• No results found

Woorden en daden

2.3 Politiek en discours post-Suez-

De Suez crisis van 1956 bracht daar definitief verandering in. Op 26 juli gaf Nasser tijdens zijn jaarlijkse Revolutiedag toespraak het bevel tot de historische nationalisatie van het Suez kanaal. Vervolgens maakte hij het nieuws direct bekend tegenover een extatische publiek. Alhoewel het grootste deel van zijn rede wederom Egypte en de Egyptische geschiedenis als onderwerp had, kreeg het Arabisch nationalisme een uitvoerige behandeling in de eerste passages. Nasser sprak van de Arabisch nationalistische overwinningen op het imperialisme en stond stil bij enkele Arabische martelaren. Jankowski noemt de toespraak het moment waarop Nasser Egypte eindelijk de Arabisch nationalistische beweging introk, opeens sprekend van ‘our Arab nationalism’.186 De Arabische toon van Nassers woorden viel ook Mahmoud Riyad op, die opmerkte dat de president ‘was not only adressing the people of Egypt, but the [entire] Arab world’.187 Egypte stond, in Nassers woorden, aan de vooravond van een strijd van ‘every member of Arabism’ voor vrijheid en Arabisme. Tot slot stond hij stil bij de Syrische eenheidswens:

‘Today I proclaim that your brothers in Syria have announced their union with you, a union worthy for the […] the foundations of Arab nationalism and unity […] I say to your brethren in Syria, be welcome […] We are a part of the Arab nation.’188

184 ‘The speech given by President Gamal Abdel Nasser in Al Gomhouriya Square celebrating the 3rd anniversary of the Revolution with President Sukarno, 22/07/1955’,

http://nasser.bibalex.org/Speeches/browser.aspx?SID=379&lang=en, bezocht op: 12-10-2016.

185 ‘The address by President Gamal Abdel Nasser in Alexandria celebrating the 3rd anniversary of the Revolution, 26/07/1955’, http://nasser.bibalex.org/Speeches/browser.aspx?SID=391&lang=en, bezocht op: 12- 10-2016.

186 Jankowski, Nasser’s Egypt, (2002) p. 32; Ayubi, Over-stating the Arab state, (1995) p. 142-143. 187Mahmoud Riyad,Mudhakiraat Mahmoud Riaaḍ (1948-1978): al-‘amn al-qawmi al-‘arabi .. baina al-‘injaaz w_al-fashal, Vol. II (Caïro : Dar al-Mustaqbal al-`arabi, 1985) p. 141.

188 In de complete vertaling van de passage is duidelijk Nassers gebruik van emotionele taal en herhaling te vinden: ‘Today I proclaim that your brothers in Syria have announced their union with you, a union worthy for the consolidation of the principles of dignity and self-esteem and the foundations of Arab nationalism and unity.

De internationale crisis die op de nationalisatie volgde mondde uit in een gewapend conflict met Engeland, Frankrijk en Israël. Vanuit de Arabische wereld kwamen grootschalige protesten en demonstraties van solidariteit op. Ondanks een desastreus verloop van de militaire strijd wist Nasser dankzij Amerikaanse druk een politieke overwinning te behalen. Zijn positie als ‘leider der Arabieren’ was definitief gekristalliseerd. Dit had gevolgen voor het officiële discours, waar qawmiyya een prominentere plek kreeg. De begrippen Arabisch nationalisme en Arabische eenheid kwamen vaker voor in publicaties, geschriften en

toespraken. De nationale geschiedenis werd herschreven om een belangrijke rol te geven aan het Arabisch nationalisme. Had Nasser in Philosophy de coup van 1952 nog omschreven als een product van watani vaderlandsliefde, nu verhaalde Anwar al-Sadat:

‘There was nothing behind our coup other than Arab nationalism […] We must nurture this link between the people of the Arab nation […] for when the revolution occurred in Egypt, it rendered the Arab nation one nation, sharing one history and claiming one destiny.’189

Het citaat toont aan dat het Arabisch nationalisme nog steeds synoniem was aan de

Egyptische revolutie. De Egyptische identiteit verdween ook niet uit het discours, maar bleef overlappen met de Arabische.190

Nasser begon zich vanaf de Suez crisis ook te presenteren als het symbool van ‘the Arab presence, dignity and reputation in the world’.191 In vergelijking tot voorgaande jaren trad

qawmiyya in Nassers Revolutiedag toespraak van 1957 veelvuldig op de voorgrond. De

unieke historie van Egypte stond plots in het teken van een regionale geschiedenis. Het was de ‘Arabische geest’ die de drijvende kracht was geweest achter de strijd voor vrijheid en

Today, I speak on your behalf when I say to your brethren in Syria: We welcome you brothers. In your constitution you said: you are part of the Arab nation, and in our constitution we said: We are part of the Arab nation. Together – dear brothers - we will move forward, united.. one hand.. one heart.. one man, to establish the principles of true pride, to establish the principles of true dignity, and to bring about true political independence and true economic independence between the Arab homeland and the Arab nation.’ In: The speech given by President Gamal Abdel Nasser in Alexandria on the 4th anniversary of the Revolution Nationalizing the Suez Canal, 26/07/1956 http://nasser.bibalex.org/Speeches/browser.aspx?SID=495&lang=en, bezocht op: 16-10-2016. 189 Het citaat van Sadat was afkomstig uit een editie van het blad al-Ahram uit 1957. In: Dawisha, Arab

nationalism in the twentieth century, (2005) p. 184.

190 De politicologe Laurie Brand geeft een mooi voorbeeld van hoe de regering de Egyptische en Arabische identiteiten na Suez in hun eigen land presenteerde. Zo kregen scholieren in 1957 uitgelegd wat de concepten

‘umma (gemeenschap) en watan (thuisland) precies betekenden. Een ‘umma was een groep mensen met dezelfde

afkomst en gedeelde gebruiken, tradities, waarden en belangen. Leden van de ‘umma, in dit geval de Arabische

‘umma, konden echter in verschillende awtan (thuislanden) leven. Het verschil was dat de watan een soevereine

entiteit was en de ‘umma niet. Met deze uitleg werd benadrukt dat de scholieren onderdeel uitmaakten van een Arabische entiteit, maar tegelijkertijd ook soevereine Egyptenaren waren. In: Brand, Official stories, (2014) p. 48.

onafhankelijkheid. De strijd die Egypte in 1956 had gestreden was niet alleen voor Egyptische vrijheid geweest, maar voor ‘the freedom of Arab nationalism’. Uit zijn woorden bleek dat Nasser ook nu nog zijn traditionele standpunt van een strategische strijd aanhing. Keer op keer herhaalde hij dat alle Arabieren dezelfde strijd voor vrijheid voerden en het Arabisch nationalisme gold hierin als ‘a weapon for every Arab country’.192 Qawmiyya was ‘a

protective shield’, met als doel ‘mutual interests, protection and security against colonialism and colonists’.193

Op politiek vlak was eenwording van de Arabische staten nog steeds geen serieus beleidsdoel voor de Egyptenaren.194 Niks illustreerde dit beter dan de reacties van het regime op de Syrische pogingen om meer eenheid met Egypte te bereiken. In 1956 hadden de Syriërs al een resolutie aangenomen om eenheid met Egypte actief na te streven. De Suez-crisis gooide echter roet in hun initiatief. Met de Egyptische overwinning zagen de Syriërs nieuwe kansen om hun eenheidswens aan de man te brengen. Gedurende 1957 ondernamen zij diverse toenaderingspogingen voor politieke integratie met Egypte. Caïro juichte de Syrische initiatieven publiekelijk toe, maar achter de schermen was het regime afhoudend. Nassers prioriteiten lagen na Suez, zo verzekerde hij de Amerikanen, ‘primarily in Egypt, secondarily in other Arab countries.’195 De crisis had de Egyptische economie zwaar getroffen en het regime wilde zich daarom richtten op wederopbouw en noodzakelijke hervormingen.196 Een unie met Syrië zou alleen maar tot meer economische en politieke problemen leiden, zeker met betrekking tot de grootmachten. Mahmoud Riyad stelde dat het Egyptische beleid ‘was in fact to avoid union. We knew it would arouse all the Powers against us, and that we would be accused of annexing Syria-which is in fact what happened.’197

192 ‘The speech given by president Gamal Abdel Nasser at the Municipal Club in Alexandrina on the occasion of the anniversary of the revolution, 26/06/1959’ http://nasser.org/Speeches/browser.aspx?SID=767&lang=en, bezocht op: 16-03-2017.

193 ‘The address by President Gamal Abdel Nasser to the delegation of Syrian students and teachers, 11/02/1957’, http://nasser.bibalex.org/Speeches/browser.aspx?SID=534&lang=en, bezocht op: 19-11-2016. 194 Khalidi, ‘The 1967 war and the demise of Arab nationalism’, (2012) 268.

195 FRUS, 1955–1957, Arab-Israeli Dispute, 1957, Volume XVII, no.12 p. 16: 611.80/1–1057, ‘Telegram From the Embassy in Egypt to the Department of State’, 10 januari 1957.

196 Mohammed Heikal, Sanawaat al-ghalayaan, (Caïro: al-Ahram, 1986) p. 199-204; Raymond Hare bevestigde Heikals relaas in een rapport van augustus 1957: ‘Nasser […] is encountering increasing economic and financial problems and, although he still retains considerable popular support, the recent elections proved disappointment. […] Consequently he has sought broader base and more solid support in masses. But masses have failed come forward and his basic domestic strategy has failed, not perhaps completely, but nevertheless sufficiently to give pause.[…] he has learned lesson and will henceforth pull in his horns in foreign affairs and concentrate on domestic matters.’ In: Foreign Relations of the United States, 1955–1957, Arab-Israeli Dispute,

1957, Volume XVII, no. 367 p. 713-721: 611.74/8–2557, ‘Telegram from the embassy in Egypt to the department

of state’, 24 augustus 1957.

Het Egyptische regime probeerde onderhandelingen over eenheid zoveel mogelijk te vertragen. Een in januari 1957 opgericht Syrisch comité dat de mogelijkheden voor een federatie tussen beide landen moest onderzoeken werd door Mahmoud Riyad ontmoedigd om naar Egypte te gaan. Een Egyptische adviseur in Damascus gaf zelfs toe dat Nasser

waarschijnlijk probeerde het eenheidsproject te ‘blokkeren’.198 Diezelfde maand informeerde Nasser de Syrische premier ‘Asali tijdens een top in Caïro dat er pas over unificatie kon worden gesproken na een voorbereidingsperiode van minstens vijf jaar. Toen in maart eindelijk onderhandelingen plaatsvonden maakte Nasser via de pers duidelijk geen vorm van een ‘federal or treaty union’ voor ogen te hebben.199 Een door Bitar, toen de Syrische minister van buitenlandse zaken, voorgesteld onderzoek naar de vooruitzichten van een federatie werd eveneens door Riyad afgeschoten als ‘premature’.200 Egypte was niet van plan om binnen aanzienbare tijd tot unificatie over te gaan. Allianties en verdragen bleven de geprefereerde methode van het Nasseristische regime om invulling te geven aan Arabische eenheid.201 Intussen verontrustten Nassers populariteit en invloed veel Arabische leiders. Zij ergerden zich aan de Egyptische tactiek om hun eigen bevolking direct aan te spreken of zelfs tegen hen op te stoken. Het mobiliseren van de massa’s was inmiddels een beproefd middel van de Egyptische regering. Dit viel ook de Nederlandse ambassadeur Cnoop Koopmans op: ‘…het stoken tegen de regeringen van die landen der [Arabische] Liga, die niet zoals Syrië […] geheel naar zijn pijpen dansen, en het trachten de “straat” te mobiliseren, is mijns inziens een doelbewuste politiek van Nasser.’202 Saudi-Arabië had zich in 1955 nog bij Egyptes strijd tegen het Bagdad pact gevoegd. Na Suez zag het koningshuis van Saud echter Nasser als een grotere bedreiging. De VS, die regionaal tegenwicht zochten voor Nasser, speelden handig in op deze angsten. Begin 1957 overtuigden zij koning Saud ervan dat Nassers revolutionaire systeem een gevaar was voor de conservatieve monarchieën in de regio. In de loop van 1957 raakte de Saudi’s steeds verder vervreemd van Egypte. De definitieve breuk kwam met de crisis in Jordanië van april. Nadat koning Hussein de populaire pro-Nasser minister

198 Podeh, The decline of Arab unity, (1999) p. 33.

199 ‘The interview given by president Gamal Abdel Nasser to the Indian magazine Blitz, 10/03/1957’, http://nasser.bibalex.org/Speeches/browser.aspx?SID=539&lang=en, bezocht op: 19-11-2016.

200 Jankowski, Nasser’s Egypt, (2002) p. 102-103.

201 Zo sloot Egypte in januari 1957 een ‘Verdrag van Arabische Solidariteit’ met Syrië en Saudi-Arabië, waarin de drie landen afspraken de financiële steun die Jordanië van Engeland ontving te vervangen. Een maand later formuleerden dezelfde vier landen een gezamenlijke reactie op de Eisenhower doctrine. In: Ibidem p. 86-87. 202 2980/521, ‘Minuut: Samenzweringen in de Arabische landen’, W. Cnoop Koopmans, 11 juni 1957 in: Archiefbloknr: Z92, Inv.nrs.: 377-382.

Souleiman Nabulsi ontsloeg reageerde Caïro met een radiocampagne die Nassergezinde Jordaniërs opriep te demonstreren tegen de ‘imperialistische elementen’ in het paleis. Koning Saud schoot Hussein te hulp door Saudische troepen te sturen om de orde te bewaken en brak hiermee publiekelijk met Egypte.203

Zo begon in 1957 de ‘Arabische Koude Oorlog’, waarin de regio verdeeld raakte in twee kampen: de revolutionaire republieken onder leiding van Egypte en de reactionaire

monarchieën onder leiding van de Saudi’s. Deze ontwikkeling viel samen met de Eisenhower doctrine, een Amerikaanse beleid waarmee staten in het Midden-Oosten een beroep konden op financiële en militaire steun van de VS in het geval van communistische agressie. Deze ontwikkelingen zetten Nassers neutraliteitspolitiek onder druk en leidden tot een diplomatieke isolering van Egypte. Nasser had dan misschien de steun van de massa’s, op politiek vlak stond hij eind 1957 vrijwel alleen, met Syrië als laatste regionale bondgenoot. Syrië had al lang een speciale plek in het Egyptische buitenlandse beleid, dat controle over Syrië zag als de sleutel tot regionaal leiderschap. De geografische ligging van Syrië maakte het land een belangrijke schakel binnen Egyptes conflicten met de Arabische landen en Israël. Zolang het land op de Egyptische hand was vormde het een belangrijk strategische buffer in het Oosten. Om deze reden kreeg ambassadeur Mahmoud Riyad de opdracht om de Syrische regering, het leger en het volk koste wat het kost aan Egyptische zijde te houden. Riyad was hierin

succesvol, mede doordat hij wist in te haken op het populaire ideaal van Arabische eenheid. Het gevolg hiervan was dat Riyad, die niet uit was op een unie, met zijn handelen wel de indruk wekte dat Egypte open stond voor eenwording.204

De Arabische Koude Oorlog dwong Nasser om nog meer te leunen op de massa’s om invloed in de regio te behouden. Deze hadden na Suez hoge verwachtingen gekregen over Nassers vermogen om Arabische eenheid tot stand te brengen. Om de charismatische band in stand te houden diende Nasser zich te gedragen en te handelen naar zijn populaire imago. Steeds vaker sprak hij over eenheid op een manier die de gemiddelde Ba’athist niet zou misstaan. Zo drukte hij zich bij de opening van de Nationale Vergadering in juli 1957 als volgt uit:

203 Dawisha, Egypt in the Arab world, (1976) p. 16-17; Choueiri, Arab nationalism, (2000) p. 191-192; Fawaz A. Gerges, The superpowers and the Middle East: Regional and international politics, 1955-1967, (Boulder : Westview Press, 1994) p. 83.

‘Less than a year ago Syria announced […] its desire to unite with Egypt, as a first step toward full Arab unity. Egypt, which has registered in its first Article of its Constitution that it is part of the Arab nation, cannot but respond to this move, and welcomes any attempt that brings nearer this desired national aim.’205

Er ontstond een ‘messianistische’ kwaliteit rondom Nasser en zijn boodschap.206 Nasser sprak van het Arabisch nationalisme als ‘het pad naar eenheid’ en de massa’s verwachtten dat hun moderne Salah al-Din hen hierop zou leiden. De opkomende messianistische trekken in het Nasserisme duwden Egypte steeds vaker ‘into uncompromising positions of principle and fanciful overextension’.207 Nassers nieuwe status maakte het uitoefen van het eerdere pragmatisme steeds moeilijker. In het rumoerige jaar van 1957 leidde dit onder andere tot symboolpolitiek waarmee Nasser wilde aantonen daadkrachtig zijn internationale succesreeks voort te zetten. Initiatieven ter bevordering van Arabische ‘culturele eenheid’, zoals het gelijkstellen van de onderwijscurricula met Syrië en Jordanië, boden een kans om eenheid te promoten zonder er politieke consequenties aan te verbinden. Ook toen hij in oktober van dat jaar een contingent Egyptische troepen naar Syrië stuurde als reactie op een ‘dreigende’ militaire confrontatie met Turkije, was dit vooral een politieke zet. Nasser kon hiermee zijn Arabisch nationalistische allure staven en concurrent Saudi-Arabië te slim af zijn in de conflictbemiddeling.208

2.4 Conclusie

De ontwikkeling van het Arabisch nationalisme in Egyptes politiek en discours verliep in de beginperiodes gradueel. Het officiële narratief veranderde van een op Egypte gericht beleid tijdens de jaren 1952-1954 steeds meer in een regionale, Arabische politiek tijdens 1955- 1956. Naarmate Egypte een leidende positie kreeg in de Arabische wereld kwamen er meer

qawmiyya elementen in het discours. Het discours stond gedurende deze periodes in dienst

van de politiek en week niet veel af van het beleid dat Nasser voor ogen had. Na de Suez- crisis veranderde de dynamiek tussen discours en politiek. Nassers nieuwe status als leider van het Arabisch nationalisme bracht hem een enorme populariteit bij de Arabische massa’s. Dit leidde tot een sterkere nadruk op qawmiyya en Arabische eenheid in het discours. Politiek

205 ‘The address by President Gamal Abdel Nasser at the opening of the National Assembly, 22/07/1957’, http://nasser.bibalex.org/Speeches/browser.aspx?SID=550&lang=en, bezocht op: 19-11-2016.

206 Sela, ‘Nasser’s regional politics’, (2004) p. 188.; Vatikiotis, Nasser and his generations, (1978) p. 197 & 290.

207 Ferris, Nasser’s gamble, (2013) p. 11-12. 208 Jankowski, Nasser’s Egypt, (2002) p. 96.

gezien deed Egypte echter het tegenovergestelde. Het regime probeerde initiatieven tot eenheid te saboteren of vertragen. De opkomst van de Arabische Koude Oorlog bracht Egypte in een moeilijke situatie. Op politiek vlak raakte het land geïsoleerd, waardoor het afhankelijk werd van de publieke opinie om invloed uit te oefenen op de regionale politiek. Nasser kon de massa’s buiten Egypte enkel bewegen vanuit zijn rol als Arabisch nationalist. Het gevolg was dat zijn woorden, en daarmee de verwachtingen die hij schiep bij zijn publiek, niet langer aansloten op het werkelijke beleid dat Egypte wenste te voeren.