• No results found

Hoofdstuk 1: Context en probleemschets

1.1 Probleemanalyse

In dit hoofdstuk wordt het probleem geanalyseerd op drie verschillende niveaus, namelijk macro, meso en micro. Op macro niveau wordt geanalyseerd welke wetten van invloed zijn op de jeugdzorg en wat daar de effecten van zijn. Daarnaast wordt het sociaal-emotionele element omschreven in verband met het thema van dit onderzoek. Op meso niveau wordt er gekeken naar de veranderingen in de gemeenten en de effecten daarvan op de jeugdzorg. Tot slot volgt het micro niveau waarin de instelling, de doelgroep en de betrokken actoren worden omschreven. Na dit niveau volgt de probleemstelling, verificatie vanuit de praktijk, de doelstelling, de hoofd- en deelvragen en de begripsafbakening.

1.1.1 Wetten van invloed op de jeugdzorg in Nederland

De verzorgingsstaat heeft met ingang van de participatiewet op 1 januari 2015 plaats gemaakt voor de participatiesamenleving. Dit betekent dat er van burgers wordt verwacht dat men meer verantwoordelijkheid neemt voor het eigen leven, maar ook activeert en meer bijdraagt in de samenleving (Movisie, 2015). Daarnaast heeft er een decentralisatie in de jeugdzorg plaatsgevonden, die van kracht is gegaan met de nieuwe Jeugdwet per 1 januari 2015 (Rijksoverheid, 2019). Deze decentralisatie houdt in dat gemeenten sinds die tijd verantwoordelijk zijn voor alle vormen van de jeugdhulp, te denken aan: gesloten jeugdzorg, geestelijke gezondheidszorg, jeugdbescherming, jeugdreclassering en de zorg voor jeugd met een (lichte) verstandelijke beperking (Nederlands Jeugdinstituut, z.d.-a).

Niet alleen de nieuwe wetten zijn van grote invloed geweest op de staat van de huidige jeugdzorg, maar ook de bezuinigingen in Nederland. Het is een veelbesproken onderwerp, een die burgers heeft aangegrepen. Ondanks de stakingen door jeugdzorgwerkers, voor loonstijging, het verminderen van werkdruk en de hoop op betere kwalitatieve jeugdzorg, blijft een structurele oplossing uit (Jeugdzorg Nederland, 2019). Die oplossing wordt doorgeschoven naar een volgende kabinetsformatie. In de maand september in 2019 werd duidelijk dat er extra geld beschikbaar kwam voor de gemeenten om de jeugdzorg beter aan te kunnen pakken. Het ging om een bedrag van 300 miljoen dat in zowel 2020 als in 2021 beschikbaar zou moeten zijn. Echter werd in 2019 ook 400 miljoen vrijgegeven om te spenderen aan betere kwalitatieve jeugdzorg, maar werd dat geld gebruikt voor gemeentelijke tekorten.

De gemeenten in Nederland zijn huiverig en maken zich grote zorgen over de toekomst (Jeugdzorg Nederland, 2019).

1.1.2. De effecten van de transitie in de maatschappij

De effecten van de transitie, de gemeentelijke taken en bezuinigingen zijn door heel Nederland voelbaar. Uit recent onderzoek (Friele et al., 2018) blijkt dat de transformatie van de jeugdzorg nog niet bewerkstelligd is. Dit komt omdat er nog te veel knelpunten aanwezig zijn die een positief effect van de transformatie beïnvloeden. Zo is de toegankelijkheid richting Jeugdhulp niet efficiënt genoeg en krijgen kwetsbare jeugdigen en gezinnen nog steeds niet de aandacht die zij nodig hebben. Voor het jaar 2020

streven dat iedere jeugdige passend onderwijs binnen zijn of haar mogelijkheden moet kunnen volgen (Jeugdzorg Nederland, 2018). Elke jeugdige heeft het meeste baat bij onderwijs dat zo optimaal mogelijk aansluit bij de individuele leer- en ontwikkelingsbehoefte. Wanneer jeugdigen met een ontwikkelingsachterstand passend onderwijs krijgen, kunnen zij meer succeservaringen opdoen in het leren en ontwikkelen (Mönks & van den Bergh, 2015). Daarnaast is het belangrijk dat iedere jeugdige, voor zover dat mogelijk is, thuis in het eigen gezin kan opgroeien. Tot slot moet de jeugdzorg betere passende hulp kunnen aanbieden (Jeugdzorg Nederland, 2018).

De transitie moest dus zorgen voor verbetering van de jeugdzorg in Nederland. Echter blijkt uit recent onderzoek van het CBS (2019a) dat het aantal jeugdigen tot 22 jaar, wat gebruikt maakt van de jeugdhulp, is toegenomen. In 2015 stond dit aantal namelijk op bijna 290.000 jeugdigen en in 2019 bedroeg dit 340.000 jeugdigen (CBS, 2019a). Er is meer geld nodig om kwalitatieve jeugdzorg te garanderen en gewenste veranderingen te kunnen realiseren (Jeugdzorg Nederland, 2019).

1.1.3. De gemeenten in Nederland

Door de decentralisatie en de nieuwe Jeugdwet die van kracht is gegaan, heeft het niet enkel gevolgen voor heel Nederland, maar ook specifiek voor elke gemeente. Zo hebben zij een aantal punten die zij moeten hanteren om de nieuwe Jeugdwet tot een succes te maken. De gemeenten streven een gemeenschappelijk doel na; namelijk zoveel mogelijk hulp op maat bieden voor alle jeugdigen en hun omgeving, wat kan zorgen voor gelijke kansen. Het is de bedoeling om probleemoplossend te werk te gaan, dit doen de gemeenten door preventief te werken en tijdig te signaleren. Daarnaast steken de gemeenten in op de eigen kracht en verantwoordelijkheid van de jeugdigen en hun omgeving, dit zodat zij de verantwoordelijkheid zoveel mogelijk behouden (Nederlands Jeugdinstituut, z.d.-a). Een van de positieve ontwikkelingen door de decentralisatie is de kinderparticipatie. Er is meer aandacht voor het luisteren naar wat kinderen aangeven. Uit onderzoek (Van Riel, 2017) blijkt dat het heel nuttig kan zijn om kinderen meer aan te horen en hun antwoorden serieus te nemen. Het kan helpen bij besluitvorming en ondersteuning van de zorg voor kinderen.

1.1.4. Het effect van de transitie op de jeugdzorg

Uit onderzoek blijkt (Van Vught, 2019) dat de 65 grootste gemeenten flinke tekorten oplopen. De gemeente Tilburg ondervindt daar de meeste hinder van. Alle 65 grootste gemeenten moeten flink inleveren op hun reserves, het gaat om miljarden euro’s. In 2019 en in 2020 nemen de reserves al met 2 miljard euro af. Daardoor moet er flink bezuinigd worden in de jeugdzorg, terwijl de kosten van de jeugdzorg blijven stijgen. Ook stijgen de uitgaven van de overheid aan het onderwijs ieder jaar weer, zowel in het (pre) primair als secundair en tertiair onderwijs. In 2010 bedroeg dit in totaal 31,2 miljoen euro en in 2018 stond dit al op 35,2 miljoen euro (CBS, 2019b). Ieder jaar worden er door de gemeenten weer nieuwe begrotingen opgesteld om problemen in de gemeente aan te pakken. In de begroting van Tilburg voor 2020 staat vermeld dat er dit jaar 71 miljoen euro wordt vrijgesteld voor passende scholing, zorg en/of werk voor jongeren. Tevens staat in de begroting vermeld dat kinderen/jongeren meer centraal worden gesteld in de jeugdhulp (Gemeente Tilburg, 2020). Uit onderzoek (Hammink et al., 2015) blijkt dat door de transitie het risico bestaat dat de veiligheid van jeugdigen niet voortdurend gewaarborgd kan worden.

1.1.5. Organisatie Y en behandelklas X.

Organisatie Y en behandelklas X zijn de betrokken actoren die aansluiten bij dit onderzoek. De onderzoeker heeft op deze locatie ook stage gelopen. Organisatie Y is een grote organisatie in de jeugdhulpverlening met vele mogelijkheden voor het verbeteren van de toekomst, voor jong tot oud. Zo hebben zij dag- en naschoolse behandeling, ambulante hulp, behandeling voor slachtoffers van geweld, spoedhulp, pleegzorg, gezinshuizen, hulp voor slachtoffers van geweld, eerproblematiek en scheidingen. Daarnaast hebben zij gezinshuizen en bieden zij hulp aan vreemdelingen en tienermoeders (Sterk Huis, 2020a). Organisatie Y streeft ernaar om voor iedereen een zo veilig mogelijk en zelfstandig leven te creëren. Daarnaast is het streven van organisatie Y, situaties zo vroeg mogelijk te signaleren om grotere problemen te voorkomen. Organisatie Y heeft een duidelijke visie. Zo willen zij met specialistische kennis, behandeling en begeleiding op maat, effectiever kunnen signaleren en ingrijpen bij problemen (Sterk Huis, 2020b).

De onderzoeker heeft gesignaleerd dat er behoefte is aan toepasbare kennis en inzichten. Uit diverse signalen, onder andere tijdsgebrek en de drang naar optimalisatie, benoemen de jeugd- en gezinsprofessionals dat het voor hen belangrijk is om op de ontwikkeling van de kinderen zo efficiënt mogelijk te kunnen inspelen. Tevens is er een wens tot optimaliseren volgens de laatste theorieën en inzichten.

Behandelklas X is een behandelklas voor kinderen met een ontwikkelingsachterstand, zij hebben de leeftijd van vier tot zeven jaar (Sterk Huis, 2019a). Eerder in het onderzoek werd er gesproken over jeugdigen, in deze organisatie wordt het onderzoek echter uitgevoerd bij de leeftijdsgroep van vier tot zeven jaar. Wanneer het specifiek om de behandelklas gaat wordt de term jeugdige gebruikt. Wanneer kinderen de leeftijd hebben van vier tot zeven jaar, spreekt men over de kleuterperiode en van zes tot twaalf jaar spreekt men over de schoolperiode (Van Beemen, Beckerman, & Enkelschot, 2018).

Kinderen in de kleuterperiode hebben een rijke fantasie, leren van het contact met leeftijdsgenoten en zij leren spelenderwijs. De sociale ontwikkeling neemt in deze fase toe. Rond de zesjarige leeftijd verschuift het spelen meer naar het leren. De cognitieve ontwikkeling komt in deze fase meer op de voorgrond te staan en het kind krijgt meer sociale interacties en contacten (Van Beemen et al., 2018).

Er is voor deze leeftijdsgroep in dit onderzoek gekozen omdat zij de doelgroep betreft van behandelklas X. Tevens staat in het onderzoek (Van Rijsingen, 2009) aangeduid dat deze doelgroep begeleiding en ondersteuning in de ontwikkeling hard nodig heeft. Kinderen die aangemeld worden bij organisatie Y, en in behandeling komen bij behandelklas X, hebben achterstanden in de ontwikkeling (Sterk Huis, 2019a). Dit betekent dat de ontwikkeling van het kind vertraagd, verstoord of (ernstig) bedreigd verloopt.

Dat kan komen door factoren in het kind zelf, omstandigheden in het gezin, de omgeving of een combinatie van factoren. Een ontwikkelingsachterstand ontstaat doordat er meerdere belemmeringen zijn op sociaal, emotioneel of verstandelijk gebied waardoor de ontwikkeling van het kind achterblijft (Steerneman & Vandormael, 2004).

1.1.6. De sociaal-emotionele ontwikkeling van jeugdigen

In dit onderzoek wordt er gesproken over jeugdigen en kinderen. Zij hebben de leeftijd van 0 tot 22 jaar (CBS, 2019a). Wanneer een kwetsbare jeugdige bedreigd wordt in zijn ontwikkeling hangt het verbeteren van die ontwikkeling af van de samenwerking tussen professionals in het jeugdwerk en de ouders (Boendermaker, Rumping, Metz, & Fukkink, 2019). Voor een zo optimaal mogelijke sociale-emotionele ontwikkeling is het voor de jeugdige prettig wanneer hij/zij ziet en begrijpt wat een ander nodig heeft, wat emoties zoals verdriet met een ander doen en hoe je daar een mogelijke oplossing voor kunt bedenken (Noordzij, 2019). Sociaal-emotionele vaardigheden zijn onmisbaar voor jeugdigen in het leven, om goed te kunnen functioneren in de toekomstige maatschappij. Deze ontwikkeling begint al vroeg na de geboorte. Het gaat om vaardigheden omtrent situaties kunnen aanvoelen en inschatten, relaties aangaan en onderhouden, samenwerken en omgang met anderen (Van der Ploeg, 2018).

Wanneer een jeugdige zich onvoldoende sociaal-emotioneel ontwikkelt, wordt het een sociaal incompetente jeugdige genoemd. Uit onderzoek van Steerneman & Vandormael (2004) blijkt dat jeugdigen met een ontwikkelingsachterstand, vergeleken met jeugdigen die een normale ontwikkeling doorlopen, bedreigd zijn in hun ontwikkeling. Om de ontwikkeling van de jeugdigen met een sociaal-emotionele achterstand positief te beïnvloeden zijn vele factoren van invloed tijdens de behandeling.

1.1.7. De behandeling

Kinderen met een ontwikkelingsachterstand hebben meer begeleiding, stimulatie, structuur en herhaling nodig dan kinderen zonder een ontwikkelingsachterstand (Van Rijsingen, 2009). De essentie van de behandeling bij behandelklas X, ligt op een positieve groei van de ontwikkeling en bij een veilige, maar ook geleidelijke doorstroom naar passend onderwijs (Sterk Huis, 2019a). De kinderen krijgen bij behandelklas X vaardigheden aangereikt op sociaal-emotioneel, lichamelijk en verstandelijk ontwikkelingsgebied, samen met gedeeltelijk onderwijs. Zo kan het zijn dat kinderen leren om emoties en gevoelens te begrijpen, te herkennen en toe te passen op een positieve wijze. Maar ook het aangaan van positieve contacten kan een belangrijk aspect zijn tijdens de behandeling van het kind. Een kind dat wordt aangemeld, komt met een hulpvraag binnen. Deze is samen met ouders en de afdeling:

toegang, geformuleerd, met toestemming van de gemeente. Daarnaast leren de kinderen bij de behandelklas door middel van werkpunten op doelenkaarten, dit werkt als beloningssysteem. Zo kan er stapsgewijs aan doelen gewerkt worden om de behandeling zo succesvol mogelijk te laten afronden.

Om een effectieve behandeling door de jeugd- en gezinsprofessionals te kunnen waarborgen, worden er maximaal twaalf kinderen in de behandelklas ingedeeld (Sterk Huis, 2019a).

1.1.8. Rol van de jeugd- en gezinsprofessional professional

Voor jeugd- en gezinsprofessionals draait het om de beste zorg te kunnen leveren aan cliënten. Voor jeugdigen is het namelijk van belang dat zij zich kunnen verbinden met zichzelf en anderen. Jeugd- en gezinsprofessionals kunnen voor jeugdigen een stevige basis zijn door samen met hen een positief netwerk op te bouwen (Kooijmans, 2018). Jeugd- en gezinsprofessionals zijn professionals die de uitdaging aangaan om samen met de jeugdigen en gezinnen te werken aan een positieve toekomst. De jeugd- en gezinsprofessionals komen in beeld wanneer de ontwikkelingskansen, het welbevinden en het veilig opgroeien van de jeugdige niet meer vanzelfsprekend zijn. Een jeugd- en gezinsprofessional

heeft een belangrijke taak als het gaat om het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling bij jeugdigen (Noordzij, 2019).

Er wordt over een effectieve jeugd- en gezinsprofessional gesproken als hij of zij de juiste algemene, maar ook specifieke kennis heeft over de factoren van hulp en de juiste interventies. Daarnaast weet hij of zij wat werkt en zet deze kennis in om de resultaten te meten en indien mogelijk te verbeteren (Nederlands Jeugdinstituut, z.d.-b). De jeugd- en gezinsprofessionals van behandelklas X gaven aan dat de werkdruk stijgt en zij meer taken in minder tijd moeten verrichten (Anoniem, persoonlijke communicatie, 5 maart 2020). Uit onderzoek van Heerekop (2019) blijkt dat inderdaad de werkdruk hoog ligt voor veel jeugdzorgwerkers. Daarnaast gaven de jeugd- en gezinsprofessionals aan dat zij niet voldoende financiële middelen noch tijd hebben om onderzoek te doen naar kennis en (vernieuwende) inzichten om de sociaal-emotionele ontwikkeling te optimaliseren. Tevens bevestigt het onderzoek dat veel jeugd- en gezinsprofessionals veel stress ervaren door de werkdruk en dat zij nauwelijks meer tijd hebben voor taken die er echt toe doen, zoals bijvoorbeeld de hierboven omschreven taken binnen het behandelplan.

1.1.9. Rol van de ouders

Ouders spelen een cruciale rol als het gaat om het creëren van een veilige hechting tussen de ouders en het kind. Dit heeft ook weer invloed op het ontwikkelen van een positieve sociaal-emotionele ontwikkeling. Ouders kunnen zorgen voor een veilige hechting wanneer het gedrag wat zij laten zien gevoelig is, maar ook wanneer zij reageren en meedenken met het kind (Becker, 2018). Daarnaast is het van belang dat de ouder continuïteit biedt in het gedrag wat zij laten zien. Wanneer er in bovenstaande aspecten een balans is kan er meestal gesproken worden over een veilige hechting.

Ouders die samen met hun kind in het behandelproces zitten in behandelklas X, vormen echter veelal multi-probleem gezinnen. Deze gezinnen hebben vaak verschillende, complexe problemen, die op diverse domeinen in het gezin en hun leefsituatie spelen. Daardoor zijn zij vaak overbelast en hebben zij behoefte aan ondersteuning van hulpverleners (Van der Steege & Zoon, 2017). Bij organisatie Y, in behandelklas X, staan ouders centraal in de begeleiding van hun kind en is een samenwerking tussen de hulpverlener en ouders van essentieel belang. Dit zorgt er bij ouders voor dat zij meer regie gaan voelen bij de opvoeding van hun kind en het leven, wat weer kan leiden tot meer zelfvertrouwen in het opvoeden. Ouders op de juiste wijze betrekken in de hulpverlening aan hun kind, kan zorgen voor een stevigere basis en betere behandelresultaten. Daarom wordt er vanaf de start van de behandeling duidelijk met ouders besproken wat zij graag willen bereiken en welke verwachtingen zij hebben (Mathijssen, van Vugt & Strijbosch, 2018).