• No results found

1.5 Opzet van het proefschrift

2.2.3 Gebruikte filosofische stromingen en benaderingen

2.2.3.5 Cybernetica, systeemdenken en ontwerpwetenschappen

Als laatste behandelde stroming om het filosofisch relativisme te operationaliseren is gebruik gemaakt van het systeemdenken, de ontwerpwetenschappen en de cybernetica, zie onderstaande alinea’s. Deze drie benaderingen zijn behandeld onder de vlag van de cybernetica. Dit vanwege de positie van de cybernetica als een bijzondere vorm van systeem- en ontwerpdenken.276 De cybernetica is in deze studie gebruikt als basis voor de integratie van

de verschillende filosofische en wetenschappelijke benaderingen. De cybernetica biedt hiervoor een transdisciplinair toepasbare basis. Die basis ligt in het vermogen om met de cybernetica conceptueel zicht te krijgen op de wereld, zoals die is en zoals die zou kunnen zijn. Dit laatste operationaliseert de relatie met de ontwerpwetenschappen. De cybernetica kan zowel gebruikt worden bij observeren als bij interveniëren van onze leefwereld. Het conceptuele vermogen van de cybernetica komt voort uit haar focus en filter op datgene dat wordt toegelaten. De cybernetica laat namelijk enkel informatie en kennis toe in haar blikveld.

268 Delanty, 2005: 140

269 Delanty, 2005: 140 en 141 270 Delanty, 2005: 140

271 Widdershoven-Heerding et al., 1995: 141 272 Horsten, Douven & Weber, 2007: 196 273 Delanty, 2005: 140

274 Widdershoven-Heerding et al., 1995: 248 275 Widdershoven-Heerding et al., 1995: 248 276 Glanville: 2007

79

Cybernetica heeft ondanks de klank die het kan oproepen met robots (cyborgs) hier niets mee van doen. Dubberly

en Pangora brengen deze verkeerde connotatie als volgt onder woorden:

“Some erroneously construe cybernetics to be mechanical. Some even hear in the word system the march of jackboots – unthinking, mechanical control. What interests us is quite the opposite – the messy chaos of natural and social systems, which cybernetics can help us to understand.”277

Het begrip cybernetica komt van het Griekse woord kybernetes en betekent stuurman. De oorsprong van dit begrip ligt bij Plato die het gebruikte om de wetenschap van een effectieve overheid te beschrijven. Cybernetica is de wetenschap die zich bezig houdt met sturing van systemen op basis van informatie.278 Hiertoe ligt de nadruk op de

bestudering van abstracte isomorfe principes om daarmee complexe systemen te organiseren. Het richt zich niet zo zeer op de vraag waaruit systemen bestaan, maar op de vraag hoe deze functioneren.279 Systemen worden

gedefinieerd door hun abstracte relaties, functies en informatiestromen, in plaats van hun concrete onderdelen.280

De ‘cybernetische bril’ levert een abstract, globaal en generiek systemisch beeld op van de buitenwereld.281 De

belangrijkste methodologie van de cybernetica is het modelleren of conceptualiseren.282

Systeemdenken

Het systeemdenken neemt in de wetenschap een bijzondere positie in. Het valt buiten een specifieke inhoudelijke discipline. Dat heeft te maken met haar geschiedenis: de systeembenadering is ontstaan met als oogmerk een soort lingua franca, een metataal voor de wetenschap aan te reiken.283 Het woord systeem, komt van het Griekse

woord ‘sustèma’, wat organisch geheel of samenvoeging betekent.284 Het systeemdenken is in zijn allereerste vorm

ontstaan in de negentiende eeuw, waar het vooral ging om de conceptualisering van mechanische apparaten, zoals klokken of stoommachines. De focus lag op ontwikkeling van regelsystemen. Met enkele aanzetten aan het begin van de twintigste eeuw is het systeemdenken tot wasdom gekomen rond het midden van de 20ste eeuw. Het

moderne systeemdenken vindt zijn oorsprong in de ‘General Systems Approach’. Het idee hiervoor komt van de bioloog Von Bertalanffy.285 Het systeemdenken heeft daarna vorm gekregen in verschillende wetenschappelijke

disciplines, zoals de sociologie, de biologie en de economie. Naast Von Bertalanffy dient ook Buckley genoemd te worden als een belangrijk contribuant aan het systeemdenken, met name in de sociale wetenschappen. Hij heeft vooral aandacht besteed aan het integrerende en dynamische karakter van sociale systemen. Spencer op zijn beurt heeft in de sociologie als eerste het idee opgevat om de samenleving te beschouwen als een omvattend systeem.

277 Dubberly & Pangora, 2015: 1 278 Delanty, 2005: 141 en 142 279 Heylighen & Joslyn, 2001: 2 280 Heylighen & Joslyn, 2001: 5

281 Scott, 2004: 1367; Heylighen, 2001: 6 282 Scott, 2004: 1368

283 François, 1999: 203

284 Bryan, Goodman & Schaveling, 2006: 15

285 Leeuw, de, 1986: 61; Ludwig von Bertalanffy (1962) is te beschouwen als grondlegger van het systeemdenken. Hij bestrijdt

de overheersing van het mechanistische en reductionistische paradigma. Von Bertalanffy was als bioloog vooral geïnteresseerd in het verklaren van de eigenschappen van leven en hij kon niet uit de voeten met het positivistische denken gericht op de zoektocht naar fundamenteel fysisch-chemische wetten, waarbij ervan werd uitgegaan dat het verschijnsel ‘leven’ teruggevoerd kan worden op louter fysisch-chemische wetten.

80

Later heeft Parsons deze systeemgedachte nader uitgewerkt in een sociologische theorie, die bekend staat als het functioneel structuralisme. Een stroming die vooral in de Verenigde Staten van Amerika een overheersende sociale theorie was rond het midden van de twintigste eeuw. Luhmann werkt de ideeën van Parsons in de jaren tachtig en negentig van de twintigste eeuw verder uit. Dit doet hij aan de hand van twee innovaties in het systeemdenken, te weten contingentie en zelfreferentie.286 Centraal uitgangspunt van het systeemdenken van Luhmann is dat uit

overwegingen van reductie van complexiteit onderscheid gemaakt wordt tussen omgeving en systeem, waarbij het systeem altijd minder complex is dan de omgeving. Dit betekent dat men gedwongen is te selecteren. Niet alles uit de omgeving kan worden toegelaten tot het systeem en deze gedwongen keuze betekent de onafwendbare introductie van contingentie, omdat men ook anders had kunnen selecteren.287 Naast de aandacht voor contingentie

is Luhmann vooral bekend vanwege zijn denken over zelfreferentie en zelforganisatie.288 Luhmann kenmerkt

systemen als zelforganiserend wanneer het systeem zelf de grenzen, de elementen en de structuren construeert. Bovendien zijn zelforganiserende systemen zelfreferentieel. Luhmann beschouwt zijn zelforganiserende systemen als gesloten, wat betekent dat er geen directe invloed bestaat op het systeem vanuit de omgeving.289 Luhmann

maakt daarbij gebruik van het werk van Maturana en Valera die het concept van zelforganisatie hebben ontwikkeld voor biologische systemen. Maturana en Varela beschouwen autopoiesis (auto = self en poiesis = production) als de eigenschap van een complex systeem.290 Ten slotte, kan nog het denken over ‘complexe sociale systemen’

worden genoemd in relatie tot complexiteitstheorieën.291 De systeembenadering maakt het mogelijk afzonderlijke

observaties te synthetiseren tot een coherent geheel.292 Hiermee kan de complexiteit van de sociale werkelijkheid

hanteerbaar gemaakt worden of om met de woorden van Gharajedaghi te spreken:

“The imperatives of interdependency, the necessity of reducing endless complexities, and the need to produce manageable simplicities require a workable systems methodology, a holistic frame of reference that would allow us to focus on the relevant issues and avoid the endless search for more details while drowning in proliferating useless information.”293

De systeemtheorie is verre van intern eenduidig. In de loop van de tijd zijn er verschillende uitwerkingen tot stand gebracht, afhankelijk van het beoogde werkingsgebied en de opvattingen van de betrokken wetenschappers.294 De

hier gehanteerde wijze van systeemdenken heeft een aantal specifieke kenmerken:

▪ Functionele focus: de systeembenadering legt de nadruk op de functie en niet op de fysieke of symbolische verschijningsvormen van een fenomeen.295

286 Ritzer, 2011: 331

287 Ritzer, 2011: 331 288 Ritzer, 2011: 332

289 Luhmann, 2002: 23; Ritzer, 2011: 332 en 333 290 Maturana & Valera, 1987

291 Zie bijvoorbeeld Teisman, 2005 292 Gharajedaghi, 2011: xix 293 Gharajedaghi, 2011: xix 294 Luhmann, 2002: 40 295 Ritzer, 2011: 330

81

▪ Een sociaal systeem bevat sociale patronen (structuren) en niet de mensen die er schijnbaar een onderdeel

van vormen.296

▪ Complex: een sociaal systeem is complex omdat door de veelheid van componenten niet alle relaties ertussen geobserveerd kunnen worden.297

▪ Niet-triviaal: een sociaal system is niet-triviaal omdat de input niet (vanzelfsprekend) leidt tot voorspelbare output van het systeem.298

▪ Niet-stabiel: een sociaal systeem kent geen ‘ingebouwd’ equilibrium (steady state). Het is altijd aan verandering onderhevig.299

▪ Dynamisch: elk systeem kent een ingebouwde spanning tussen de componenten. Deze spanning is een noodzakelijke voorwaarde voor een sociaal systeem, want het leidt tot de mogelijkheid dat het systeem binnen haar eigen grenzen kan veranderen en er daarvoor keuzes gemaakt (moeten) worden.300

▪ Niet-lineair: een sociaal systeem is niet-lineair omdat een initiële verandering in een deel van het systeem niet noodzakelijkerwijs proportioneel is tot de verandering van het gehele systeem. Zo kan een kleine wijziging leiden tot grote gevolgen en een grote wijziging kan leiden tot weinig of niets.301

▪ Chaotisch: een sociaal systeem is chaotisch omdat de interactie tussen delen van het systeem dynamisch is, dat wil zeggen dat die interactie niet (direct) observeerbaar is wat leidt tot (onvoorspelbare) veranderingen in het systeem in de tijd gezien.302

▪ Indeterministisch: de evolutie van een sociaal systeem vindt plaats via een proces van trial-and-error en de uitkomsten zijn random, ze worden niet gestuurd door vooraf gestelde doelen.303

▪ Reflexief: een sociaal systeem gebruikt de eigen input ook als output en hiermee is het principe van interne feedback ingebouwd.304

▪ Emergent: de interacties tussen delen van het systeem genereren eigenschappen van het systeem als geheel die niet terug te voeren zijn op de afzonderlijke delen van het systeem.305

▪ Zelforganiserend: het systeem komt tot interne ordening van het systeem, zonder interventie van buiten.306

▪ Operationeel gesloten: sociale systemen kunnen weliswaar signalen van buiten krijgen maar geen informatie. Signalen krijgen op basis van de eigen kennisbasis betekenis, die niet noodzakelijkerwijs overeenkomt met de bedoeling die in of met het signaal zijn meegegeven.307

▪ Robuust: een systeem past zich in de loop van de tijd steeds beter aan de omgeving aan en wordt daardoor minder gevoelig voor die omgeving.308

296 Ritzer, 2011: 334

297 Blom, 1997: 47-48 298 Von Foerster, 1984 299 Rickles, Hawe & Shiell, 2007 300 Ritzer, 2011: 330

301 Rickles, Hawe & Shiell, 2007 302 Rickles, Hawe & Shiell, 2007

303 Rickles, Hawe & Shiell, 2007; Ritzer, 2011: 337 304 Rickles, Hawe & Shiell, 2007

305 Willke, 2006: 247 306 Willke, 2006: 247 307 Luhmann, 2002: 96 308 Rickles, Hawe & Shiell, 2007

82

▪ Gelaagd: een systeem is opgebouwd uit meerdere lagen van subsystemen en op deze manier is er sprake van een ‘decomponeerbare systeemhiërarchie’.309

Ontwerpwetenschappen

De ontwerpwetenschappen vormen in deze studie de wetenschappelijke ‘uitvalsbasis’. Anders dan in veel sociaalwetenschappelijk onderzoek gaat het in deze studie niet om het (louter) verklaren van een situatie, i.c. de problemen rond de effectiviteit van de overheid maar om het interveniëren daarin, vanuit de onderzoeksvraag: hoe kan de effectiviteit van de overheid verbeterd worden?310

Ontwerpwetenschappen, zoals de geneeskunde en de technische wetenschappen laten zich onderscheiden van verklarende wetenschappen, zoals de natuurkunde en de sociologie.311 Verklarende wetenschappen richten zich op

het verkrijgen van zuivere kennis over de bestaande wereld, over het begrijpen van die wereld, het zoeken van oorzaken en het streven naar waarheid. Dit terwijl ontwerpwetenschappen zich richten zich op het ontwikkelen van kennis om de bestaande situatie te verbeteren door het aanreiken van oplossingen.312 Ontwerpwetenschappen

kunnen zich richten op zowel de materiële als de sociale wereld.313 De ontwerpwetenschappen die gericht zijn op

de materiële wereld zoals geneeskunde en de technische praktijkgerichte wetenschappen zijn inmiddels niet meer weg te denken uit onze maatschappij. Ontwerpwetenschappen in de sociale wereld zijn minder bekend maar hebben zich in verschillende disciplines een plaats verworven, zoals in de informatiekunde, de accountancy, de onderwijskunde, de bedrijfskunde en de organisatiekunde.314

In de ontwerpwetenschappen staat het ontwerpproces centraal. Van Aken beschrijft het ontwerpproces als een ‘synthese-evaluatie iteratie’: er worden schetsen gemaakt, waarna evaluatie plaatsvindt of aan de gestelde ontwerpeisen voldaan wordt, zo nee dan wordt een nieuwe schets gemaakt net zolang tot de schetst voldoet. Vervolgens wordt deze uitgewerkt in een hoofdlijnenontwerp die vervolgens ook wordt geëvalueerd aan de hand van de ontwerpeisen. Ten slotte wordt het hoofdlijnenontwerp verder stapsgewijs gedetailleerd, waarbij steeds wordt nagegaan of voldaan wordt aan de ontwerpeisen.315 In deze ‘synthese-evaluatie iteratie’ is volgens Van Aken

sprake van ‘creatieve sprongen’. Ontwerp laat zich nu eenmaal niet logisch afleiden uit de beschikbare input.316

Wieringa definieert ontwerpwetenschap als “het ontwerp en het onderzoeken van menselijke constructies (artefacten) in hun context.” Deze constructies hebben in interactie met een probleemsituatie het oogmerk deze situatie te verbeteren, er wordt met andere woorden doelgericht gewerkt.317 Een proces dat gericht is om een

probleemsituatie te verbeteren, richting een bepaald doel is aan te duiden als optimalisatie. Ontwerpwetenschap is een wetenschap van optimaliseren. De menselijke constructies of artefacten kunnen materieel of conceptueel zijn,

309 Meadows, 2008: 82

310 Zie subparagraaf 1.2.3 voor een toelichting op de onderzoeksvraag. 311 Van Aken & Andriessen, 2011: 26

312 Van Aken, 2011: 26

313 Van Aken & Andriessen, 2011: 18

314 Van Aken & Andriessen, 2011: 18; opvallend genoeg hebben de ontwerpwetenschappen geen voet aan de grond gekregen in

de sociale wetenschappen en dat is opvallend omdat er legio sociale vraagstukken zijn die nodig een oplossing vergen.

315 Van Aken, 2011: 48 316 Van Aken, 2011: 50 317 Wieringa, 2014: 3 en 15

83

bijvoorbeeld een informatiesysteem, een organisatie of zoals in deze studie het geval een methode. Het is van

belang om op te merken dat deze constructies niet in staat zijn problemen aan te pakken. Hiervoor is (menselijke) interactie nodig tussen het probleem en de context.318

De bedoeling van ontwerpgericht onderzoek is volgens Wieringa:

“[ ] om geldige kennis te ontwikkelen om nadenkende, ontwerpende praktijkmensen te steunen [ ] ter ondersteuning van het oplossen van problemen van organisaties in het veld.”319

Wieringa onderkent drie fasen in de ontwerpbenadering:320

▪ Problem investigation Diagnose ▪ Treatment design Ontwerp ▪ Treatment validation Validatie

De ontwerpbenadering vormt een onderdeel van de engineeringcyclus die aan de ontwerpbenadering nog een vierde fase toevoegt: implementatie.321

In algemene termen richten de ontwerpwetenschappen zich op:

▪ het oplossen van problemen die in de praktijk meerdere keren voorkomen (veldproblemen)322

▪ het oplossen van problemen in de praktijk en niet primair om zuivere kennisproblemen (waarheid)323

▪ het ontwikkelen van kennis om een betere wereld te realiseren324

▪ het beschrijven en verklaren van typen veldproblemen en het ontwikkelen en testen van generieke principeoplossingen voor die veldproblemen325

▪ het perspectief van de professional en niet het perspectief van de belangeloze toeschouwer326

▪ het ontwikkelen van generieke kennis ter ondersteuning van het ontwerpen van specifieke oplossingen door de professional327

▪ verantwoord van de onderzoeksresultaten op basis van pragmatische validiteit.328

Sociale cybernetica

De cybernetica heeft zich de afgelopen 7 decennia ontwikkeld via een aantal lijnen. Het startpunt ligt in het werk van Norbert Wiener met zijn boek ‘Cybernetics: Or Control and Communication in the Animal and the Machine.’ In

318 Wieringa, 2014: 4 319 Saunders et al., 2013: 5 320 Wieringa, 2014: 27 321 Wieringa, 2014: 29

322 Van Aken & Andriessen, 2011: 15 323 Van Aken & Andriessen, 2011: 17 324 Van Aken & Andriessen, 2011: 15 325 Van Aken & Andriessen, 2011: 15 326 Van Aken & Andriessen, 2011: 17 327 Van Aken, 2011: 27

84

de jaren 50 en 60 van de 20e eeuw ging het vooral over het bestuderen van feedbackcycli, het ontwerpen van

beheersingssystemen en op de bouw van computersystemen om menselijk denken te emuleren. Umpleby geeft deze fase de naam van ‘engineering cybernetics’ mee.329 Daarna heeft de cybernetica zich in de jaren zeventig en

tachtig doorontwikkeld met name in samenhang met de algemene systeemtheorie en hieruit zijn allerlei wetenschappelijke disciplines zoals informatie- en computerwetenschappen, kunstmatige intelligentie en cognitieve wetenschappen.330 Aan deze ontwikkeling hebben wetenschappers als Bateson, Mead, Ross Ashby en Von Foerster

bijgedragen.331 Een deel van de aandacht toen, ging uit naar de biologie van het menselijk denken in samenhang

met het constructivisme. Deze ‘biologische cybernetica’ gaat uit van de veronderstelling dat kennis een biologisch fenomeen is (het bevindt zich in wezens van vlees en bloed) en die kennis beoogt een individueel beeld op te roepen van de werkelijkheid zoals die buiten de grenzen van het eigen biologische wezen wordt ervaren. Vanuit de ‘biologische cybernetica’ is de zogenoemde tweede-orde-cybernetica ontwikkeld. Dit betekent dat de focus verlegd werd van ‘het geobserveerde systeem’ naar ‘het observerende systeem’. De tweede-orde cybernetica voegt met andere woorden de rol van observator aan de wetenschap toe.332 Tweede-orde cybernetica voert de menselijke

factor op in de wetenschap en houdt zodoende expliciet rekening met echte mensen in dagelijkse omstandigheden en benadrukt bovendien onze verantwoordelijkheid voor onze acties.333 Tweede-orde cybernetica maakt het

mogelijk om niet alleen te komen tot observaties maar ook tot interventie.334 Er is namelijk niet alleen sprake van

een geobserveerd systeem maar ook van een observerend systeem en dit observerend systeem kan ingrijpen in het geobserveerde systeem om zodoende het geobserveerde systeem te beïnvloeden. In systeemtermen wordt hiermee het onderscheid gemaakt tussen het bestuurd en het besturend systeem. Tweede-orde cybernetica onderstreept zo de doelgerichtheid in de wetenschap: handelingen vinden niet zo maar plaats maar zijn gericht op het realiseren van doelen, het voorzien in behoeften en het dienen van belangen.335

Een laatste ontwikkelingsfase naast een technische, een systemische en een biologische cybernetica is een sociale cybernetica. Dit vormt het werkingsgebied dat voor de onderhavige studie bijzonder relevant is. Dit werkingsgebied valt ook te typeren als de cybernetica van conceptuele systemen.336 De sociale cybernetica borduurt weliswaar

voort op de tweede-orde-cybernetica maar wijkt op een cruciaal punt daarvan af. De focus wordt verlegd van het biologisch individu naar groepen van mensen in hun sociale interactie.337 Kennis in de sociale cybernetica wordt

daarmee niet louter een biologisch fenomeen maar ook een sociaal fenomeen. Er ontstaat op deze manier structurele aandacht voor sociale interactie: mensen stemmen zowel hun beelden van de werkelijkheid op elkaar af als hun gedrag. De basisgedachte van de sociale cybernetica is dat kennis niet alleen een biologisch fenomeen is maar ook een sociaal fenomeen: mensen kunnen kennis uitwisselen.

329 Umpleby, 1997: 635;

330 Heylighen & Joslyn, 2001: 3 331 Scott, 2004: 1366 332 Umpleby, 2014: 16

333 Dubberly & Pangora, 2015: 1 334 Umpleby, 2014: 16

335 Dubberly & Pangora, 2015: 3 336 Umpleby, 1997

85

Op basis van het systeemdenken en de cybernetica is in figuur 2.5 een concept getoond dat in deze studie dienst

doet als basis voor de in hoofdstuk 3 uitgewerkte theorie voor professioneel handelen. Het concept is tot stand gekomen op basis van de in paragraaf 2.5 beschreven methodologie voor conceptualisering.

Het concept dat de naam ‘cybernetisch sturingsmodel’ heeft meegekregen is als volgt te typeren:

▪ Het model maakt onderscheid tussen een bestuurd en een besturend systeem.

▪ Er bestaat een dubbele relatie tussen het besturend en het bestuurd systeem. Beide relaties bestaan uit informatie- of kennisstromen. De ene informatie-/kennisstroom is te kenmerken als ‘feedback’. De andere als ‘feedforward’.

▪ Het bestuurde en het besturende systeem zijn ten opzichte van elkaar ‘operationeel gesloten’, dat wil zeggen dat ze in geen directe verbinding hebben tot elkaar staan maar er slechts sprake is van een afgeleide en indirecte verbinding. Die indirecte verbinding verloopt via het systeem van observeren en het systeem van interveniëren.

▪ Het besturend systeem beoogt het bestuurd systeem van buitenaf te beïnvloeden. Hiertoe vindt interventie plaats maar die interventie verloopt op een indirecte wijze.

▪ De interventie wordt ontworpen op basis van informatie over het functioneren van het bestuurde systeem. ▪ Die informatie komt niet rechtstreeks uit het bestuurde systeem maar via ‘de tweede hand’. De kennis over

het functioneren van het bestuurde systeem is namelijk iets anders dan het functioneren zelf.

▪ Het besturend systeem verkrijgt op deze indirecte wijze via observatie feedback over het functioneren van het bestuurde systeem en met name de daarin optredende weerspannige vraagstukken, dat zijn vraagstukken die niet via zelforganisatie in het bestuurde systeem kunnen worden opgelost.

▪ Naar aanleiding van deze feedback wordt in het besturende systeem een diagnose gesteld en daarmee wordt een nieuwe richting of doel bepaald. Vervolgens wordt het doel omgezet in een voorgenomen handelingsarrangement in de vorm van een interventie.

▪ Vervolgens vindt implementatie van de interventie plaats, via een vanuit het besturende systeem getriggerd proces van feedforward van doorwerking.

▪ Daarna vindt potentieel een complex veranderingsproces plaats binnen de grenzen van het bestuurde systeem, waarbij de uitkomsten principieel onzeker zijn, dit als gevolg van het gesloten karakter van dat systeem.