• No results found

Portret van Alper K., Boekhouder, 26 jaar

In document VU Research Portal (pagina 109-115)

4 Kaderleden in beeld

4.1 Portretten van de kaderleden van het Jongerencentrum van MGAW

4.1.3 Portret van Alper K., Boekhouder, 26 jaar

Alper is geboren en getogen in Amsterdam, hij werkt bij de KPN, en is lid van het dagelijks bestuur van het Jongerencentrum MGT. Alper heeft in zijn jeugdjaren gloofsonderricht in de Mevlana moskee gehad. Daarnaast heeft hij zijn religieuze kennis naar eigen zeggen te danken aan het vormingswerk van MGAW. Een recente scholingsgerichte activiteit die hem helpt zich kennis te verwerven over de islam, is de Amsterdamse Islam Leergang die Milli Görüş Noord Nederland heeft ontwikkeld met als docent dr. E. Sifil, hoogleraar theologie aan de Universiteit van Sakarya (Turkije). Zelfstudie van invloedrijke klassieke schriftgeleerden en een aantal hedendaagse Turkse auteurs heeft hem ook geholpen kennis te verwerven over de Islam. Daarvoor was hij actief in een ander lokaal in Geuzenveld, van een andere MGT-Jongerenvereniging. Alper is sinds zijn kinderjaren op de moskee betrokken. Hij is volgens eigen zeggen als het ware opgegroeid in de

108

moskee. Het Jongerencentrum MGT heeft verschillende commissies, onder meer de commissie Educatie, de PR-commissie en de commissie Sociaal-Humanitaire Diensten waarvan de laatste Alper’s eigen commissie is. Daar is hij verantwoordelijk voor internationale hulp. Alper is tevens een ambassadeur van de Stichting Hasene, Organisatie voor Ontwikkelingssamenwerking van Milli Görüş, in het Amsterdamse stadsdeel Bos en Lommer.

Alper licht toe dat ze in Bos en Lommer de emancipatie en integratie van moslimjongeren in het algemeen nastreven en die van Turkse jongeren in het bijzonder. Hij wil er voor zorgen dat de Turkse jongeren met de samenleving mee kunnen doen, zonder hun islamitische identiteit te verliezen. Bovenstaand doel bereikt Alper door lezingen te houden, informatie avonden te organiseren en politieke debatten. Hij vult aan dat ze jongeren stimuleren om verder te gaan met hun school en studie, en ze organiseren voor hen dus huiswerkbegeleiding.

Alper collecteert voor arme mensen in Afrika, of elders in de wereld, voor de opvang van oorlogsslachtoffers, en bij natuurrampen zoals een aardbeving, overstroming of grote droogte. Hij voegt er aan toe dat ze dat doen, waar dan ook, ongeacht godsdienst, ras of geslacht van de mensen die zij helpen. Voor een goede afstemming op de hulpvraag en op de behoefte van de lokale bevolking, brengt Alper zelf ook bezoeken aan de ontwikkelingslanden. Met enige trots vertelt hij dat hij vorig jaar zomer in Bangladesh is geweest. Daar heeft hij in de maand Ramadan onder de mensen informatie vergaard over wat ze nodig hebben, zoals kleding en voedsel. Daarvan heeft hij een rapport opgesteld en aan Hasene opgestuurd. Aan de hand daarvan heeft de

Stichting Hasene hulp geboden aan de betreffende

bevolkingsgroepen. Alper vindt dat Nederland een welvarend land is en dat er niet zo veel arme mensen zijn. Er zijn wel zwervers, maar die hebben volgens hem altijd onderdak en altijd iets te eten of ze

109

verkopen een krant. Alper geeft echter prioriteit aan derde wereldlanden. Als lokale vereniging probeert hij met de Jongerenvereniging hulpacties in Bos en Lommer op te zetten om het bewustzijn onder achterban te stimuleren over ontwikkelingslanden. De Stichting Hasene is net opgericht en het zou volgens Alper een idee zijn om in de gezondheidssector in Nederland iets te doen aan kankerbestrijding. Daar zijn echter nog geen concrete plannen voor. Hij vertelt: “Op dit moment is de focus op derde wereldlanden, in die landen waar mensen echt hulp nodig hebben”.

Alper merkt op dat jongeren die bij zijn Jongerencentrum binnenkomen, op den duur ook veranderen, in de goede richting. Hij zegt dat jongeren die naar zijn Jongerencentrum komen bijvoorbeeld niet radicaliseren. Volgens hem ligt dat aan het feit dat “de imams bij het Jongerencentrum de jongeren de echte islam aanleren”. Alper stelt dat er tegenwoordig veel islamitische stromingen zijn. Volgens hem zullen we nooit horen dat “iemand door Milli Görüş radicaliseert of vandalisme pleegt of een agressieve houding toont tegenover Nederlanders.” Wat de jongeren bij het Jongerencentrum leren - en dat zijn volgens hem morele waarden als fatsoen, behulpzaamheid, en solidariteit - brengen ze ook in praktijk door fatsoenlijk te doen, respect te tonen en solidair te zijn met anderen, aldus Alper.

Alper vindt behalve in uitspraken van de profeet ook inspiratie in verhalen van historische figuren in de literatuur, en in geschriften van islamitische geleerden. Een stimulans voor zijn sociaal-maatschappelijke inzet is het lezen van veel boeken over het leven van de profeet en zijn metgezellen. Ook invloedrijke klassieke schriftgeleerden en een aantal hedendaagse Turkse auteurs inspireren hem met hun visie en uitleg van de islam.

Alper stelt dat MGAW goed aansluit bij zijn levensvisie, waardoor hij het moeilijk zou vinden om zich in andere verenigingen te ontplooien. Voor hem is Milli Görüş niet alleen een

110

moskeevereniging maar ook een beweging die iets wil veranderen in de maatschappij. En dat kan niet alleen door het organiseren van lezingen, mensen moeten er ook bij betrokken worden. “Het gaat er om dat men het voor de islam, voor de maatschappij en voor de mensheid doet.” Hij vindt dat hij niet alleen verantwoordelijk is voor moslims, maar ook voor niet-moslims in Nederland. “En daarbuiten nog voor zeven miljard mensen in de hele wereld”, aldus Alper.

Naast de profeten als inspiratiebron, zijn de ouders voor Alper een rolmodel wat betreft het vrijwilligerswerk. Zijn vader was jarenlang actief binnen Milli Görüş. In één van de moskeeën is hij zelfs bestuurslid geweest. In de weekenden ging Alpers vader altijd naar Duistland, naar België of naar Frankrijk voor vergaderingen. Alper vroeg zich in die dagen af waarom zijn vader dat deed. Al begreep hij de reden eerst niet goed, later groeide er begrip en waardering voor, temeer omdat er weinig mensen zijn die op die manier voor het welzijn van anderen gaan. Alper zag dat zijn vader zijn tijd beschikbaar stelde, puur om de mensheid te helpen. Hij verklaart: “En dat doet niet elke vader, dat doet niet elke persoon. Dat doet iemand die iets wil doen voor de samenleving.” Alper hoort een interne stem in zijn hoofd, of in zijn hart, die zegt dat hij op dat moment en in die situatie iets moet doen, anders is hij niets waard.

In de schaduw van zijn vader heeft Alper in zijn jeugdjaren veel van het moskeewerk van dichtbij mee gemaakt. Hij is van kinds af aan - sinds zijn zesde jaar- zelf naar de moskee en naar jongerenverenigingen gegaan. Hij is als het ware in Milli Görüş opgegroeid, en heeft veel gezien en meegemaakt. Hij heeft gezien hoe MGT in elkaar zit, wat mensen doen en dat heeft hem volgens eigen zeggen gestimuleerd om er van te leren om het nog beter te doen. Alper heeft niet alleen veel gezien, hij heeft ook veel gelezen, over de missie en de visie van Milli Görüş, waarin staat dat het werk van Milli Görüş niet alleen bedoeld is voor moslims maar voor de hele

111

mensheid. Naast de rol van de vader van Alper heeft de brede maatschappelijke oriëntatie van Milli Görüş ook een stimulerende rol gespeeld voor Alper. Milli Görüş is in zijn optiek niet een amateuristische vereniging, maar een hele professionele organisatie, in alles. Op alle gebieden van de maatschappij probeert Milli Görüş iets te doen, volgens Alper. Voor mensen van zeven tot zeventig jaar is er bij Milli Görüş iets te vinden. Voor vrouwen is er de Vrouwenvereniging, voor jongeren het Jongerencentrum.

Voor Alper is het maatschappelijk actief zijn iets heel anders dan het actief zijn in bijvoorbeeld een hobbyclub. Het maatschappelijk actief zijn ziet hij als een verplichting vanuit zijn islamitische identiteit. Hij voelt zich verplicht om de liefde van Allah te winnen door mensen te helpen, in welke vorm dan ook. “Natuurlijk op elke manier in Nederland of in Europa, waar we dan ook zijn, proberen we dat te doen”, zegt Alper. Voor Alper verplicht het moslim-zijn hem niet alleen om te bidden of om de bedevaart te doen of in de maand Ramadan te vasten. Alleen vijf zuilen van de islam praktiseren, vindt Alper, is niet voldoende. Hij benadrukt dat er ook een maatschappelijke dimensie moet zijn.

Naast al die factoren die een stimulerende rol hebben gespeeld voor de vrijwillige maatschappelijke inzet van Alper, is het vooral God die het hem mogelijk heeft gemaakt binnen Milli Görüş maatschappelijk actief te zijn. Volgens Alper is het God die het zo heeft gewild, en daarom vervult Alper de betreffende functies. Was het iets anders geweest, bijvoorbeeld het schoonmaakwerk van de moskee, dan had hij dat ook gedaan. Als de intentie maar is iets te doen voor de mensheid in overeenstemming met het profetische principe ‘De

beste van jullie is degene die goed is voor mensen’ (An-Nawawi, 1992,

pp. 308-311). Naast een goede intentie, vindt Alper ook het teamwerk belangrijk.

112

Voor Alper is betrouwbaarheid in zijn vrijwilligerswerk erg belangrijk. Dat hangt volgens hem samen met de positie van een bestuurslid. Vanwege zijn taak bij de hulporganisatie Stichting Hasene heeft Alper zelf veel te maken met geld, met financiële transacties en daarin is betrouwbaarheid geboden. Iets verkeerds doen of zeggen, wordt in de gemeenschap in verband gebracht met zijn activiteiten van geldverzamelingsacties. Dat zijn belangrijke punten, te meer omdat de achterban van Alper bestaat uit mensen die soms niet eens een basisschool hebben afgemaakt. Ze kunnen niet geschoold zijn en heel kritisch zijn. Daarom is voorzichtigheid geboden, volgens Alper, voorzichtigheid in gedrag en houding - vooral binnen de moskeegemeenschap, maar ook daarbuiten.

Niet alleen de waardering uit de eigen achterban, maar ook uit de werkkring van Alper, vormt voor hem een stimulans voor zijn inzet. Alper blikt terug op de manier waarop het vertrouwen in hem op de werkvloer bij KPN tot ontwikkeling kwam. “Het winnen van vertrouwen van collega’s bij KPN is ook een proces geweest.” Alper beschrijft zichzelf als een persoon die altijd direct is, maar naar zijn collega’s bij KPN is hij wat terughoudender. De eerste maanden vertelde hij niets over zijn verenigingsleven, omdat hij niet wist wie zijn collega’s waren en hoe ze zouden denken over sommige dingen. Maar als een open persoon die Alper is, wil hij eigenlijk zo snel mogelijk alles vertellen. Ook heeft hij het gevoel dat zijn collega’s moeten weten waar hij mee bezig is. Hij zegt dat zijn collega’s minder vertrouwen in hem hadden, voordat hij over zichzelf had verteld. Wanneer hij vertelt dat hij vrijwilligerswerk doet, alleen dat al, zonder te informeren over waar en hoe, vinden ze dan dat hij goed bezig is. Hij vertelde zijn collega’s dat hij uit vrije wil, in zijn vrije tijd, met jongeren werkt. Hij heeft verteld dat hij dan elke week vergadert, dat hij zijn weekenden gebruikt voor lezingen, en voor andere activiteiten, en dat hij geld afstaat voor goede doelen, onder meer voor Afrika. Al vinden ze soms

113

onbegrijpelijk dat Alper dit allemaal doet, ze vinden het toch heel apart en heel gul. Alper voelt dat daardoor hun vertrouwen ten aanzien van hem toeneemt. Hij beschrijft dat vertrouwen: “Ze zien dat ik aan mijn medemens denk. Ze vinden iemand betrouwbaar als hij aan zijn medemens denkt en als hij al zijn vrije tijd aan jongeren besteedt.” Alper ervaart dat zijn collega’s hem vertrouwen, ook omdat hij nooit liegt. Hun omgang met Alper is in de loop van de tijd veranderd, ze maken minder grappen over hem. Alper merkt dat hij serieus wordt genomen.

Hier treedt het beeld van een kaderlid naar voren voor wie de gemeenschapsvorming van eigen doelgroep hoog in het vaandel staat. Zijn socialisatie binnen zijn moskee blijkt hem ontvankelijk te hebben gemaakt voor de noden van anderen buiten zijn moskee met de nadruk op de armen in ontwikkelingslanden.

In document VU Research Portal (pagina 109-115)