmaken van de

kwaliteitsstandaard van de interventie. Deze kunnen ook van toepassing worden geacht op de Nederlandse praktijk en betreffen:

1. adequate kwalificaties bemiddelaars; 2. onafhankelijkheid en onpartijdigheid;

3. waarborgen rechten slachtoffer en dader: goede en tijdige informatie; 4. vertrouwelijkheid.

Volgens Lluillier (2007) is nog in onvoldoende mate sprake van een eenduidig en duidelijk trainingssysteem, eventueel (maar niet in alle landen) gevolgd door een accreditatie van de bemiddelaar. Hierover bestaat controverse, aangezien accreditatie enerzijds samenhangt met kwaliteit, maar anderzijds met ongewenste professionalisering van de bemiddelaar. Lluillier wijst op de invloed van expertise en ervaring die bemiddelaars in eerder door hen uitgevoerde beroepen hebben opgedaan op de wijze waarop zij bemiddelingen uitvoeren. Hierbij geeft hij aan dat een brede basis voor een bemiddelaar een groot voordeel kan zijn, naast een goede opleiding en training. Met betrekking tot het tweede punt geeft Lluillier aan dat er op Europees niveau een gedragscode is ontwikkeld om de onafhankelijkheid en onpartijdigheid te waarborgen in

burgerzaken.86 Voor strafzaken ontbreekt deze nog. Een derde guiding principle is dat slachtoffer en dader tijdig en volledig moeten worden geïnformeerd over het traject en de mogelijke gevolgen. Voorop staat hierbij de vrijwillige deelname. Verder moeten zij geïnformeerd worden over de mogelijkheid van indirect contact, het risico voor slachtoffers opnieuw slachtoffer te worden en het feit dat er invloed kan zijn op de strafrechtelijke afdoening. Het vierde punt betreft de

vertrouwelijkheid van de procedure. Ook Lluillier benoemt het belang, maar schetst ook de lastige verhouding van vertrouwelijkheid met het informeren van justitie over de uitkomst.

Naast deze vier randvoorwaarden noemt Lluillier enkele minder bekende en onderschreven

randvoorwaarden die niet zozeer op het proces zelf betrekking hebben maar op de bredere context: - bekendheid van mogelijkheden tot slachtoffer-dadergesprekken in het veld;

86

182

- mogelijkheden en voordelen van slachtoffer-dadergesprekken als standaardonderdeel van opleiding en training van betrokken professionals en verwijzers.

3. Tijd als proceskenmerk

Het moment waarop iemand wordt verwezen, kan van belang zijn voor de keuze deel te nemen aan een slachtoffer-dadergesprek en ook voor het effect. In de literatuur hebben we hiervoor enkele aanknopingspunten gevonden. Umbreit et al. (2004, p. 286) laat zien dat de tijd die sinds het delict verstreken is, van invloed is op de kans dat een slachtoffer-dadergesprek tot stand komt. En hij vindt dat voor vermogensdelicten geldt: hoe langer geleden het delict, hoe minder kans van slagen (in termen van wel/niet deelname), terwijl bij geweldsdelicten het omgekeerde geldt. Dan is het zo dat een langere periode na het delict juist sterker samenhangt met een succesvolle verwijzing.

4. Overige aspecten van de uitvoering

- Vanuit de casestudies komt naar voren dat de aanwijzingen in de Slachtoffer in Beeld-handleiding door bemiddelaars grotendeels worden opgevolgd (zelfrapportage). Maar er zijn in de praktijk zelf ontworpen aanpassingen zichtbaar, die de effectiviteit van slachtoffer-dadergesprekken mogelijk beïnvloeden. We noemen: tussen de voorbereiding en het gesprek meer telefonische contacten inbouwen, niet met het slachtoffer maar met de ouder voorbereiden, drang uitoefenen wanneer de dader dreigt af te haken en nabellen of een andere vorm van nazorg bieden.

- Groenhuijsen (2004) bouwt voort op de in Europees verband geformuleerde eis dat in de wijze van contact leggen met dader en slachtoffer vrijwilligheid volledig gegarandeerd moet zijn. Hij stelt dat indien de dader de eerste melder is, dit kan leiden tot morele druk op het slachtoffer. Hij adviseert de belangen en de positie van het slachtoffer zeer zorgvuldig te wegen.

- Een goede voorbereiding wordt ook door de bemiddelaars benadrukt. Hieronder vallen een zorgvuldige benadering en het bespreken van ieders behoeften en verwachtingen en wat men van de ander kan verwachten. Excuses kunnen oprecht zijn, maar niet zo gezien worden door het slachtoffer of andersom. Een bemiddelaar moet partijen daar altijd op voorbereiden.

- Ook stellen de bemiddelaars dat in het gehele proces (van voorbereiding tot afsluiting) “een beetje dwang” (enige druk/confrontatie) richting dader geen kwaad kan.

- Bemiddelaars geven aan dat vooral slachtoffers in het traject ruimte moeten krijgen en vinden om emoties te uiten over wat hun is overkomen.

- Ook de sfeer die de bemiddelaar weet neer te zetten wordt opgevat als procesvariabele. Het gaat in dit verband ook om het vermijden van ook maar één verkeerde opmerking door de bemiddelaar.

- Met name het proces rond het aanbieden en accepteren van excuses (aan beide kanten) moet volgens de bemiddelaars goed verlopen.

- In de materialen van Slachtoffer in Beeld zijn diverse aanwijzingen te vinden die we als beoogde procesvariabelen kunnen beschouwen. De bemiddelaar moet bevorderen dat het onderstaande plaatsvindt en hij zet daartoe ook interventies in:

183

Dader:

- excuses aanbieden;

- zijn verhaal vertellen (feiten, motieven, gevolgen);

- zicht krijgen op het effect van zijn daad op het slachtoffer; - vragen beantwoorden;

- zeggen dat je je leven gaat beteren; - zich van een andere kant laten zien.

Slachtoffer:

- excuses vragen; - excuses ontvangen;

- verhaal vertellen (feiten, motieven, gevolgen); - luisteren naar verhaal van de ander;

- vragen stellen; - zien wie de dader is;

- regie over eigen leven voor een deel terugnemen.

Beiden:

- de bemiddelaar laat de keuze bij de partijen maar „neemt de regie als de situatie daarom vraagt‟.

In de handleiding is het protocol voor de slachtoffer-dadergesprekken tot in detail uitgewerkt. Hier vinden we een blauwdruk voor de vormaspecten (tijd, plaats, fasering, rapportage). De handleiding is inhoudelijk veel minder uitgebreid in termen van in te zetten interventies. Meer impliciet bevat de handleiding echter wel een aantal zaken die verwijzen naar de vrijwilligheid en de neutraliteit en meerzijdige partijdigheid van de bemiddelaar.

- Bij de selectie van deelnemers wordt motiverende gespreksvoering ingezet.

- In de beschrijving van de voorbereidingen laten de voorbeeldvragen zien dat de bemiddelaar op geen enkel moment wordt geacht gericht bij de dader of slachtoffer navraag te doen naar schuld, het aanbieden van excuses of het verwachten van vergeving. Dit wordt geheel aan de latere interactie tussen dader en slachtoffer overgelaten.

- De voorbeeldvragen voor het slachtoffer-dadergesprek zelf zijn open en redelijk algemeen (“wat zou u een goede uitkomst van dit gesprek vinden”?), hetgeen het vorige punt

onderstreept. Daarentegen is de agenda voor het gesprek strak georganiseerd en hebben de deelnemers zich aan spelregels te houden, waardoor een gelijkwaardige inbreng en

bespreking van alle mogelijke thema‟s aan de orde kan komen. Anders gezegd: de vorm van het slachtoffer-dadergesprek is gericht op het garanderen van een vrije, autonome invulling van het herstel door de deelnemers.

184

8.4.2 Moderatoren van het proces: kenmerken bemiddelaars en de bredere context

In document Evaluatie slachtoffer-dadergesprekken (pagina 180-184)