• No results found

post-conflict confrontatie (maart 2003 – 15 november 2003)

Het Nederlandse militaire detachement in Irak werd net als de andere coalitietroepen verrast door de post-conflictsituatie. De vooroorlogse aannames bleken onjuist. Nu gold dit in

mindere mate voor de ‘Nederlandse’ provincie Al Muthanna waar het relatief rustig was ten opzichte van de overige delen in Irak. Dit had grotendeels te maken met de homogene

Sjiitische bevolking in Al Muthanna. Ondanks dat grof geweld en terroristische aanslagen niet plaats vonden in Al Muthanna, was er toch sprake van een onstabiele en op sommige

brandstof, ontbraken voor de lokale bevolking. Criminaliteit vierde hierdoor hoogtij en

plunderingen waren aan de orde van de dag. De afwezigheid van een effectief veiligheid- en bestuursapparaat leidde al snel tot een uitbreiding van het takenpakket van de Nederlandse Battlegroup gericht op het herstellen van de openbare orde en uiteindelijk tot de taak van SSR.

Deze post-conflict ‘verrassing’ in Irak is te herleiden naar de pre-war assumptions van de Amerikaans-Brits geleide coalitie. Maar ook de Nederlandse politiek-militaire

besluitvormers zijn hier deels verantwoordelijk voor. De besluitvorming over inzet van Nederlandse militairen is immers een nationale aangelegenheid, met eigen planningen en analyses ter voorbereiding op de missie. In dit proces, wat duurde van grofweg maart 2003 tot en met de inzet van Nederlandse troepen in Irak in juli 2003, hadden de Nederlandse politiek en Defensiestaf de taak van SSR, m.u.v. de ondersteuning in opbouw van de Iraakse politie-eenheid, niet voorzien. En als gevolg hiervan werden de Nederlandse militairen

geconfronteerd met een situatie en een takenpakket, waaronder het opleiden en trainen van het ICDC, waar zij niet op waren voorbereid.

De Nederlandse politiek had voor aanvang van de missie duidelijke standpunten ingenomen over de post-conflictfase. Deze staan verwoord in een brief aan de Tweede Kamer van 15 april 2003 en luidde ‘een zo kort mogelijke duur van de fase van militair

bestuur’, ‘maximale en tijdige betrokkenheid van de Irakezen zelf’, en ‘een centrale rol van de VN bij de internationale betrokkenheid bij de reconstructie van Irak’.115 Ook werd de

omvorming van de Iraakse strijdkrachten genoemd, maar verder werd niet ingegaan op de wijze van omvorming of een nadere uitwerking van de post-conflict veiligheidssituatie. Sterker nog, het kopje ‘veiligheid en stabiliteit’ betrof slechts zeven zinnen op een totale brief van twaalf pagina’s. De brief is dan ook met name gericht op zaken als wederopbouw van

infrastructuur, het op gang krijgen van de economie en de rol van de internationale instanties. De taak van SSR was initieel ook niet voorzien door de Nederlandse Defensiestaf.116 Voor de mogelijke Nederlandse militaire bijdrage vond in mei 2003 een verkenningsmissie plaats. Tijdens deze eerste verkenningen, voorafgaand aan de militaire planning en politieke besluitvorming, werd niet gesproken over taken in relatie tot SSR. In de

115 TK 2002-2003, 23432, nr. 107, brief van de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, 15 april 2003.

verkenningsrapportages werden taken voorzien gericht op het herstellen en handhaven van veiligheid en stabiliteit, wederopbouw van openbare voorzieningen, infrastructuur en

bestuur.117 De informatie uit deze verkenning vormde de basis voor de uiteindelijke artikel 100-brief, waarin de regering de Tweede Kamer informeert over de militaire missie. Hierin staan dezelfde taken genoemd uit de verkenningsmissie.118 Ook staan deze taken (letterlijk) genoemd in een interne Defensienota van de afdeling ‘Operationele Plannen (J5)’ gericht aan de CDS. De informatie uit de verkenningsmissie werd dus rechtstreeks overgenomen door het militair-strategische niveau (Defensiestaf) en uiteindelijk ook weer door het politiek- strategische niveau (de artikel 100-brief). Wel werd er gesproken over veiligheidsaspecten zoals het veiligstellen van wapens en munitie, het verwijderen van restanten van het oude regime, maar activiteiten ten aanzien van SSR waren simpelweg niet voorzien voor de toekomstige Nederlandse bijdrage. Ook het ontbreken van Iraakse veiligheidsorganisaties werd niet gezien als een ‘factor van invloed’ voor het verloop van de missie of als een risico.119

Ondanks dat SSR niet voorzien was door de Nederlandse politiek en militaire

besluitvormers, waren wel meerdere aanwijzingen aanwezig op dit gebied. Voorafgaand aan het formele regeringsbesluit van 6 juni 2003 werd op 27 mei al expliciet melding gemaakt dat ‘de bestaande Irakese veiligheidsstructuren zijn formeel opgeheven en grotendeels

uiteengevallen. … De meeste veiligheidsstructuren zullen weer van de grond af moeten worden opgebouwd.’ In hetzelfde document stonden de risico’s benoemd: ‘het wegvallen van het centrale en lokale gezag en het zo goed als volledig ontbreken van politie en andere ordehandhavers, schept evenwel een klimaat dat ruimte biedt voor het ontstaan van lokaal geweld, criminaliteit en (…) terroristische) aanslagen’.120 Daarnaast werd in een andere Nederlandse verslaglegging ook nog eens benadrukt dat de ‘(O)CPA lijkt nog steeds in de 117 Nota Ministerie van Defensie, ‘Verkenningsmissie Irak’, 23 mei 2003, in: SSA Defensie, Archief Chef Defensiestaf (CDS), map 370, S2003003177; Nota van Ministerie van Defensie, ‘Deelname aan de stabilisatiemacht in Irak’, 04 juni 2003, in: SSA Defensie, Archief Chef Defensiestaf (CDS), map 370, S2003003531.

118 TK 2002-2003, 23432, nr. 94, brief van ministers van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer, 18 maart 2003.

119 Nota van Ministerie van Defensie, ‘Deelname aan de stabilisatiemacht in Irak’, 04 juni 2003, in: SSA Defensie, Archief Chef Defensiestaf (CDS), map 370, S2003003531.

120 Nota Directie Algemene Beleidszaken aan minister van Defensie, ‘Stand van zaken notitie Irak’, 27 mei 2003, p 2, in: SSA Defensie, Archief Chef Defensiestaf (CDS), map 369, S2003003324.

kinderschoenen te staan en veel taken van (O)CPA liggen nog steeds op het bord van de militaire eenheden’.121 Op militair-tactisch niveau (MND-SE orders) waren de SSR taken wel voorzien en stond de ‘Building of Iraqi Military’ als een van de negen ‘key tasks’ expliciet genoemd.122

Opvallend is dat geen van deze ‘aanwijzingen’ hebben geleid tot een militair-

strategische vertaalslag waarin de Nederlandse eenheden de taak of waarschuwing kregen om zich voor te bereiden op een mogelijke SSR taak. Een nadere analyse van deze

rapportages heeft blijkbaar onvoldoende plaats gevonden. Ondanks de vermeldingen werd de link niet gelegd naar een mogelijke taak voor de wederopbouw van de Iraakse

veiligheidsdiensten.123 Pas enkele maanden na de start van de missie in Irak ontstond het besef van de noodzaak tot SSR. Begin september 2003 werd op politiek niveau voor de eerste maal gesproken over ontwikkelingen ten aanzien van SSR tijdens de voorbereidingen op het Algemeen Overleg Irak.124 Hierin stond de vermelding dat de wederopbouw van Iraakse veiligheidsorganisaties van ‘wezenlijk belang’ was voor de ordehandhaving.125

In de periode na de besluitvorming zijn de militair-strategische uitgangspunten op het niveau van de Defensiestaf af te leiden uit een tweetal documenten: ‘Operatieaanwijzing van de CDS’ en de ‘Formerings- en Gereedstelling Opdracht’. Deze orders vormen de richtlijnen voor de uitgezonden militairen, maar in beide (militair-strategische) documenten waren de SSR-taken afwezig. In de ‘Operatieaanwijzing van de CDS’ van 30 juni 2003 stonden onder andere de politiek-strategische context, de intenties van hogere commandanten, de militaire opdrachten van de eigen eenheden, de fasering van de operatie en de wijze van opereren.126 Uit dit document blijkt dat het politiek-militair strategische doel al vanaf het begin beperkt was 121 ‘Verslag 6 juni PJHQ MOU’, 11 juni 2003, in: SSA Defensie, Archief Chef Defensiestaf (CDS), map 369, S2003003735.

122 ANNEX A to MND(SE) MOU, THE IRAQI STABILISATION FORCE (MND(SE)) THE MISSION STATEMENT, DRAFT v 7, 03 juni 2003, in: SSA Defensie, Archief Chef

Defensiestaf (CDS), map 369, S2003003735.

123 ANNEX A to MND(SE) MOU, THE IRAQI STABILISATION FORCE (MND(SE)) THE MISSION STATEMENT, DRAFT v 7, 03 juni 2003, in: SSA Defensie, Archief Chef

Defensiestaf (CDS), map 369, S2003003735.

124 Directeur Algemene Beleidszaken, ‘algemeen overleg Irak’, 10 september 2003, in: SSA Defensie, Archief Chef Defensiestaf (CDS), map 371, S2003008659.

125 Ibidem.

126 ‘OPERATIE AANWIJZING NR 100 (STABILISATIEMACHT IRAK) van CDS’, 30 juni 2003, in: SSA Defensie, Archief Chef Defensiestaf (CDS), map 372, S2003012908.

in tijd. Nederland wilde ‘in de fase na de gevechtsoperatie een constructieve en substantiële bijdrage leveren aan de stabilisatie en veiligheid van Irak teneinde de wederopbouw van het land mogelijk te maken en de randvoorwaarden te creëren voor de overgang naar een representatieve regering van Irak.’ De gewenste eindsituatie werd gesteld op een ‘stabiel en verenigd Irak…. voorzien van een effectieve representatieve regering’. Een specifieke vermelding was de noodzaak tot flexibiliteit om snel in te spelen op veranderende behoeftes binnen het Nederlandse detachement voortkomend uit de aard van het conflict. Verder werd vermeld dat de transitie van de macht naar de Iraakse autoriteiten zou leiden tot het

terugtrekken van de coalitie-eenheden.127 De militaire opdracht werd verder afgebakend door te stellen dat het Nederlandse contigent, als stabilisatiemacht, uitsluitend verantwoordelijk was voor reconstructiefase, welk startte na einde van de gevechtsfase en eindigde bij de overdracht aan de Iraakse regering. De totale tijdsduur voor de reconstructiefase werd geschat op één tot twee jaar.128

Na de Operatieaanwijzing van de CDS volgde in de ‘Formerings- en Gereedstelling Opdracht’ de vertaalslag naar de specifieke opdrachten voor de krijgsmachtsdelen. In deze opdracht werden eenheden aangewezen en aangegeven op welke taken zij zich dienden voor te bereiden. Ook in dit document waren taken ten aanzien van de opbouw Iraakse strijdkrachten onvoorzien.129 Wel werd een peloton van de Koninklijke Marechaussee

aangewezen voor ‘het begeleiden en monitoren van de locale politie’ en voor ‘specialistische ondersteuning voor het opzetten van locale politie structuren’. Hiervoor werd ook nadrukkelijk gewezen op de samenstelling van het KMAR-peloton welke deze specifieke taken moest kunnen uitvoeren.130 De Operatieaanwijzing en de Formerings- en Gereedstelling Opdracht zijn dus in lijn met de eerdere aannames over het blijven functioneren van de Iraakse veiligheidsorganisaties (met uitzondering van de Iraakse politie dan).

127 Ibidem.

128 ‘Bijlage C (OPERATIECONCEPT) OPERATIE AANWIJZING NR 100 (Stabilisatiemacht Irak) van CDS’, 30 juni 2003, in: SSA Defensie, Archief Chef Defensiestaf (CDS), map 372, S2003012908.

129 ‘FORMERINGS- EN GEREEDSTELLINGOPDRACHT NR 090 (Stabilisation Force Irak) van CDS’, 6 juni 2003, in: SSA Defensie, Archief Chef Defensiestaf (CDS), map 389,

S2003003638.

130 BIJVOEGSEL 1 (BESCHRIJVING FUNCTIONALITEITEN) bij BIJLAGE A

(FUNCTIONELE ORGANISTATIE) BIJ FGO NR 090 van CDS, in: ‘FORMERINGS- EN GEREEDSTELLINGOPDRACHT NR 090 (Stabilisation Force Irak) van CDS’, 6 juni 2003, in: SSA Defensie, Archief Chef Defensiestaf (CDS), map 389, S2003003638.

De opdracht voor het opleiden en trainen van het ICDC volgde uiteindelijk in de eerste maanden nadat de Nederlandse militairen in Irak waren ontplooid. Deze aanvullende taak kwam in de opbouwfase van de missie waarin zaken ontbraken zoals een goede huisvesting, een veilige basis of een gestructureerd patrouilleschema.131 Het Nederlandse detachement was niet voorbereid op deze nieuwe taak en ter plaatse kregen drie Nederlandse militairen de opdracht om het SSR-project te leiden. Zij vormden het instructieteam en stelden een

lessenpakket samen. Twee drieweekse opleidingen werden gegeven. Op 15 september 2003 werden de eerste zestig Irakezen gekeurd in een lokaal ziekenhuis. Zowel de keuring als de instructie werden gekenmerkt door een hoog improvisatievermogen. De keuring was beperkt tot een medische keuring. Of zoals een Nederlandse sergeant-majoor der mariniers het verwoorde: ‘het hebben van twee voeten, twee handen en twee functionerende ogen’.132 Voor de instructie waren slechts de drie instructeurs beschikbaar voor een klas van zestig man. En na afloop van de opleiding werden de rangen van de nieuwe Iraakse militairen bepaald op basis van het getoonde leiderschap gedurende de drie weken opleiding.133

Al met al deed tijdens deze eerste periode van de SFIR-missie SSR haar intrede. Niet alleen werden de Irakezen opgeleid, ook werden gezamenlijke patrouilles uitgevoerd. Al snel werd de norm gesteld dat de helft van de patrouilles gezamenlijk met de Iraakse

veiligheidsdiensten moesten worden uitgevoerd.134 In de eindevaluatie concludeerde commandant SFIR1: ‘Tenslotte is het proces in gang gezet waarbij de Irakese

veiligheidsinstanties (politie en ICDC) bepaalde taken op veiligheidsgebied overnemen (“give Iraq back to the Iraquis”) van SFIR waardoor er sprake is van een begin van een exit

strategie in MND (SE)”.135

131 D.A. Swijgman, ‘SFIR in Irak’ in: Erwin Kamp e.a. ed., Herinneringsboek SFIR 1. Het eerste Nederlandse detachement in de bakermat van de westerse beschaving (Wormerveer 2004) 17-23, aldaar 21.

132 P.P. van den Berg, ‘Iraqi Civil Defense Corps (ICDC)’ in: Kamp ed., Herinneringsboek SFIR 1, 61-62.

133 Ibidem.

134 H. Zwaan, ‘S-3 OPS 1 NLDETIRAK’ in: Kamp ed., Herinneringsboek SFIR 1, 54. 135 ‘Evaluatie SIR 1 conform aanwijzing CDS nr. A-5’, 26 januari 2004, in: SSA, Archief Defensiestaf (CDS), map 373, S2004001466,