• No results found

Hoofdstuk 5 – Conclusies en aanbevelingen

5.3 Aanbevelingen

Onderstaand zullen aanbevelingen volgen, aansluitend op de resultaten en conclusies van de deelvragen. De aanbevelingen zijn niet enkel voor de behandelklas zelf, maar dienen ook om in samenspraak met de organisatie te worden geoptimaliseerd.

Aanbeveling 1: Meer tijd en rust in de behandeling

Uit de resultaten blijkt dat er een aantal aspecten zijn die hierbij van belang zijn. Vrijwel iedere jeugd- en gezinsprofessional heeft behoefte aan meer tijd en rust in de behandeling. Deze behoefte is vooral ontstaan omdat randzaken zoals administratie en regelzaken, die nu veelal op de voorgrond staan, waardoor er te weinig tijd overblijft om andere taken ter verruiming van de behandeling te verrichten.

Daarnaast is het voor de kinderen en de structuur van de groep belangrijk dat er altijd vaste gezichten op de groep staan, hierin zijn weleens wisselingen, gaven twee jeugd- en gezinsprofessionals aan.

Tevens is het raadzaam om meer tijd in te richten voor het onderzoeken, inlezen, uitvoeren en aanpassen van methodieken. Deze tijd is er nu niet. Echter is dit van grote meerwaarde zodat de jeugd- en gezinsprofessionals zich meer kunnen verdiepen in werkbare methodieken om de kwaliteit van de behandeling te vergroten. Tot slot is een langere trajectduur ook een veelbesproken onderwerp;

wenselijk is dat de trajectduur weer zoals voorheen wordt vastgesteld voor 12 maanden. Indien deze veranderingen verwezenlijkt kunnen worden, kan dit zo nodig zorgen voor een effectievere behandeling op maat. De jeugd- en gezinsprofessionals kunnen vaardigheden beter laten beklijven doordat er meer tijd en rust is om in kleine stappen aan doelen te werken. Er hoeven geen overhaaste beslissingen meer genomen te worden.

Implementatie: Het inplannen van +/- 4 uur per week per pedagogisch medewerker, om nevenactiviteiten voor te bereiden en of uit te diepen voor een effectievere behandeling. Tevens is het noodzaak dat de organisatie samen met de behandelklas een brainstormmiddag houdt over de ballast van de administratieve werkzaamheden en hoe deze, in welke vorm dan ook, verminderd kunnen worden.

Aanbeveling 2: Meer communicatie tussen team en organisatie

Uit de resultaten blijkt dat er een aantal aspecten zijn genoemd die belemmerend zijn. Dit betreft voornamelijk de samenwerking tussen organisatie en de behandelklas en het team onderling. Omdat de onderzoeker alle aspecten belangrijk acht, worden zowel aspecten omtrent de behandelklas als de organisatie meegenomen in de aanbeveling.

Binnen de behandelklas is het door gebrek aan ruimte en tijd, lastig om fysieke afspraken te plannen met zowel ouders als ambulant hulpverleners. Zo gaf een respondent aan dat het wenselijk is, indien er geen ruimte is voor een fysieke afspraak, er samen met de andere jeugd- en gezinsprofessionals gekeken kan worden naar oplossingen; bijvoorbeeld videobellen. Tevens is er gesproken over het delen van informatie met elkaar. Wenselijk zou zijn dat informatie meer gebundeld wordt. Zo kan de kennis van de pedagogisch medewerkers gebundeld worden met die van de leerkrachten. Daarnaast is het raadzaam een systeem te hebben in het delen van informatie. Niet altijd is iedereen op de hoogte van hetzelfde en er gaan belangrijke zaken omtrent de kinderen van de behandelklas soms langs elkaar heen. Betreffende de organisatie blijkt uit de resultaten dat er meer mag worden ingestoken op het aspect omtrent transparante communicatie. Een jeugd- en gezinsprofessional geeft specifiek aan zich soms niet gehoord te voelen door de organisatie en dat de organisatie meer betrokken mag zijn bij de behandelklas. Indien iedereen op de hoogte is van elkaar, van belangrijke zaken en kennis, en dit met elkaar gedeeld wordt, kan er adequater ingestoken worden op de behandeling richting het kind. Als inzichten of een bepaalde kennis voor iedereen duidelijk zijn, kan er ook sneller geanticipeerd worden en kunnen kinderen nog beter ondersteund worden.

Implementatie: Eens in de drie maanden een vergadering waarin aspecten die goed gaan en die beter kunnen in de behandeling of samenwerking besproken worden. Hiervoor kan er gebruik gemaakt worden van een SWOT- Analyse, waarbij sterktes, zwaktes, bedreigingen en kansen duidelijk worden (Liberg, 2020). Het regelmatig laten terugkomen van een vergadering zorgt voor een langdurige effectieve aanpak. Deze vergadering vindt dan plaats met pedagogisch medewerkers, leerkrachten en ambulant hulpverleners. Wellicht kan de coördinator hierbij aansluiten om te evalueren. Op deze manier blijft de communicatie tussen de behandelklas en de organisatie transparanter en is eenieder beter op de hoogte van elkaars handelen. Punten die in de toekomst gaan spelen kunnen door dit systeem dan automatisch worden opgepakt; zoals bijvoorbeeld de behoefte aan een time-out ruimte.

Aanbeveling 3: Het aanpassen van methodieken

Zoals in de resultaten staat omschreven gaven respondenten aan, dat er erg veel methodieken zijn, daar geen duidelijk overzicht van is en deze ook vaak verouderd zijn. Echter blijkt ook dat juist een passende werkwijze aanbieden door de meeste respondenten als belangrijke factor wordt benoemd om de sociaal-emotionele ontwikkeling te stimuleren. Uit de resultaten blijkt dat er behoefte is aan een overzicht van bruikbare methodieken, die indien nodig gemoderniseerd mogen worden. Mede daarom is het van belang dat er een duidelijk overzicht komt van circa drie methodieken die alle jeugd- en gezinsprofessionals in de behandeling frequent kunnen gebruiken. Dit schept duidelijkheid en overzicht.

Tevens, wanneer de methodieken herhaaldelijk worden ingezet zorgt dit voor een vaste werkwijze en structuur. Die vaste structuur is voor de kinderen met een sociaal-emotionele achterstand erg belangrijk.

Daarnaast is het ook belangrijk dat de methodieken die herhaaldelijk ingezet gaan worden, ook aansluiten bij het niveau van het kind. De verouderde versies moeten nagekeken en aangepast worden.

Indien deze aspecten veranderd worden is het mogelijk om nog bewuster en in kleine stappen in de behandeling te werk te gaan. Dit kan de kwaliteit van de behandeling versterken.

Implementatie: De organisatie kan een overzicht maken van alle methodieken. In samenspraak met de jeugd- en gezinsprofessionals worden drie methodieken gekozen die aansluiten bij de behandeling, zodat er meer overzicht komt. Van die drie methodieken wordt gekeken wat vernieuwd moet gaan worden zodat behandelmethoden weer up-to-date is. De jeugd- en gezinsprofessionals doen dit in samenspraak met de organisatie. De 4 uur tijd voor het voorbereiden, inlezen en uitvoeren van methodieken is hiermee verweven. Tevens is aan te bevelen dat er extra ruimte komt voor trainingen.

Aanbeveling 4: Intensiever met ouders samenwerken

Een belangrijk aspect in de behandeling is het oudercontact; zonder medewerking van ouders slaagt de behandeling nauwelijks. Zij zullen nadat het behandeltraject is afgesloten verder moeten gaan in de begeleiding van het kind in zijn of haar emotionele ontwikkeling. Uit de resultaten blijkt dat er door meerdere jeugd- en gezinsprofessionals behoefte is aan het frequenter betrekken van ouders in de behandeling. Dit doen de jeugd- en gezinsprofessionals al, maar er is behoefte aan meer. Het betreft dan vooral de mogelijkheid en ruimte om ouders vaker te kunnen uitnodigen om mee te draaien op de groep. Op deze manier leren ouders vaardigheden van de pedagogisch medewerkers, en kunnen deze meenemen naar huis. Zoals eerder aangegeven in hoofdstuk 5.2 is dit van essentieel belang. De onderzoeker raad aan ouders structureel uit te nodigen voor het meedraaien op de groep. Tevens blijkt uit de resultaten dat het wenselijk zou zijn ouders meer te informeren over de behandeling en de werkwijze. De onderzoeker raad daarom aan eens in de drie maanden een thema bijeenkomst te plannen. De jeugd- en gezinsprofessionals kunnen dan thema’s zoals het sociaal-emotionele ontwikkelen of de digitalisering verduidelijken en zo worden ouders ook meer betrokken in de behandeling. Indien deze veranderingen bewerkstelligd kunnen worden, wordt de samenwerking met ouders efficiënter benut, zijn ouders over bepaalde thema’s beter op de hoogte, worden gevolgen omtrent een bepaald thema zoals digitalisering duidelijk, weten ouders wat er speelt of waar zij op kunnen letten en kunnen zij die vaardigheden ook thuis toepassen.

Implementatie: Het structureel meedraaien op de groep inplannen. Voor iedere ouder is dit van toegevoegde waarde. Indien dit een mogelijkheid betreft raad de onderzoeker aan om dit elke maand te doen met een à twee ouders. Om overbelasting te voorkomen is het belangrijk te kijken wat past in de planning, zodat de groep hier zo min mogelijk hinder van ondervindt. Daarnaast kan er eens in de drie à zes maanden een themabijeenkomst georganiseerd worden door de jeugd- en gezinsprofessionals, samen met de ouders op de groep, naar eigen invulling. Dit met het doel de intensieve samenwerking en communicatie met ouders te waarborgen.

Aanbeveling 5: Langere trajectduur

Uit de resultaten blijkt dat een belemmerende factor mede het verkorten van de trajectduur is. Door een aantal respondenten is aangeduid dat dit de kwaliteit van de behandeling niet ten goede komt. Hierdoor moet er sneller beslist worden over vervolg onderwijs of het inzetten van een bepaalde werkwijze. Door het verkorten van de trajectduur is het voor de jeugd- en gezinsprofessionals lastiger om vaardigheden bij de kinderen te laten beklijven. Dit met het gevolg dat mogelijk de schoolkeuze beïnvloed wordt of er een vertekenend beeld ontstaat van de ontwikkeling van het kind. Indien het traject weer wordt ingesteld op twaalf maanden, is er langer de tijd om de ontwikkeling van het kind op juiste wijze in kaart te brengen en te bieden wat het kind nodig heeft. Het kan het kind sterker maken voor de overstap naar ander passend onderwijs en het heeft meer ruimte en rust om te groeien.

Implementatie: Een bijeenkomst waarbij de medewerkers van de organisatie, de ambulant hulpverleners, pedagogisch medewerkers en leerkrachten hun inzichten omtrent het verlengen van de trajectduur kunnen voorleggen. Voor- en tegens kunnen in samenspraak met elkaar afgewogen worden.

Indien het als positief wordt gezien en het mogelijk is, kan dit uiteindelijk bewerkstelligd worden.

Aanbeveling 6: Mogelijkheid voor trainingen- en of cursussen

Wegens tekort aan financiële middelen vanuit de organisatie is het voor de onderzoeker onduidelijk of dit voor iedere medewerker van behandelklas X haalbaar is. Echter is er door een aantal jeugd- en gezinsprofessionals aangeduid dat er behoefte is aan meer mogelijkheden tot trainingen en/of cursussen. Het kan dan gaan om methodieken, een bepaalde werkwijze of handeling. Door het aanbieden van die trainingen, maar ook zeker de mogelijkheid voor de jeugd- en gezinsprofessionals om deze te volgen, kan het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling geoptimaliseerd worden.

Implementatie: Er kan door iedere jeugd- en gezinsprofessional worden gewerkt met een Persoonlijk Ontwikkelingsplan, ook wel POP genoemd. Dit met het doel ontwikkelingsdoelen in kaart te brengen en dit te concretiseren in haalbare stappen (Pool & Van der Bijl, 2002). Aansluitend op die doelen kunnen er door de organisatie relevante cursussen en of trainingen worden aangeboden. Indien het budget niet toereikend genoeg is om iedere medewerker van behandelklas x dezelfde training of cursus te laten volgen, raad de onderzoeker aan om één medewerker van de behandelklas een cursus of training te