• No results found

4. Het beeld van het menselijk lichaam in Vondels stadhuisgedicht

4.4. Het hart van de stad

Al eerder liet Vondel doorschemeren dat er in het gedicht twee lichamen bestaan. Het eerste lichaam is zoals hierboven duidelijk gemaakt is, het nieuwe stadhuis; het tweede is de stad zelf. Al in dit vers 172 schreef Vondel dat het stadhuis in het midden van de stad ligt, als een hart in een lichaam.

Over de relatie tussen stad en lichaam is niet veel bekend. Volgens de Amerikaanse socioloog Richard Sennett is het lichaam zeker van belang op de ruimtelijke vormgeving van steden geweest.122 De beschrijvingen die hij geeft over de relatie tussen lichaam en stad zijn echter niet van dezelfde aard als Vondels ideeën over deze verhouding. Sennett zoekt de relatie voornamelijk in ideeën over het lichaam, en de weerslag daarvan op een stad. Zo noemt hij als voorbeeld Athene in de vijfde eeuw voor Christus, waar het naakte lichaam een uitgangspunt was voor onder andere de openheid van de stad en zijn gebouwen. In een ander

122

Richard Sennett (1943-) is voornamelijk bekend van zijn studies over sociale banden in steden en het effect van stedelijk leven op individuen in de moderne wereld. In zijn boek Flesh and Stone: The Body And The City In Western Civilization legt hij de relatie tussen lichaam en stad uit aan de hand van een aantal steden in verschillende perioden, van antiek Athene naar Victoriaans Londen, zestiende-eeuws Venetië naar

postrevolutionair Parijs, eindigend in het 'hedendaagse' New York.

77

voorbeeld laat hij zien hoe de fysieke lijdensweg van Christus aan het kruis symbool stond in middeleeuws Parijs omstreeks 1250 voor de ideeën over heilige ruimten in de stad. Opvallend genoeg wordt nergens in zijn werk Vitruvius genoemd.123

853. De stadt verrijst, gelyck een weerelt, uit het weilant, 854. Doorvloeit van aderen, bezaeit met menigh eilant,

Vondel kent geen diepere betekenis toe aan de relatie tussen lichaam en stad. Hoogstwaarschijnlijk past de metafoor uitstekend in zijn betoog dat het stadhuis een aanwinst voor de stad is, en kan het gezien worden als een verlengde van de metafoor 'het gebouw is een lichaam', ter verwijzing naar het classicisme. Zo noemt hij de stad 'doorvloeid van aderen', waarmee hij op de Amsterdamse grachten doelt. De gehele passage stelt de opkomst van de stad gelijk aan de wereld: Amsterdam is ontstaan uit een weiland en heeft grachten en eilanden.

469. Vijf hooftgebouwen, hier in 't ronde te bereicken, 470. Uit 's mercktvelts navelpunte, is geen onkenbaer teiken

Deze metafoor doet enigszins denken aan Johannes van Salisbury, een twaalfde-eeuwse leerling van de school van Chartres die het menselijk lichaam gebruikte om over de staat te praten. Hij schrijft dat de res publica een lichaam is. In zijn ogen functioneert de heerser in een samenleving als het menselijk brein, zijn adviseurs zijn het hart, koopmannen zijn de maag, soldaten zijn de handen en de boeren en knechten zijn de voeten. Daarnaast was ook de stad gebaseerd op het lichaam. Het stadspaleis of kathedraal zag hij als het hoofd, de centrale markt als de maag en de handen en voeten waren de huizen.124 Bij Vondel is het allemaal net iets anders. In deze passage beschrijft Vondel de vier hoofdgebouwen van de stad, namelijk de de nieuwe kerk, de waag, de vismarkt en de beurs, die samen met het stadhuis rondom de Dam te vinden zijn. De Dam is hier omschreven als de navelpunt van de stad. In het metaforische stedelijke lichaam zijn dan tot zover het hart, de navel en de aderen genoemd. Vondel laat het hier echter bij; aan de andere hoofdgebouwen worden geen

123 Sennetts werk heeft veel lof, maar ook veel kritiek gekregen. De lof ging voornamelijk uit van de

vernieuwende denkwijze over vroegere ruimtelijke ordening. Historici verwijten hem echter dat hij

nauwelijks historische bronnen gebruikt en dat het werk onwetenschappelijk is. Mijns inziens is de kritiek op Sennetts betreffende het gebrek aan historische bronnen terecht. Dat neemt echter niet weg dat zijn werk mensen dwingt om op een andere manier naar de indeling van steden te kijken.

124

Sennet 1994 p. 23

78

lichaamsonderdelen toegewezen.

Wel spreekt Vondel gedurende het hele gedicht over het stadhuis als het hart van de stad.125 Albrecht e.a. kennen aan deze metafoor dan ook de algemene stelling van het gedicht toe. Dat is namelijk dat stadhuizen de kern van steden vormen: 'Een stadhuis vormt als zetel van het gezag het stralende middelpunt van de welvarende stad en haar burgerij.'126

61. Dus lydt het volck geen' last van schipbreucke, in 't verheffen 62. Der oorloghsbuien, die de burgerstaeten treffen,

63. En storten in den gront, ten zy 't de hemel schutt', 64. Die Heeren hanthaeft,en door zulcke pylers stut 65. Veel duizent huizen, als in een Stehuis gesloten, 66. Het hart van al de stadt en trouwe stadtgenooten, 67. Die 't hart bedancken, voor zyn' levendigen gloet; 68. Terwijl het al de leên der burgerye voedt,

69. In 't leven onderhoudt, veel honderden van jaeren.

Vondel gebruikt deze metafoor als eerst wanneer hij probeert aan te tonen dat het stadhuis een lofwaardige instelling is.127 Albrecht e.a. betogen dat hij dit doet door het aan staatsfilosofische opvattingen te koppelen, zoals die door Hugo de Groot zijn opgesteld.128 De overheid heeft volgens die ideeën de taak haar volk te verdedigen.129 Vondel gebruikt de metafoor van schipbreuk lijden om het mogelijke ongeluk dat het volk kan overkomen aan te tonen. In zekere zin is deze metafoorkeuze niet vreemd, omdat de overzeese handel zeer belangrijk voor Amsterdam was. De zeeoorlogen en de al dan niet daardoor veroorzaakte schipbreuken waren desastreus voor de economie. De overheid was verantwoordelijk voor het feit dat de gemeenschap niet voor de oorlog moest opdraaien. De overheid, door Vondel omschreven als 'die heeren', staat symbool voor de metaforische pijlers van de staat. Met de 'veel duizent huizen' die in het stadhuis gesloten liggen, bedoelt hij dat de overheid, geplaatst in het stadhuis, verantwoordelijk is voor haar burgers. Het hart voedt de burgerij in haar levensonderhoud. Albrecht e.a. koppelen de passage aan de Politica van Justus Lipsius,

125 Het hart van de stad, of stadshart, is een metafoor die nog steeds gebruikt wordt. Zoals Lakoff en Turner

duidelijk gemaakt hebben, gaan de meeste metaforen uit van een basismetafoor, en worden metaforen veelvuldig hergebruikt. Interessant zou zijn om te kijken of deze metafoor daadwerkelijk door Vondel als eerste genoemd is of dat deze al veel eerder voorkwam en waar deze metafoor meer toegepast is.

126 Albrecht e.a. 1982, p. 47 127 Albrecht e.a. 1982, p. 36 128 Albrecht e.a. 1982, p. 37-39 129

Citaat overgenomen uit Albrecht e.a. 1982 p. 38

79

waarin hij schrijft over de heerschappij.130

172. Als 't midden van de stadt, het hart in 't lichaem, past,

De bevestiging van het stadhuis als hart van de stad zoekt Vondel in de locatie ervan, namelijk de Dam. Dit omdat deze in het midden van de stad ligt en het financiële 'hart' van Amsterdam is, en daarmee het centrum vormt voor het waardige gezag van de stad.

4.5 Conclusie

Vondel heeft het gedicht opgebouwd volgens de regels van de retorica, en beargumenteert dat het gezag van de stad een mooi en groot gebouw verdient. In tegenstelling tot alle andere behandelde gedichten in deze scriptie, wordt in dit gedicht wel ingegaan op de architectuur van het gebouw, met name op het classicistische uiterlijk van het stadhuis.

Vondels betoog maakt duidelijk dat hij kennis had van de klassieke architectuur. Hij spreekt zich uit over de duurzaamheid, schoonheid en het nut van het gebouw: de drie principes van het classicisme zoals beschreven bij Vitruvius en Palladio. Wanneer we kijken naar de metaforiek die hij gebruikt ten aanzien van het classicisme, zien we dat hij veel gebruik maakt van personificaties. Zo komt is de bouwkunst antropomorf, en laat hij ook de tijd spreken. Bij de bespreking van de architectuur van het gebouw zelf gebruikt Vondel telkens de metafoor van het menselijk lichaam. Eerst door het oude stadhuis als lijk en geraamte te noemen, later door het nieuwe stadhuis een (volmaakt) lichaam te noemen met ledematen. Dit roept onmiddellijk een verband op met Vitruvius, die stelde dat gebouwen gevormd moesten worden naar het menselijk lichaam. Vondel werkt dit echter niet volledig uit. Het gebouw bestaat namelijk uit verschillende onderdelen, maar deze worden niet apart als ledematen omschreven. Zoals Albrecht e.a. betogen, is Vondels algemene stelling dat het stadhuis het hart van de stad is. Sennett ziet wel een verband tussen het lichaam en de stad in de oudheid, maar in de klassieke architectuur is hier niets over geschreven. Waarschijnlijk baseert Vondel zich op het feit dat het stadhuis alle gebouwen van het antieke forum in zekere zin samengetrokken heeft. Het forum functioneert hier dan als een soort microstad. Wel beschrijft hij de hoofdgebouwen in Amsterdam, en hoe deze rondom de navel van de stad, de Dam, liggen. Echter kent hij hier geen lichaamsonderdelen aan toe.

We kunnen dus stellen dat Vondel goed op de hoogte was van het classicistische

130 Citaat overgenomen uit Albrecht e.a. 1982 p. 39 “Dese is voorwaer den bont, deur de welcke 't gemeynte aen

een hangt, dese is dien levenden aessem, den welcken, dese soo veel duysent menschen inhalen.”

80

ontwerp van Jacob van Campen voor het nieuwe stadhuis. De metafoor van het menselijk lichaam loopt als een soort rode draad door het hele gedicht heen. Echter, mijns inziens faalt Vondel hier en daar in zijn argumentatie hoe de stad en het gebouw als lichaam functioneert. Letterlijk genomen bestaat Amsterdam enkel uit een romp met daarin hart, navel en aderen. Daarom ben ik van mening dat Vondel de metafoor gebruikt als beeld om enerzijds het klassieke aspect van het gebouw te benadrukken en anderzijds het centrum van het waardige stedelijk gezag te bepalen. Zoals een mens niet zonder hart kan overleven, zo kan Amsterdam niet zonder een fatsoenlijk stadhuis.

5. Conclusie

In deze scriptie zijn vele aan de natuur ontleende beelden genoemd. In dit concluderende hoofdstuk wil ik dan ook weergegeven in hoeverre de functie van het gebouw gekoppeld kan worden aan de gebruikte natuurbeelden. We hebben gezien dat de theorie van Lakoff en Turner zich niet altijd even makkelijk laat koppelen aan de onderzochte natuurbeeldspraak. Het doel van de studie van Lakoff en Turner was een systeem weer te geven waardoor metaforen teruggebracht worden tot de kern, namelijk de basismetafoor. Volgens de auteurs bestaan er echter maar weinig van die metaforen. Met behulp van mapping stellen zij dat deze basismetaforen gereconstrueerd kunnen worden. In deze scriptie is nog niet optimaal gebruik gemaakt van deze tijdrovende theorie, maar toch hebben we een aantal natuurbeelden kunnen reconstrueren naar een basismetafoor. Tevens heeft het onderscheiden van doel- en brondomein geholpen de betekenis van de metafoor te verduidelijken, wat uiteindelijk kan helpen om te bepalen of er een relatie tussen de functie van het gebouw en het aan de natuur ontleende beeld.