• No results found

Bemiddelingen en resultaten in de periode 1 januari 2007 - 19 november 2009

In document Evaluatie slachtoffer-dadergesprekken (pagina 64-68)

4 Gerealiseerd bereik

4.2 Bemiddelingen en resultaten in de periode 1 januari 2007 - 19 november 2009

In deze paragraaf schetsen we op basis van een vergelijking van de drie jaren de ontwikkelingen wat betreft de aantallen trajecten die voor bemiddeling werden aangemeld (verwijzingen), de resultaten (komt contact tot stand?) en het soort contact waarin de bemiddelingstrajecten resulteren (de zogenaamde „modaliteiten‟). Verder beschrijven we hoe de aanmeldingen door de jaren heen over de verwijzende organisaties waren verdeeld. Ten slotte gaan we in op de aard en ernst van delicten waarvoor is verwezen. We vergelijken steeds de jaren 2007, 2008 en 2009.

Opmerking vooraf

Voor de analyses in het eerste deel van dit hoofdstuk is een beroep gedaan op de door Slachtoffer in Beeld vastgelegde gegevens over slachtoffer-dadergesprekken in de periode 2007 tot en met 2009.26 In de loop van de jaren is de registratie van Slachtoffer in Beeld verbeterd. Ondanks enkele verschillen in de manier van registreren is wel een vergelijking van de verschillende jaren mogelijk. In het kader hieronder lichten we het belangrijkste registratieverschil toe.

26

In het 2009-bestand ontbreken de laatste zes weken vanwege moment van oplevering. We houden hiermee in de beschrijving rekening door de aantallen waar nodig te extrapoleren naar een jaarcijfer.

Toelichting bij de cijfers

De eenheid van analyse is een traject van een slachtoffer met een dader, een

„slachtoffer-dadercombinatie‟ dus. In alle jaren geldt dat als er meer dan één dader en/of meer dan één slachtoffer betrokken zijn die leiden tot afzonderlijke trajecten, deze afzonderlijk geregistreerd zijn als meerdere slachtoffer-dadercombinaties. Maar in 2009 is zuiniger geregistreerd dan ervoor. Voor 2008 werd een traject resulterend in een gesprek tussen één dader en drie slachtoffers als drie trajecten geregistreerd. Vanaf 2009 is dit één traject. Sinds 2009 worden namelijk bij een verwijzing eventuele andere betrokken slachtoffers en daders niet meer apart geregistreerd, maar in hetzelfde bemiddelingstraject. Dit wordt overigens alleen gedaan als deze andere personen daadwerkelijke in het traject worden betrokken. Als vervolgens zo‟n bemiddelingstraject leidt tot verschillende uitkomsten (bijvoorbeeld een gesprek met het ene slachtoffer en een brief voor het andere slachtoffer), dan wordt dit alsnog opgesplitst in de registratie. In de jaren vóór 2009 werden andere betrokkenen veel vaker wel apart geregistreerd (bijvoorbeeld. een dader heeft: gesprek met eerste slachtoffer, met tweede slachtoffer een briefcontact, met een derde slachtoffer bemiddelingspoging en vierde slachtoffer is onvindbaar, dan is dit in de registratie vóór 2009 meestal als vier trajecten geregistreerd en in 2009 als twee). Door dit verschil geeft 2009 automatisch een kleiner aantal bemiddelingstrajecten te zien dan de jaren ervoor. W e houden hier bij de interpretatie van de resultaten rekening mee. Zo valt bijvoorbeeld in 2009 een stijging van het aandeel trajecten te verwachten waarin contact tot stand wordt gebracht (zie paragraaf 4.2). Bij de beschrijving van de getalsmatige ontwikkeling in deze paragraaf gebruiken we naast onze gegevens ook de eigen analyses van Slachtoffer in Beeld als aanvullende bron voor een genuanceerde weergave van de groei van slachtoffer-dadergesprekken. Verder verwachten we bij de meeste analyses geen al te sterk verstorende invloed van dit verschil in

65

We zien in paragraaf 4.2 en 4.3 van dit hoofdstuk dat de N, het aantal bemiddelingstrajecten waarop de analyse betrekking heeft, tussen de tabellen varieert. Tabel 4.1 geeft het totaal aantal bemiddelingstrajecten (in 2007, 2008, 2009). De daarop volgende tabellen zijn gebaseerd op lagere en wisselende aantallen (per jaar) omdat steeds van wisselende aantallen trajecten/aangemelde slachtoffers of daders een bepaald kenmerk niet is vastgelegd. Deze „onbekenden‟ hebben we steeds buiten beschouwing gelaten.

4.2.1 Ontwikkeling van de aantallen

Eerst gaan we in op de vraag hoe de aantallen bemiddelingstrajecten zich in de loop van de jaren in omvang hebben ontwikkeld.

Tabel 4.1 Aantallen bemiddelingstrajecten per jaar (in absolute aantallen)

Onderhavig onderzoek: registratiebestanden

Aanvullende bron: eigen analyses van SiB

Aantal bemiddelingstrajecten Aantal

afgesloten zaken Aantal unieke delicten in deze zaken 2007 467 441 390 2008 1093 812 573 2009 109427 1060 946

We zien in de eerste kolom dat na het startjaar 2007 het aantal van 467 aangemelde

bemiddelingstrajecten zich verdubbelde in 2008 naar 1093. In het daaropvolgende jaar 2009 lijkt het aantal bemiddelingstrajecten vrijwel gelijk te blijven met het jaar ervoor. Maar hier heeft het verschil in registratie duidelijk een verstorende invloed op de weergave van de getalsmatige ontwikkeling van trajecten. We zien dit als we kijken naar gegevens uit een aanvullende bron. Deze gegevens afkomstig uit eigen analyses van Slachtoffer in Beeld zien we In de meest rechter kolom. Hier is ter nuancering weergegeven het aantal unieke delicten waarop de bemiddelingstrajecten betrekking hebben (derde kolom) en het aantal afgesloten zaken (tweede kolom). Slachtoffer in Beeld heeft ten behoeve van eigen analyses hiertoe handmatig alle trajecten in de registratie nagelopen. Als we op basis van deze getallen nog eens de groei van de activiteiten van Slachtoffer in Beeld bezien op basis van unieke delicten dan zien we tussen 2007 en 2008 een groei van 390 naar 573 delicten (plus 65%). Vervolgens is er ook tussen 2008 en 2009 sprake van een sterke groei: van 573 naar 946 delicten (plus 47%). Ook als we de door Slachtoffer in Beeld zelf geanalyseerde afgesloten zaken (tweede kolom) als uitgangspunt nemen is sprake van groei tussen 2008 en 2009. Op basis van deze gecorrigeerde cijfers kunnen we dus stellen dat

27

66

Slachtoffer in Beeld elk jaar is gegroeid. We zien dus in de door Slachtoffer in Beeld handmatig gecorrigeerde cijfers dat sprake is van voortdurende groei van het aantal trajecten.28

4.2.2 Resultaten van bemiddelingstrajecten

In het registratiesysteem is vastgelegd of en op welke wijze contact tussen betrokkenen is gerealiseerd, maar niet wat het precieze resultaat van dit contact was. We spreken niet van een succespercentage of van gelukte trajecten, omdat het immers van het inhoudelijke verloop van het traject en de beleving ervan afhangt of we daadwerkelijk kunnen spreken van succes.29 Toch is de mate waarin bemiddelaars erin slagen contact tot stand te laten komen te beschouwen als een goede indicator voor succes omdat het doel van de voorziening immers is om dit contact tot stand te brengen. En we weten dat bemiddelaars alleen contact tot stand laten komen als ze er na grondige voorbereiding van overtuigd zijn dat dit contact effectief kan zijn. Een laatste kanttekening die we plaatsen: trajecten die vroegtijdig resulteren in een afwijzing van de andere partij kunnen als succesvol worden ervaren bijvoorbeeld als een slachtoffer tevreden is omdat hij het heeft

aangedurfd contact te zoeken. In de meeste gevallen zijn zaken die leiden tot een afwijzing of blijven bij een poging te beschouwen als niet gelukt, maar voor de zuiverheid onthouden we ons in de beschrijving zo veel mogelijk van deze kwalificatie. Hoeveel bemiddelingen leiden ertoe dat direct of indirect contact tussen betrokkenen tot stand komt?

Tabel 4.2 Resultaat: bemiddelingstrajecten waarin contact tot stand komt (in %)

2007 N=433 2008 N=982 2009 N=730 Totaal N=2145 Wel contact 46 42 47 44

Geen contact (poging/afwijzing) 54 58 53 56

Totaal 100 100 100 100

NB:Zoals eerder vermeld, wijken de totalen per kolom (N) af van de aantallen in tabel 4.1. Trajecten waarbij dit kenmerk niet is geregistreerd zijn buiten beschouwing gelaten. De geldt voor alle tabellen in paragraaf 4.2 en 4.3.

We zien in Tabel 4.2 dat het percentage bemiddelingstrajecten waarin contact tot stand kwam door de jaren heen in de registratie vrij constant is gebleven. Over de hele periode heeft in iets minder dan de helft van de trajecten (44%) de bemiddeling geleid tot contact. Meer dan de helft van de bemiddelingen wordt dus voortijdig afgebroken. Bij deze uitkomsten is het nodig een kanttekening te plaatsen. We zouden namelijk op basis van de per 2009 veranderde wijze van registreren (zie

28

We hebben in 2009 ook de nog lopende zaken meegenomen, omdat we anders een veel kleiner deel van de in 2009 geregistreerde trajecten in de analyses zouden kunnen betrekken. Er waren op het peilmoment medio 2009 immers veel zaken nog niet afgesloten.

29

In 2009 is overigens wel in het registratiesysteem vastgelegd wat betrokken partijen uit het traject hebben gehaald en in hoeverre dit aan hun verwachtingen voldeed. Deze kwaliteitsindicatoren zijn onderwerp geweest van afzonderlijk eigen onderzoek van Slachtoffer in Beeld waarover een publicatie nog volgt. Eerste resultaten werden op 12 oktober tijdens het landelijk symposium gepresenteerd.

67

kader aan het begin van deze paragraaf) verwachten dat het percentage „wel contact‟ zou toenemen.30 De lichte stijging tussen 2008 en 2009 (van 42% naar 47%) in de tabel kunnen we (deels) hieraan toeschrijven. Of er werkelijk sprake is van meer of minder zaken waarin contact tot stand wordt gebracht kunnen we op basis van deze cijfers niet zeggen.

Wat zijn de uitkomsten van bemiddelingstrajecten: tot welke vorm van contact („modaliteiten‟) leiden ze? In de volgende tabel zien we een overzicht per jaar van de resultaten van de trajecten.

Tabel 4.3 Uitkomst: verdeling bemiddelingstrajecten over modaliteiten per jaar (in %)

2007 N=433 2008 N=982 2009 N=730 Totaal N=2145 Gesprek 26 21 25 23 Echt Recht 1 2 2 2 Brief 14 14 13 14 Pendelbemiddeling 5 5 7 5 Poging/Afwijzing 31 54 58 53 56 Totaal 100 100 100 100

Eerst kijken we naar het aandeel van de face-to-facegesprekken op het totaal van de trajecten. Iets minder dan een kwart van deze trajecten ( 23%) leidt daadwerkelijk tot een gesprek tussen dader en slachtoffer. We zien dat het aandeel op het totaal in 2008 is gedaald ten opzichte van het startjaar (van 26% naar 21%), maar dat in 2009 weer een stijging optrad naar 25%. In absolute aantallen zijn in de periode van 1 januari 2007 tot medio november 2009 in totaal 493 gesprekken gerealiseerd. De Echt-Recht conferenties vinden in zeer beperkte mate plaats: in absolute aantallen zijn dit er in de drie jaren achtereenvolgens 6, 24 en 17.32 Het aandeel van indirecte bemiddelingen (brief- en pendelbemiddeling gezamenlijk) ligt op 19% van het totaal. De mate waarin

bemiddelingstrajecten resulteren in het schrijven van een brief is door de jaren heen zeer constant gebleven (14%), hetgeen ook geldt voor de pendelbemiddelingen (5 à 7%).33 In een aanzienlijk deel

30

De betrokkenen worden immers niet meer per traject afzonderlijk geregistreerd en de kans dat contact in een bepaalde zaak met één van meerdere slachtoffer-dadercombinaties tot stand komt is groter dan dat dit lukt met elke afzonderlijke combinatie.

31

Poging: een van beide partijen geeft in de voorbereidende fase aan geen behoefte aan contact te hebben (nadat de bemiddelaar contact heeft gelegd). Alle andere gevallen die niet tot contact leiden zijn afwijzingen. Vóór 2009 werd gesproken van een poging als geen contactgegevens werden achterhaald of reactie uitbleef van een partij. Vanaf 2009 is dit geregistreerd als afwijzing. Beide categorieën zijn samengevoegd zodat dit registratieverschil geen invloed heeft op de weergave in de tabel.

32

Let wel: dit betreft het aantal afzonderlijk geregistreerde trajecten. Omdat dit deels slachtoffer-dader combinaties betreft die leiden tot een gezamenlijke conferentie ligt het totaal aantal conferenties dus slechts op enkele per jaar.

33 Met ingang van 1 januari 2009 is de definitie van „pendelbemiddeling‟ enigszins aangescherpt. Voor 2009 werden in een beperkt, maar onbekend aantal gevallen ook zaken waarin slechts 1 brief werd geschreven ook als pendelbemiddeling

68

van de gevallen komt het niet tot enige vorm van contact, maar blijft het bij een poging of wordt een bemiddeling direct bij de start afgewezen door de wederpartij. Dit ligt voor de achtereenvolgende jaren gezamenlijk steeds op meer dan de helft van de trajecten.

4.2.3 Initiatiefpartij

Het initiatief lag in het startjaar nog in een derde van de gevallen bij het slachtoffer.

Bemiddelingstrajecten vonden in de jaren daarna (2008 en 2009) vooral plaats op initiatief van de dader (88%).

Tabel 4.4 Verdeling bemiddelingstrajecten naar initiatiefpartij per jaar (in %)

2007 N=442 2008 N=1078 2009 N=942 Totaal N=2462 Initiatief dader 66 88 88 84 Initiatief slachtoffer 34 12 12 16 Totaal 100 100 100 100

In document Evaluatie slachtoffer-dadergesprekken (pagina 64-68)