• No results found

Percussiegeweren: een nieuwe technologische ontwikkeling

In document UvA-DARE (Digital Academic Repository) (pagina 138-142)

Deel IV Het Koninkrijk der Nederlanden

B. De periode 1840-1850

1. Percussiegeweren: een nieuwe technologische ontwikkeling

Percussiegeweren, ook wel slaggeweren genoemd, vinden hun oorsprong in experimenten die chemici eind achttiende eeuw deden en die geleid hadden tot de ontwikkeling van op kaliumchloride en kwikzilver gebaseerde knalpoeders. Een klap hierop volstond om deze te doen exploderen en dus waren open vuur of vonken niet meer noodzakelijk. In 1805 wist de Schot Alexander John Forsyth (1769-1843) knalpoeders aan te wenden als ontstekingslading voor het kruit in de loop. Het jaar daarop stelde de Britse Board of Ordnance hem in de Tower in Londen aan om zijn vinding te perfectioneren, maar al snel werd hij verzocht deze met zijn “rubbish” te verlaten.515 Zijn systeem was duur, onbetrouwbaar en potentieel gevaarlijk en dus voor militair gebruik ongeschikt. Daarvoor moest de stabiliteit van de ontstekingslading verbeterd worden en een andere manier gevonden worden deze te benutten.

Voor de verdere ontwikkeling van het percussiestelsel was de uitvinding van het percussiekapje een doorbraak. Dat was een slaghoedje dat uit een klein koperen schijfje in de vorm van een dopje was geslagen en gevuld was met een bolletje van een

fulminaatmengsel met daarop een papieren plaatje dat was afgelakt om vocht te weerstaan.

Bij dit systeem van percussie kwamen de haan, de pan en het pandeksel van het vuursteengeweer te vervallen en werd dit teruggebracht tot een eenvoudig pijpje,

schoorsteentje genaamd, dat verbinding had met het zundgat. In plaats van de haan werd een kleine hamer in een gebogen vorm aangebracht met op het uiteinde een

cilindervormige kop. (Zie bijlage 8.) Door de klap van dit hamertje op het slaghoedje ontbrandde de lading. Deze ontwikkeling riep allerlei vragen op. Hoe groot moest het percussiekapje en dus ook het schoorsteentje zijn? Met wat voor kracht moest de hamer de lading doen ontploffen? Hoe werd voorkomen dat de schutter zelf, of de naast hem staande persoon, metaalsplinters in zijn ogen kreeg indien het ontplofte? Hoe voorkwam je spontane

514 RM, 1840, 122.

515 The reverend Alexander John Forsyth and his invention of the percussion lock by Major-General Sir Alexander John Forsyth Reid, Aberdeen 1909, 20.

136 zelfontladingen? Bovendien moesten percussiekapjes fabrieksmatig in grote aantallen te produceren te zijn, waardoor de aanvoer beter gereguleerd werd en de kostprijs ervan daalde.

De eerste proeven met percussiegeweren in Nederland dateren van eind 1824, begin 1825. Op verzoek van kolonel J. Verveer, stafofficier op het departement van Oorlog, had de eerder vermelde majoor Bake proeven gedaan, maar door het vertrek van Verveer naar Curaçao werden deze gestaakt. In 1825 stelde luitenant-generaal J.V. de Constant Rebecque de invoering van percussiewapens voor, maar de inspecteur der draagbare wapenen

kapitein Bullot was daar op tegen omdat hij het gebruik daarvan in gesloten gelederen te gevaarlijk vond.516 Toch was deze ontwikkeling niet meer te stoppen. Eind 1826 stelde Bake voor minimaal 600 geweren naar het percussiestelsel te transformeren, of nieuw te laten produceren om daarmee bij het leger in Oost-Indië proeven te doen. In de tropen, waar het veelvuldig regende en vochtig was, bestond grote behoefte aan geweren die, in tegenstelling tot vuursteengeweren, onder deze weersomstandigheden bleven functioneren. Hoewel prins Frederik instemde met de voorgestelde beproeving, mocht Bake om financiële redenen slechts 300 percussiegeweren bij Malherbe de Goffontaine laten maken.517

De proeven op Java mislukten en al snel werden de wapens wegens gebrek aan vertrouwen ter zijde gelegd. Plaatselijk werd dit toegeschreven aan het veelvuldig ketsen (weigeren) van de geweren doordat de onhandige en in het gevecht niet altijd koelbloedige soldaten de percussiekapjes slecht op het schoorsteentje plaatsten en er veel verloren gingen omdat ze op de grond vielen. Bovendien verzuimde de soldaat na een vermoeiende mars het zundgat schoon te maken waardoor dit vervuilde en verstopte.518

Ook een volgende zending van 400 oud model jagerbussen die door Malherbe de Goffontaine naar het percussiesysteem waren getransformeerd, werd spoedig als

onbruikbaar terzijde gelegd, ditmaal vanwege de slechte kwaliteit van de wapens.519 Kolonel C.J. Riesz, chef van de staf bij het Indische leger, doorgrondde het probleem en realiseerde zich dat het toepassen van een nieuwe technologie altijd voldoende training van de

gebruikers vereiste. Eind 1830 besloot hij tot een meer bedaarde proefneming. Ook luitenant-kolonel C.P.J. Elout, die de proef leidde, onderkende dat het falen van het percussiegeweer bij eerdere proefnemingen meer te wijten was aan vooroordelen en onvoldoende kennis over het wapen dan aan het systeem zelf. Nadat hij eerst de officieren had overtuigd van de voordelen van percussiewapens en in het gebruik daarvan onderwezen had, volgden de manschappen. Deze nieuwe proefnemingen werden een succes. Binnen twee maanden waren de manschappen geoefend en bij een vergelijkende test met het vuursteengeweer bleek dat met het percussiegeweer binnen een kwartier beduidend meer schoten gelost konden worden. Nu de troepen beter met het gebruik bekend raakten, bewezen percussiegeweren snel hun waarde. Zo concludeerde de opperbevelhebber van het Indische leger dat de inzet van percussiegeweren beslissend was geweest bij de inname van

516 “Het percussie- of slag-geweer als oorlogs-wapen in Indië gebruikt”, MS 1839; 8; 143 e.v. Stieltjes, Proeve, deel I, 24 e.v.

517 Frederik aan koning, 16 dec. 1826 nr. 13, NA, Oorlog/VA, inv. nr. 1753. Oorlog aan Grootmeester, 6 jan.

1827 nr. 11, ibidem, inv. nr. 1762.

518 De minister voor de Marine en Koloniën C. Th. Elout aan lt.g. J. van den Bosch, gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, 15 juli 1829, NA, Collectie 115 J. van den Bosch, 1627-1914, inv. nr. 378. Waarschijnlijk bedoelde Elout het ontstekingskanaal van het slagschoorsteentje, want normaliter werd bij een

percussiegeweer niet meer over zundgat gesproken.

519 Contract in IDW.

137 de vesting Bonjol in West-Sumatra die in handen was van opstandige padri’s.520 Ondanks zware regenbuien konden met percussiewapens uitgeruste troepen voortdurend vuren, terwijl zij die vuursteengeweren gebruikten en de vijand dit niet konden. Door de inname van de vesting in augustus 1837 kwam een eind aan de oorlog tegen de padri's die al jaren slepende was.

In Nederland werd in de jaren 1830 het percussiegeweer met argusogen bekeken en in militaire kring heerste verdeeldheid over de toepasbaarheid. Als jachtwapen werd het uiterst geschikt geacht, maar voor militair gebruik riep het veel vragen op. Gedeeltelijk had dit te maken met conservatisme in militaire kring. Ontbreekt het vertrouwen in nieuwe technologieën c.q. in wapens, schroomt men niet allerlei argumenten aan te dragen die invoering hiervan belemmeren. Ook al zijn dat oneigenlijke argumenten. Volgens de Militaire Spectator in 1835 was van alle bezwaren die tot dan toe tegen de invoering van

percussiegeweren waren ingebracht er geen van meer gewicht geweest dan het opzetten van het percussiekapje door de soldaat. Andere bezwaren tegen het gebruik van

percussiegeweren waren dat het doordringend vuur van het kruit voor de manschappen in de gelederen hinderlijk zou zijn en het laden evenveel tijd vorderde als een

vuursteengeweer.521 Afgezien dat dit laatste in tegenspraak was met de ervaringen die in Oost-Indië werden opgedaan en ook in Nederland soldaten in het gebruik van

percussiegeweren geoefend konden worden, speelden nog andere factoren een rol. “Laat de recruut, bij zijne oefeningen, twee honderd amorces [percussiekapjes] verbruiken, de

handigheid welke hij hierdoor zal verkregen hebben, zal wel kunnen opwegen tegen de zestig centen, welke, deze armorces zullen gekost hebben,” aldus een onbekende auteur, waarschijnlijk een jonge officier die stage bij de inspectie liep.522 Hoewel hij doelde op de kosten van oefening, legde hij de vinger op de zere plek: de financiën. Dit speelde ook

internationaal. Zo had het Pruisisch leger in 1833 uit kostenoverwegingen het voornemen de infanterie met percussiegeweren te bewapenen opgegeven.523 Althans voor dat moment.

Kosten zijn altijd een bezwaar, tenzij die opwegen tegen de verwachte voordelen, zoals in dit geval vuursnelheid en vuurzekerheid bij vocht. Maar ook al zijn voordelen duidelijk en gelden beschikbaar, bestaat er nog een factor die invoering van nieuwe wapensystemen kan vertragen, namelijk de snelheid waarmee de technologie zich ontwikkelt. Hierdoor komen steeds meer nieuwe wapensystemen op de markt, wat een keuze bemoeilijkt. Ook dat kan weer leiden tot kritiek uit militaire kring. Typerend daarvoor is een publicatie in de Militaire Spectator uit 1887. “Wat zouden die voorzichtige menschen echter wel zeggen, wanneer hun huis in brand stond en de brandweer met emmers water kwam aandragen, omdat deze nog maar geen stoombrandspuit had durven aanschaffen uit vrees, dat later natuurlijk wel weder een beter model zou gevonden worden?”, aldus de auteurs.524 Net als in de jaren 1830, toen steeds nieuwe percussiesystemen op de markt verschenen, ging ook hier de discussie over de invoering van een nieuw wapensysteem, namelijk het repeteergeweer. Op zich hadden de auteurs geen ongelijk, met dien verstande dat er een onderscheid is tussen ontwikkelingen in wapentechnologie en in brandbestrijding.

520 De padri’s vormden een islamitisch-fundamentalistische beweging die de Nederlanders wilde verdrijven.

521 Anoniem, “Wapenkunde, Verbeterd Slag-Geweer van Heurteloup”, MS 1835; 4; 85 e.v.

522 Anomien, “Beredeneerde opgave der verschillen tusschen de voor den dienst In Indië bestemde slaggeweren en de gewone Nederlandsche Infanterie geweren”, zonder datum, IDW.

523 “Verscheidenheden”, MS 1833; 2; 102.

524 H. en B., "Over de veranderingen in de infanterie-bewapening in de voornaamste Europeesche legers", MS 1887; 56; 363.

138 De brandweer staat eerder onder publieke druk die maatregelen te nemen die brand moet voorkomen of bestrijden, anders gaat er tussentijds veel in rook op. Wat betreft de defensie spitste het publieke debat zich toe op de kosten van de landsverdediging en is de keuze voor wapensystemen op zich een zaak van militaire specialisten. De opkomst van militaire

vakbladen begin jaren 1830 maakte de discussie over militaire onderwerpen meer publiek en naarmate de tijd vorderde ging de publieke opinie een grotere rol spelen. Desalniettemin is er voor de legerleiding onder de streep slechts één factor allesbepalend en dat is de factor noodzaak. Wanneer is het noodzakelijk tot aankoop van nieuwe wapens over te gaan, of bestaande om te bouwen naar een nieuw systeem? Afgezien van kosten en bestaande keuzemogelijkheden werden defensieorganisaties in Europa tot diep in de jaren 1830 niet gedwongen het percussiesysteem te introduceren omdat alle staten in hoofdzaak met soortgelijke vuursteengeweren waren uitgerust en dus de noodzaak daarvoor ontbrak.

Achteraf betracht, is dit voor Nederland gunstig geweest. In een tijd dat het leger vanwege de Belgische afscheiding gemobiliseerd aan de grens geposteerd lag, was het moeilijk, zo niet onverantwoord geweest geweren bij de troepen weg te halen om deze te

transformeren, of door nieuwe te vervangen en duizenden soldaten daarmee vertrouwd te maken. Bovendien was er in Nederland geen geweerfabriek meer en bestond er een tekort aan vaklieden, waardoor het departement op het buitenland aangewezen was geweest.

Toen eind jaren 1830 meerdere Europese staten besloten hun vuursteenwapens door percussiewapens te vervangen, werd Nederland gedwongen deze ontwikkeling te volgen.525 Was dat niet gebeurd, had dit het moreel van de troepen ernstig aangetast omdat een ander leger en mogelijke tegenstander dan beter bewapend was.

Het was aan de inspecteur der draagbare wapenen Brade het departement over de invoering van het percussiesysteem te adviseren. Eind jaren 1830 deed hij onderzoek naar enige percussiesystemen. Voordat een keus kon worden gemaakt, stelde hij de algemene eisen vast waaraan het wapen zijns inziens moest voldoen. Zo moest het bij alle

weersgesteldheden te gebruiken zijn en niet zoals het vuursteengeweer bij hevige regen onbruikbaar worden. Brade bedoelde hiermee dat het percussiegeweer ook bij hevige regen inzetbaar moest zijn. Bij het vuursteengeweer was het zaak dat het kruit, de pan en het zundgat droog, of op zijn minst niet te vochtig of nat waren. Daarvoor hoefde het niet per se hevig te regenen. Ook moest de bestaande voorraad vuursteengeweren zonder grote kosten tot percussiewapens getransformeerd kunnen worden. De transformatie mocht niet te bewerkelijk zijn en dus moest het aantal onderdelen beperkt zijn. Bovendien moest het eenvoudig te bedienen zijn, zodat ook minder geoefende soldaten het konden gebruiken. De productie, het vervoer en de behandeling van munitie mocht geen bezwaren opleveren en dat gold ook voor de reparatie van het aan te nemen model voor de geweermakers van de korpsen.526

Daarmee had Brade een weliswaar een raamwerk neergelegd, maar bij nadere invulling daarvan stuitte hij op diverse knelpunten. Een daarvan was technisch van aard.

Omdat voortdurend verschillende systemen op de markt kwamen duurde het tot augustus 1841 voordat met een serieuze proefneming begonnen werd. De commissie onder wiens supervisie de proefneming was gedaan, sprak de voorkeur uit voor het Belgische stelsel. Dit was technisch beter en de begrote transformatiekosten bedroegen f 2, aanmerkelijk minder

525 “Gemengde Berigten”, MS 1839; 8; 88. ZK, “Nieuwe bewapening der infanterie”, MS 1840; 9; 259.

“Gemengde Berigten”, MS 1841; 10; 222.

526 Brade, 29 juni 1840, Rapport omtrent eenige modellen percussie wapenen en de doelmatigheid van derzelver invoering hier te lande, IDW.

139 in vergelijking met andere systemen.527 Zowel de directeur-generaal van Oorlog F.C. List als de koning namen de aanbevelingen van de commissie over en dus werd in oktober 1841 besloten de bestaande vuursteenwapens naar het Belgisch percussiestelsel te

transformeren.528 Hoewel hij lid was geweest van de beproevingscommissie deed Brade kort daarna List een percussiegeweer toekomen dat op diverse punten van het geaccordeerde model verschilde.529 Door een reeks van technische wijzingen konden de

transformatiekosten per geweer worden teruggebracht tot f 1,80. Daarmee ging List

akkoord.530 Ook stemde hij nadien nog in met een voorstel dat Brade in navolging van België en Frankrijk deed om allerhande schroeven en een greepbeugel voortaan van staal te laten maken.531

Het opstellen van de technische specificaties was een proces dat enige jaren in beslaggenomen had, maar zoals we al vaker hebben gezien, is het continue bijstellen van technische specificaties kenmerkend voor militaire aanschafprocessen. Met dien verstande dat aanvullende voorstellen niet altijd prijsverhogend hoeven te werken, maar ook het tegendeel kunnen bewerkstelligen.

Naast technische vraagstukken moesten ook nog diverse andere vragen worden beantwoord en hindernissen worden genomen. Waar en door wie moest de transformatie worden uitgevoerd nu er in Nederland geen geweerfabriek meer was? Moest er uitgeweken worden naar het buitenland, of kon dit toch in Nederland? Hoe zat het met de financiën en met de staat waarin zich de te transformeren wapens bevonden?

In document UvA-DARE (Digital Academic Repository) (pagina 138-142)