1.5 Opzet van het proefschrift
2.2.3 Gebruikte filosofische stromingen en benaderingen
2.2.3.2 Postmodernisme
▪ Subsubparagraaf 2.2.3.4 Constructivisme ▪ Subsubparagraaf 2.2.3.5 Cybernetica 164 Delanty, 2005: 113
59
Figuur 2.2: filosofische basis van het onderzoek
filosofisch relativisme postmodernisme pragmatisme constructivisme cybernetica postmoderne filosofie modus-2 kennisproductie postnormale wetenschap Klinische wetenschap pragmatische wetenschap wetenschappelijk pragmatisme praxeologie radicaal constructivisme sociaal- constructionisme wetenschappelijk constructivisme systeemdenken ontwerp- wetenschappen sociale cybernetica
60
De in figuur 2.2 genoemde filosofische/wetenschappelijke stromingen en benaderingen vervullen allen een rol in de zienswijze, de een meer prominent dan de andere. Belangrijke richtinggevende stromingen in deze studie zijn:
▪ Filosofisch relativisme
Het relativisme gaat uit van de veronderstelling dat kennisontwikkeling afhankelijk is van het ingenomen perspectief van degene die de kennis ontwikkelt.
▪ Postmodernisme
Het postmodernisme functioneert in deze studie vooral als louterende waarschuwing om ons te herinneren aan de beperkingen van het menselijke kenvermogen en het fluïde en voorlopige karakter van kennis.
▪ Wetenschappelijk pragmatisme
Het wetenschappelijk pragmatisme benadrukt dat kennis als resultante van ervaring (uit het verleden) een sociaal instrument is waarmee en waardoor men effectief kan samenwerken gericht op beïnvloeding van de menselijke toekomst.
▪ Sociaal-constructionisme
Deze benadering die voortborduurt op het pragmatisme legt de focus op het uitgangspunt dat mensen de sociale werkelijkheid zelf constructuren met en vanuit kennis.
▪ Sociale cybernetica
De sociale cybernetica als systemische ontwerpbenadering speelt in deze studie een hoofdrol. Gelardeerd en aangevuld met uitgangspunten uit de drie hiervoor genoemde stromingen is de kennisontwikkeling in deze studie langs cybernetische lijnen verlopen.
In tabel 2.1 is een overzicht gegeven van de meest richtinggevende filosofische en wetenschappelijke uitgangspunten die zijn gedistilleerd van de in figuur 2.2 genoemde stromingen.
61
Tabel 2.1. Overzicht van filosofische en wetenschappelijke uitgangspuntenaspect gehanteerde richtinggevende filosofische en wetenschappelijke uitgangspunten wetenschappelijke stroming
po stm od er ne fil os of ie m od us -2 ken ni sp ro du cti e po stn orm al e w ete ns ch ap kl in is ch e w ete ns ch ap pra gm ati sc he w ete ns ch ap w ete ns ch ap pel ijk p ra gm ati sm e pra xeol og ie ra di caal c on str uc tivi sm e so ci aa l-c on str uc tio ni sm e w ete ns ch ap pel ijk c on str uc tiv is m e so ci al e cyb er neti ca sys tee m den ken on tw er pw ete ns ch ap pen
kennis er bestaat geen objectieve, neutrale en onafhankelijke werkelijkheid of leefwereld los van het menselijk denken; leefwereld valt samen met de kennis over de leefwereld
datgene dat mensen als leefwereld, als werkelijkheid beschouwen komt voort uit intersubjectieve
ervaring; nieuwe waarnemingen over de leefwereld zijn gekleurd door eerdere ervaringen
mensen construeren hun eigen leefomgeving en op basis van die constructie handelen zij de focus op de beschikbare kennis over de leefwereld is cruciaal voor ons voortbestaan; kennis is
hét instrument om onze overlevingskansen te vergroten; het helpt belemmeringen weg te halen bij het bereiken van doelen; kennis wordt in samenhang met anderen in een voortdurend proces tot stand gebracht en gebruikt; het construeren van onze leefwereld doen we waar mogelijk samen met anderen want dat geeft ons meer kans op overleven
kennis moet blijvend worden bijgesteld aan veranderende omstandigheden kennis is hoewel door mensen zelf geconstrueerd niet vrijblijvend. We kunnen ervaring niet zomaar
in de wind slaan; onze gerichtheid op overleving bindt ons aan die ervaringen; mensen creëren hun sociale leefwereld niet in het luchtledige maar construeren die op basis van gezamenlijke ervaringen in een voortdurend, reflexief proces
kennis is het enige dat we hebben van onze leefwereld; we kunnen geen kennisclaims maken over een leefwereld die achter onze beschrijving van die wereld schuilgaat; het ontbreekt aan de wetmatige correspondentie tussen ‘werkelijkheid’ en onze kennis daarover; kennis vormt geen representatie van een externe werkelijkheid
kennis is relatief ten opzichte van andere kennis; kennis komt slechts voort uit kennis; kennis verwijst niet naar een achterliggende werkelijkheid, maar kennis verwijst alleen naar andere kennis
kennis is afhankelijk van het ingenomen perspectief door degene die observeert; men dient rekening
te houden met meervoudige en multi-interpretabele perspectieven op feiten, normen, waarden, belangen en mogelijkheden
kennis komt tot stand en heeft functie binnen haar culturele en historische context kennis heeft geen vaststaande en overkoepelende legitimaties die voortkomen uit wetenschap,
filosofie, politiek of al dan niet communicatief gefundeerde normen
er moet ruimte zijn voor ideeënplurarisme en waardepluralisme hoewel kennis beoogt onze kansen op ‘het goede leven’ te verhogen is kennis intrinsiek onzeker;
kennis is complex, contextueel, contingent en reflexief
kennis is een biologisch en subjectief fenomeen: mensen construeren hun eigen leefwereldbeeld
en zij baseren toekomstig handelen op basis van eerdere ervaringen
kennis is een sociaal (intersubjectief) fenomeen: het wordt ontwikkeld door en voor mensen; mensen
zijn in staat om hun leefwereldbeeld te delen en op elkaar af te stemmen
de bron van kennis ligt niet in ratio of empirie maar in sociale context menselijk
handelen de mens is geen rationeel handelend wezen; menselijk handelen is in zekere mate onvoorspelbaar en veranderlijk; menselijk denken is grotendeels onbewust, belichaamd, emotioneel, metaforisch en gefocust
mensen zijn geen reactieve wezens die slechts zouden reageren op wetmatigheden maar mensen zijn actieve actoren
het menselijke kenvermogen schiet ten opzichte van de complexiteit van onze leefwereld vergaand
tekort
menselijk gedrag is te beïnvloeden via (conceptuele) kennis
wetenscha
p het wetenschappelijk standaardmodel is een methodiek onder velen
wetenschappelijke kennis kan zich niet beroepen op waarheidsclaims de premisse dat een methode de validiteit van kennis kan garanderen is onhoudbaar
wetenschappelijke kennis wordt intersubjectief geconstrueerd door redelijk handelende (professionele) wetenschappers
de wetenschap dient zich beter te richten op complexe beleidsvraagstukken, waar feiten onzeker zijn, waarden in dispuut, de belangen groot en besluitvorming urgent
62
2.2.3.2 Postmodernisme
Inleiding
Subsubparagraaf 2.2.3.2 beschrijft het postmodernisme. Het postmodernisme is te beschouwen als een operationalisatie van het relativisme. Baghramian brengt de relatie tussen het relativisme en het postmodernisme als volgt onder woorden:
“Postmodernism is arguably the most potent source of the popularity of relativism today. The movement is identified with relativism because of its mistrust of claims to objectivity, denial of universal conceptions of rationality, and rejection of the role of truth and reason as courts of appeal.”165
Het postmodernisme is dan ook beschouwd als één van de vier hoofdstromingen van waaruit de zienswijze is opgebouwd. Binnen deze stroming zijn de volgende benaderingen onderzocht op hun bruikbaarheid:
165 Baghramian, 2010: 32
wetenschap dient een maatschappelijke gebruikscontext te kiezen en niet louter te streven naar academisch relevante kennis; wetenschappelijke kennis dient maatschappelijke meerwaarde te hebben
de specifieke maatschappelijke problematiek moet voorop staan en niet de grenzen van een wetenschappelijke discipline
wetenschappelijke kennisontwikkeling vindt reflexief plaats met de maatschappij: er is sprake van het voortdurend reageren op elkaars reacties rond nieuwe kennis
klassieke wetenschappelijke theorieën zijn in de sociale wetenschappen onmogelijk en onnodig; de wetenschap behoeft slechts de generieke delen van kennis aan te reiken, de situationele aspecten kunnen en moeten worden overgelaten aan professioneel handelende praktijkmensen
er moet ruimte zijn voor innovatieve kwaliteitsborging in de wetenschap
sociale leefwereld als systeem
de leefwereld is te observeren als een systeem
de sociale leefwereld wordt geobserveerd als een systeem, waarin de focus ligt op de
functionaliteit of doelgerichtheid ervan
een sociaal systeem bevat sociale patronen (structuren) en niet de mensen die er schijnbaar een
onderdeel van vormen
een sociaal systeem is complex omdat niet alle relaties tussen de componenten geobserveerd
kunnen worden
een sociaal systeem is niet-triviaal omdat de input niet (vanzelfsprekend) leidt tot voorspelbare output van het systeem; een sociaal systeem is reflexief: de output wordt tevens gebruikt als input; sociale systemen zijn daarmee zelfreferentieel en bezitten leervermogen; sociale systemen zijn tevens zelforganiserend: het systeem komt tot interne ordening van het systeem, zonder dat die verandering van buitenaf kan worden opgelegd; anders gesteld: sociale systemen zijn operationeel gesloten: sociale systemen kunnen weliswaar signalen van buiten krijgen maar geen informatie; signalen krijgen op basis van de eigen kennisbasis betekenis, die niet
noodzakelijkerwijs overeenkomt met de bedoeling die in of met het signaal zijn meegegeven
elk systeem kent een ingebouwde spanning tussen de componenten; deze spanning is een noodzakelijke voorwaarde voor een sociaal systeem, want het leidt tot de mogelijkheid dat het systeem binnen haar eigen grenzen kan veranderen en er daarvoor keuzes gemaakt (moeten) worden; sociale systemen zijn voortdurend aan verandering onderhevig; veranderingen in een deel van het systeem hoeven niet noodzakelijkerwijs proportioneel te leiden tot de verandering van het gehele systeem; zo kan een kleine wijziging leiden tot grote gevolgen en een grote wijziging kan leiden tot weinig of niets
sociale systemen hebben emergente eigenschappen: de interacties tussen componenten van het systeem genereren eigenschappen van het systeem als geheel die niet zijn terug te voeren op die componenten
sociale systemen zijn opgebouwd uit meerdere lagen van subsystemen, die naast elkaar
63
▪ Postmodernistische filosofie▪ Modus-2 kennisproductie
▪ Klinische wetenschap van Toulmin
▪ Postnormale wetenschap van Funtowicz en Ravetz
Deze benaderingen zijn in onderstaande alinea’s nader toegelicht.
Postmoderne filosofie
Lyotard heeft het begrip postmodernisme in de filosofie geïntroduceerd.166 Hij stelde in zijn ‘La condition
postmoderne: rapport sur le savoir’ (1979) dat we in een situatie zijn beland waarin: ▪ de ‘grote verhalen’ in verval zijn geraakt
▪ onze geschiedenis ten onrechte impliceert dat we vooruitgang boeken ▪ kennis mensen niet vrijmaakt
▪ al het weten niet culmineert tot eenheid.167
Het postmodernisme kan worden gezien als een tegenbeweging op de overheersende positie van de modernistische wetenschap in de achter ons liggende eeuw. Letterlijk stelt Berting hierover:
“Het verlichtingsdenken en het daarmee verbonden moderniteitsbegrip is in feite een machinemodel waarin voor toeval, complexiteit en de rol van het zelfbewustzijn van de handelende persoon geen plaats is.”168
Modernistische wetenschap heeft als oogmerk de rationalisatie in samenleving en wetenschap te maximaliseren.169
Inmiddels moet volgens Luhmann deze modernistische ambitie als onhoudbaar worden afgedaan, omdat het menselijke kenvermogen ten opzichte van de complexiteit van de samenleving vergaand tekort schiet en we dit gewoonweg hebben te accepteren.170 De waarheid is niet op een rationele en empirische wijze vast te stellen. 171
Bovendien, het is onmogelijk om uitspraken onderling te vergelijken in termen van ‘waar’ en ‘onwaar’, ‘superieur’ en ‘inferieur’, wat cultureel pluralisme impliceert.172
Het postmodernisme verwerpt het uitgangspunt dat de mens rationeel handelt.173 Het postmodernisme komt neer
op de idee dat we het geloof in vaststaande en overkoepelende legitimaties die voortkomen uit wetenschap, filosofie, politiek of al dan niet communicatief gefundeerde normen moeten laten varen en er ruimte moet zijn voor ideeënplurarisme.174 Postmodernistische politiek voert oppositie tegen totalitaire opvattingen en wijst elke vorm
166 Willemsen (red.), 1992: 335 167 Butler, 2002: 25 168 Berting, 2006: 171 169 Ritzer, 2011: 225 170 Luhmann, 1995: xvii 171 Berting, 2006: 174 172 Berting, 2006: 174 173 Ritzer, 2011: 618 174 Willemsen (red.), 1992: 335
64
van ideologie af.175 Het wijst emancipatie af als totaaloplossing voor sociale problemen.176 Het ontwikkelen van
universele waarheden is onmogelijk. Het postmodernisme biedt ruimte aan waardenpluralisme en -relativisme.177
De wetenschappelijke methode is er één uit velen en er is ruimte voor pluriformiteit in wetenschappelijke benaderingen en opvattingen.178 Ook de strakke disciplinaire aanpak wordt in het postmodernisme losgelaten.179
Realiteit en beelden van die realiteit vallen samen. De maatschappij is geconstrueerd uit beelden.180 Beelden die
zich kenmerken door fluctuatie, fragmentatie en meervoudigheid en waarin individuen ruimte krijgen tot eigen keuzes.181
De postmoderne maatschappij is een op kennis gebaseerde maatschappij.182 De nadruk ligt op wereldomvattende
informatiestromen en nieuwe realiteitsvormen zoals ‘hyper realities’ en ‘cyberspace’.183
Met het postmodernisme komt de focus te liggen op culturele ontwikkeling. Cultuur wordt niet als een gesloten systeem van betekenis beschouwd, maar als een open systeem van talige codificatie.184 Cultuurvorming en
kennisontwikkeling zijn op deze manier geen afzonderlijke eenheden.185
Volgens Bauman is het postmodernisme niet een uiting van falend modernisme, maar een pragmatische, zichzelf- reproducerende en reflexieve niet-uitgebalanceerde, niet-lineaire en emergente sociale omstandigheid.186
Modus-2 kennisproductie
De modus-2 kennisproductie is een benadering die in de jaren negentig van de vorige eeuw tot ontwikkeling is gekomen. Mijlpaal in die ontwikkeling is het boek The New Production of Knowledge van Gibbons et al. (1994).187
Modus-2 wetenschap is primair maatschappelijk georiënteerd en altijd gericht op een herkenbare maatschappelijke doelstelling.188 Dit terwijl Modus-1 primair kennis voor de wetenschap zelf produceert en er weinig gerichte en
expliciete aandacht (nodig) is voor de maatschappelijke context van het onderzoek. In een modus-2 wetenschap staat de maatschappelijke context voorop. Daarmee is modus-2 wetenschap reflexief, zich expliciet bewust van haar positie en haar rol en de (beoogde en feitelijke) maatschappelijke consequenties van het werk. In een modus- 2 aanpak wordt in het ontwikkelingsproces expliciet rekening gehouden met de belangen van alle betrokkenen en niet zoals in een modus-1 aanpak waar expliciete afweging van belangen vanwege het onafhankelijke karakter van
175 Delanty, 2005: 114
176 Delanty, 2005: 114
177 Rorty, 1979; Bauman, 1992; Van Hees, De Jonge & Nauta, 2008: 148 178 Feyerabend, 2008 179 Ritzer, 2011: 226 180 Delanty, 2005: 116 181 Delanty, 2005: 114 182 Delanty, 2005: 114 183 Delanty, 2005: 116 184 Delanty, 2005: 104 185 Delanty, 2005: 104
186 Bauman, 1992: 188 en 189; deze notie van Bauman is in deze studie te beschouwen als een richtinggevende uitspraak; niet
voor niets ligt deze gedachte ten grondslag aan het gekozen object van observatie zoals dat in paragraaf 2.4 is uitgewerkt.
187 Gibbons et al., 2009 188 Gibbons et al., 2009: 4
65
het onderzoek juist expliciet buiten beschouwing blijft. Wat niet wil zeggen dat impliciet er wel degelijk eenbelangenafweging plaatsvindt.189
Hessels en Van Lente onderkennen op basis van metaonderzoek, in hun artikel uit 2008 een vijftal onderscheidende kenmerken van modus-2 wetenschap ten opzichte van modus-1 wetenschap.190 Deze zijn:
▪ Gebruikscontext versus academische context
Modus-2 wetenschap vindt zijn primaire benadering vanuit de maatschappelijke vraagstelling en niet vanuit het wetenschappelijke aanbod binnen een academische context, zoals een modus-1 aanpak. Modus-2 wetenschap is primair maatschappelijk georiënteerd en altijd gericht op een herkenbare maatschappelijke doelstelling.191
▪ Transdisciplinair versus disciplinair
In een modus 2-wetenschap staat de maatschappelijke problematiek voorop en niet (de grenzen van) een bepaalde wetenschappelijke discipline. Er wordt met andere woorden vraaggericht en niet aanbodgericht gewerkt. Om de maatschappelijke problematiek op te lossen is een creatieve en dynamische aanpak gevolgd. Het uitgangspunt is niet welke kennis er al is, maar welke kennis nodig is. Wat nuttig is wordt gebruikt, wat er niet is wordt ontwikkeld, niet per se binnen disciplinaire grenzen. Kennisverspreiding vindt doelgericht plaats, dat wil zeggen binnen de context van het productieproces. De beoogde kennisontwikkeling overstijgt daarmee de grenzen van afzonderlijke disciplines. Modus-1 wetenschap behelst de kennisproductie die plaatsvindt binnen de grenzen van een wetenschappelijke discipline en die wordt gestuurd vanuit een eigen interne oriëntatie en interesse. Dit terwijl modus-2 wetenschap kennis ontwikkelt op een transdisciplinaire wijze ten behoeve van het maatschappelijk gebruik ervan.192 Het begrip transdisciplinair wordt in de modus-2
wetenschap als volgt gedefinieerd:
“Knowledge which emerges form a particular context of application with its own distinct theoretical structures, research methods and modus of practice but which may not be located on the prevailing disciplinary map.”193
▪ Reflexiviteit en sociale verantwoording versus autonome kennisontwikkeling
Modus-1 wetenschap ontwikkelt primair kennis voor de wetenschap zelf en daarom is weinig expliciete aandacht (nodig) voor de maatschappelijke context van het onderzoek. In een modus-2 wetenschap staat de maatschappelijke context voorop. Daarmee is modus-2 wetenschap reflexief, zich expliciet bewust van haar positie en haar rol en de (beoogde en feitelijke) maatschappelijke consequenties van het werk. In een modus- 2 aanpak wordt in het ontwikkelingsproces expliciet rekening gehouden met de belangen van alle betrokkenen en niet zoals in een modus-1 aanpak waar expliciete afweging van belangen vanwege het onafhankelijke
189 Gibbons et al., 2009
190 Hessels & Van Lente, 2008: 741 191 Gibbons et al., 2009: 4 192 Gibbons et al., 2009: 3
193 Gibbons et al. geven aan dat er in een transdisciplinaire aanpak wordt gewerkt binnen een specifiek eigen en evoluerend
kader; men houdt zich niet aan disciplinaire grenzen; kennisvalorisatie vindt gelijktijdig plaats met het onderzoek en er is sprake van een dynamische onderzoeksopzet en –uitvoering (Gibbons et al. 2009: 168).
66
karakter van het onderzoek juist expliciet buiten beschouwing blijft. Wat niet wil zeggen dat impliciet er wel degelijk een belangenafweging plaatsvindt.
▪ Heterogeniteit en organisatorische diversiteit versus homogeniteit
In een modus-2 benadering wordt gebruik gemaakt van een diversiteit aan inzichten. Die inzichten worden waar nodig met elkaar ‘verknoopt’. In principe kunnen allerlei organisaties betrokken worden in de kennisproductie en niet alleen universiteiten. Bovendien is de manier waarop wordt samengewerkt open. Op allerlei manieren kan worden samengewerkt, zowel formeel als informeel, permanent of tijdelijk. Er is sprake van een netwerkstructuur en niet van een geformaliseerde structuur.194
▪ Innovatieve kwaliteitsborging versus traditionele kwaliteitsborging
In de modus-1 wetenschap wordt kwaliteit in essentie bepaald door de peer review van individuele wetenschappers. In een modus-2 aanpak is ruimte voor andere vormen van kwaliteitscontrole. Wat onder ‘goede wetenschap’ verstaan dient te worden is niet op voorhand meer duidelijk. Er is sprake van een multidimensionale invulling van het begrip kwaliteit.
Postnormale wetenschap
De filosofen Funtowicz en Ravetz zijn aan te wijzen als naamgevers van de postnormale wetenschappelijke benadering.195 Funtowicz en Ravetz betogen dat wetenschap zich in de loop der tijd ontwikkeld heeft in reactie op
haar belangrijkste uitdagingen.196 Na een lange periode van succes en optimisme wordt de hedendaagse
wetenschap geconfronteerd met de nadelen van de geglobaliseerde industriële maatschappij, waar zij ironisch aan toevoegen dat de wetenschap zelf aan de basis stond van de industriële revolutie. In de afgelopen periode heeft de wetenschap zich kunnen ontwikkelen tot wat Kuhn ‘normale wetenschap’ noemt.197 Funtowicz en Ravetz typeren
dat als:
“[ ] unexciting, indeed anti-intellectual routine puzzle solving by which science advances steadily between its conceptual revolutions. In this ‘normal’ state of science, uncertainties are managed automatically, values are unspoken, and foundational problems unheard of.”198
In hun bijdrage aan de ontwikkeling van postnormale wetenschap hebben Funtowicz en Ravetz zich vooral gericht op twee zaken: op de kwaliteit van wetenschappelijke informatie door de ontwikkeling van een benadering waarmee onzekerheden expliciet gemaakt kunnen worden en daarnaast op de ontwikkeling van een drietal benaderingswijzen in de wijze van probleemoplossing. Zij onderkennen ‘applied science’, ‘professional consultancy’ en ‘post-normal science’. Postnormale wetenschap is volgens Funtowicz en Ravetz aan de orde als onzekerheden en/of
194 Een netwerkfunctie kan beschouwd worden als: ‘a network of intersubjectively shared meanings that are sustained through
the development and the use of a common language and everyday social interaction.’ (Walsh & Ungson, 2005: 77)
195 Hessels & Van Lente, 2008
196 Funtowicz & Ravetz 1992; Funtowicz & Ravetz, 1993; Funtowicz & Ravetz, 2003 197 Kuhn, 2003
67
(tegenstellingen van) belangen groot zijn.199 Met de postnormale wetenschap wordt een alternatief aangedragenvoor het reductionistische, analytische wereldbeeld dat systemen steeds verder decomponeert en deze bestudeert vanuit zich steeds verder specialiserende disciplines. Postnormale wetenschap richt zich op:
“[ ] complexe beleidsvraagstukken, waar feiten onzeker zijn, waarden in dispuut, de belangen groot en besluitvorming urgent.”200
De overweging om een postnormale wetenschappelijke benadering uit te werken ligt in de constatering dat het object van studie complex van karakter is en dat toepassing van het standaardmodel hiervoor niet het geschikte instrument is. In deze studie is ervan uitgegaan dat de overheidseffectiviteit vooral onder druk staat door het beperkte vermogen om complexe vraagstukken op te lossen, zoals milieu, het opraken van natuurlijke grondstoffen, klimaatverandering, bankencrisis, schuldencrisis, economische mondialisering, immigratie en epidemieën. Niet