• No results found

P-43 Gedrag van huiskrekels

In document Perceptie, integratie en gedrag (pagina 142-145)

Zie voor gegevens over de biologie van huiskrekels P-50

Huiskrekels zijn geschikt voor waarnemingen over agressie, territoriumverdediging en seksueel gedrag. Het is aan te bevelen de proefdieren individueel te merken; dit kan men het beste doen door op de rugzijde van het borststuk een verfstip te zetten.

Hiervoor gebruikt men schellakverf. Schellak oplossen in ethanol, verfpoeder toevoegen en snel roerend mengen. De verfstip snel aanbrengen met behulp van een lucifer of tandenstoker. De verf droogt zeer snel (ethanol). De dieren poetsen zich voortdurend schoon: daarom geen andere verfsoorten gebruiken.

Benodigdheden:

 bakken met een inhoud van 20-30 liter, eventueel de lange bak uit P-16.  turfmolm.

 zand.

 glasplaten ter afdekking van de bakken.  grote erlenmeyers.

 straalkachel.

 pillendoosjes, luciferdoosjes of aan een kant gesloten bamboebuisjes.  bandopnameapparaat.

 krekels.

Voorbereiding:

De waarnemingen staan of vallen met het isoleren van de juiste dieren uit de kweek. Eén week voordat de proef wordt uitgevoerd moeten de dieren worden geïsoleerd.  observeer de kweek en vang de zingende mannetjes.

 doe deze mannetjes ieder in een erlenmeyer waarvan de bodem van vochtige turfmolm is voorzien.

 zet de erlenmeyers onder de straalkachel ter handhaving van een temperatuur tussen 24 en 30 °C.

 observeer gedurende de isolatieperiode dagelijks welke mannetjes blijven zingen.  handhaaf de vochtigheid in de erlenmeyers.

 maak 24 uur voordat met de uitvoering van b en c wordt begonnen de observatiebak klaar zoals daar is omschreven. Strooi turfmolm op de bodem.

 zet 24 uur van tevoren de 'beste' mannetjes in het gevraagde aantal in de observatiebakken.

 zorg tijdens de isolatieperiode, evenals tijdens de waarnemingen, voor voldoende rust rond de erlenmeyers.

a. Agressie Uitvoering:

 plaats 3-5 gemerkte mannetjes (aantal afhankelijk van de grootte van de bak) in de observatiebak.

 begin direct met waarnemen en protocolleren.

Houd steeds één dier in de gaten, dat vergemakkelijkt de observatie.

 protocolleer nauwkeurig wat er gebeurt: hoe naderen ze elkaar, met welke snelheid, hoe raken ze elkaar aan, met welke lichaamsdelen, maken ze geluid, verandert de aard van het geluid en bij welke handeling/afstand verandert het geluid, is de reactie van het dier afhankelijk van de richting waaruit het benaderd wordt, boekt het dier 'winst' of 'verlies' tijdens de ontmoetingen?

 maak een classificatie van de verschillende wijzen van benaderen en de reactie daarop.

 tracht te achterhalen of er een hiërarchie tussen de dieren ontstaat.

Vragen en opdrachten:

1. De bij het uitvoeren van de opdracht gevonden classificatie moet een overzicht zijn

van gedragspatronen, of zijn dit 'gedragspatronen' van de waarnemer?

2. Is er sprake van dominantie van een dier?

3. Hoe is te bepalen welke zintuigen een rol spelen bij dit type gedrag? 4. Bedenk, uitgaande van de waarnemingen, een hypothese over mogelijke

signaalprikkels en bedenk een experiment waarin de hypothese getoetst kan worden.

b. Territoriumzang Voorbereiding:

 plaats in de observatiebak in een van de hoeken als schuilplaats een op zijn kant liggend open pillendoosje, open luciferdoosje of een aan een kant gesloten bamboebuisje. Indien de bak groot genoeg is kunnen er meer van dergelijke schuilplaatsen aangebracht worden (steeds in de tegenovergestelde hoeken).  breng 24 uur voordat met de uitvoering wordt begonnen in de observatiebak één

mannelijke krekel.

Uitvoering:

 breng een tweede mannelijke krekel in de observatiebak op zo'n groot mogelijke afstand van de eerste krekel.

 protocolleer nauwkeurig het gedrag van beide krekels.

Vragen:

5. Is er sprake van territoriumverdediging bij het langst aanwezige mannetje en welke

geluiden maakt hij?

6. Waar ligt ergens de territoriumgrens in de observatiebak?

7. Neemt het nieuw aangekomen mannetje een deel (schuilplaats) van de bak in beslag

en verdedigt hij dit?

8. Hoe lang duurt het voor dat een territoriumgrens gevormd is? Voorbereiding:

 plaats in twee tegenover elkaar gelegen hoeken schuilplaatsen en breng 24 uur voordat met de uitvoering wordt begonnen twee mannetjes in de observatiebak.

Uitvoering:

 breng in de observatiebak een derde mannelijke krekel.  protocolleer het gedrag van de dieren.

Vragen:

9. Waar lag de oorspronkelijke grens tussen de territoria?

10. Verandert de grens nu na het inbrengen van het derde mannetje? 11. Welk dier is het meest succesvol bij de verdediging?

12. Hoe lang duurt het voordat de territoria zich gevormd hebben? 13. Welke geluiden worden gemaakt bij dit gedrag?

c. Seksueel gedrag Voorbereiding:

 maak 24 uur voordat met de uitvoering wordt begonnen een observatiebak gereed met één schuilplaats en één mannetje.

 houdt een of meer, liefst virginale wijfjes 7-10 dagen tevoren geïsoleerd.

Uitvoering:

 breng een wijfje in de bak waarin het mannetje zich bevindt op een zo groot

mogelijke afstand van dit mannetje. (De proef kan ook worden uitgevoerd door een vrouwtje in een bak te brengen waarin twee of meer mannetjes huizen.)

 protocolleer nauwkeurig de gedragingen van het mannetje en het vrouwtje. Na de balts brengt het mannetje, na op het vrouwtje geklommen te zijn, een

spermatofoor naar de genitalia van het vrouwtje. Deze zijn gemakkelijk te herkennen als een kleine uitstulping aan het eind van het middelste uitsteeksel aan het achterlijf.

Vragen:

14. Hoe weet het mannetje dat het met een vrouwtje te maken heeft en niet met een

concurrerend mannetje?

15. Welke geluiden worden gemaakt tijdens een complete ontmoeting? 16. Welk gedrag treedt er op na de copulatie?

17. Indien er meer dan een mannetje in de bak aanwezig was, welk mannetje copuleerde

met het vrouwtje en welke invloed had de introductie van het vrouwtje op de hiërarchie?

18. Hoeveel malen wordt er gecopuleerd? d. Betekenis van de zang

Uitvoering:

 neem bij de proeven a tot en met e de geluiden met een bandopnameapparaat op.  speel de band af voor een mannetje dat een territorium bezit en protocolleer zijn

gedrag.

 speel de opname van de mannetjeszang af voor een vrouwtje en protocolleer haar gedrag.

Vragen:

19. Hoe reageert een territorium bezittend mannetje op de zang?

20. Hoe reageert een vrouwtje op de territoriumzang of op de baltszang van een

mannetje?

21. Kloppen de gedragingen van deze dieren met de waarnemingen uit de vorige

P-44 De bedelreactie van een pas uitgekomen kuiken van de zilvermeeuw

In document Perceptie, integratie en gedrag (pagina 142-145)