• No results found

4. Het beeld van het menselijk lichaam in Vondels stadhuisgedicht

4.2. De principes van het klassieke bouwen

Vondel was zeker op de hoogte van het klassieke bouwen van Van Campen en de regels van het classicisme. Hij beschrijft in zijn gedicht dan ook meermaals hoe dit tot uitdrukking kwam.

585. Men ziet den Bentemer en Bremer gront gesleten, 586. En vratigh ingeslickt, om hier een rots te meeten,

Zowel Vitruvius als Palladio maken notie van het materiaal dat gebruikt werd voor de gebouwen. Dit moest weloverwogen zijn en passen bij het type gebouw. Van Campen heeft bewust voor de Bentheimer zandsteen gekozen, wegens zijn statige uitstraling. Ook het feit dat deze steen donkerder kleurt naarmate deze verweert werd door Van Campen juist als positief gezien. In vers 585-586 schrijft Vondel dat uit Bentheim en Bremen de steen ingevoerd werd voor het stadhuis dat 280 voet breed, en 200 voet lang is, oftewel 79 bij 57 meter. Over de invoering van de stenen dicht hij dat ze gulzig ingeslikt zijn om hier een rots tot stand te laten komen. Hij personificeert dus in feite de bouwkunst. Of Vondel met het woord ‘rots’ een diepere betekenis bedoelt weet ik niet zeker. Heel basaal zou de rots het

105 Huisken, Ottenheym, Schwartz (red) 1995, p. 192. Ottenheym heeft zich gebaseerd op een studie van

Terwen, 1969 in Van Regteren Altena.

106 Vitruvius V 107

Huisken, Ottenheym, Schwartz (red) 1995, p. 193-194

70

resultaat zijn van de hoop stenen die naar de Dam gebracht werden voor de bouw van het stadhuis. Ook is het mogelijk dat het zoals Albrecht e.a. op p. 106 schrijven dat met de rots het stadhuis zelf bedoeld is, om te benadrukken dat het om een stevig en duurzaam geheel gaat. Een andere optie, wellicht onbedoeld, kan een meer bijbelse verwijzing zijn, en wel te verstaan naar Mattheüs 16:18: 'En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, (…)'. Het woord ‘petra’ betekent in het Grieks een stuk rots(steen) en hier moet de gemeente op gebouwd worden. En in de eerste brief van Petrus 2:4-8 staat dat Petrus zelf Christus identificeerde als de rots waarop de gemeente is gebouwd. Deze gegevens moeten we terugkoppelen naar het begin van het gedicht, waarin Vondel het stadhuis tot het middelpunt van de kosmos verheft. In vers 20-24 staat namelijk beschreven hoe de elementen het stadhuis bejubelen en het dansen van de planeten daaromheen. Albrecht e.a. schrijven op p. 30 dat deze passage slaat op het feit dat het stadhuis het middelpunt van de kosmos is. In Vondels tijd hield men namelijk nog vast aan het oud-Griekse idee van vier elementen: aarde, water, lucht en vuur. Deze zijn van nature tegengesteld, maar God als schepper heeft ze samengevoegd, waardoor een harmonie tussen de elementen ontstond. Door de elementen blij om het stadhuis te laten dansen, benadrukt Vondel de harmonie waarvan het stadhuis middelpunt is. 'Het stadhuis wordt zo als het ware gekarakteriseerd als vertegenwoordiger van God op aarde' aldus Albrecht e.a.108 Dit sluit aan bij het idee van een ‘goddelijke’ rots waarop ‘de gemeente’ gebouwd moet worden.

587. Tweehonderttachtigh breet, tweehondert voeten diep,

Over de afmetingen van het gebouw is veel te doen geweest. Pas in 1648, na de vrede van Munster, werden de definitieve maten van het stadhuis vastgesteld, vanwege de wisselende economische vooruitzichten die men in tijden van oorlog had. Met deze uiteindelijke afmetingen zou het het grootste stadhuis van Europa worden.109

588. Daer 't Raethuis het vernuft der eedle bouwkunst riep 589. Tot stichtheer, om gerief en aenzien te bewaeren, 590. En een geduurzaemheit, de drie, die hier vergaeren,

108 Albrecht e.a. 1982, p. 31

109 Mak 1997, p. 11-13. De uitgave waarin het gedicht met verklarende woordenlijst is verschenen, heeft het

echter over uiteindelijke maten 282 bij 235 voet; Sterck e.a (red) 1931. Dit heb ik echter nergens anders terug gevonden.

71

De personificatie van het stadhuis noemt de bouwkunst ‘stichtheer’, oftewel de bezielende kracht achter het gebouw.110 Hiermee is Vondel toegekomen aan de grondregels van het klassieke bouwen in de ogen van Vitruvius. Vondel beschrijft namelijk de drie eisen waaraan een gebouw aan moet voldoen, namelijk firmitas, utilitas en venustas, oftewel duurzaamheid, nuttigheid en schoonheid.111 De schoonheid van het gebouw verdedigt Vondel verderop in het gedicht, wanneer hij uitgebreid de architectuur en decoraties van het gebouw beschrijft. Het gehele gedicht is daarnaast doordrenkt van argumenten waarom het gebouw nuttig is.

591. Als krachten van de ziel der bouwkunste, in 't gesticht, 592. Dat eeuwigh tuigen kan van 's bouwers trouwe en plicht, 593. Aen zijne arbeitzaemheit en overlegh te mercken,

594. Ten trots der gryze Faem van zeven Wonderwercken.

Wederom spreekt Vondel van een de bouwkunst als antropomorf wezen: het heeft een ziel, gevormd door de drie grondregels van de klassieke bouwkunst. Interessant is dat Vondel een metafoor over het concept tijd gebruikt. Eeuwenoude roem die ervoor zorgt dat het stadhuis de zeven wereldwonderen evenaart en dus achtste wereldwonder wordt, beschrijft hij als grijze faam. Hiermee kent hij menselijke eigenschappen toe aan het begrip tijd. Lakoff en Turner beschrijven tijd als een van de veelgebruikte concepten van metaforen.112

110 Albrecht e.a. 1982 p. 105

111 De drie eisen waaraan een gebouw moet voldoen worden door zes criteria gefundeerd: ordinatio, dispositio,

eurythmia, symmetria, decor en distributio. Met ordinatio bedoelt Vitruvius orde; het plaatsen van onderdelen op logische wijze. Hierbij ging het om het functionele nut en niet om het visuele effect ervan. Dispostio wordt in het Engels meestal vertaald met ‘arrangement’, en kent overlap met orde en gaat over de schoonheid van de compositie van de plattegrond. Met dit begrip gaat het proces van ontwerp gepaard, oftewel het maken van plattegronden en tekeningen. Eurythmia staat voor de beoordeling van de schoonheid van het gebouw door toeschouwers op basis van individuele elementen, zoals een zuil. Symmetria oftewel symmetrie ligt dichtbij eurythmia en heeft ook betrekking op de schoonheid van een gebouw, maar behelst de juiste relatie tussen alle individuele onderdelen en de gehele compositie. Decor kan vertaalt worden naar ‘gepastheid’. Volgens Vitruvius is een gebouw gepast wanneer het ontwerp correspondeert met de functie en conventies passende bij het type gebouw. Distributio staat tot slot in verband met economie van een gebouw. Het gebouw moet geschikt zijn voor de condities van de bouwlocaties met grondstoffen in de buurt, zodat de bouwkosten laag konden blijven. Lees hiervoor Vitruvius boek 1 hoofdstuk 2; Hearn 2003, p. 40; Scranton 1974, p. 496 en Tatakiewicz 1974, p. 272, 273 ; Over de onderverdeling van deze begrippen binnen de firmitas, utilitas en venustas bestaat in bovengeschreven bronnen discussie. Zo betoogt Robert L. Scranton dat ordinatio, dispostio en distributio behoren tot kunst ten dienste van technische activiteit. Eurythmia, symmetria, en decor hebben betrekking tot de categorie esthetische kwaliteiten van het gebouw. Zie Scranton p. 494. Echter, Wladyslaw Tatarkiewicz is van mening dat ordinatio en dispositio in de categorie kunst ten dienste van technische activiteit vallen, distributio bij economie hoort en het begrip decor tot algemene filosofie behoort. De begrippen eurythmia en symmetria tot slot hebben betrekking op de esthetiek. Zie Tatarkiewicz 1974, p. 272.

112

Lakoff & Turner 1999, p. 50

72