• No results found

Indirecte overbrenging van trillingen Uitvoering:

In document Perceptie, integratie en gedrag (pagina 31-34)

P-12 Het gehoororgaan Benodigdheden:

C. Indirecte overbrenging van trillingen Uitvoering:

 klem een horloge tussen de lippen en vervolgens tussen de tanden. Wanneer is het tikken het duidelijkst waarneembaar? Verklaar dit.  zet een trillende stemvork tegen de tanden. Verklaar de waarneming.

Is de waarneming dezelfde als eerst één en daarna twee oren worden dichtgestopt?  zet een trillende stemvork midden op de schedel. Herhaal dit bij andere beenstukken,

zoals het borstbeen en het scheenbeen en noteer de resultaten. Verklaar de waarnemingen.

C. Indirecte overbrenging van trillingen Uitvoering:

 verbind de uitwendige gehoorgang van de ene persoon met de gehoorgang van een ander persoon door middel van de gummislang met twee trechters.

 plaats een trillende stemvork op het hoofd op verschillende plaatsen (ook op de tanden) en noteer de waarnemingen van de andere persoon.

P-13 Evenwichtszintuigen

In de drie halfcirkelvormige kanalen van het oor liggen zintuigcellen die ons informatie geven over de bewegingen van het hoofd. Er is, via het centrale zenuwstelsel, een invloed van de beweging van de vloeistof in de halfcirkelvormige kanalen op de

oogbewegingen. Draait het hoofd bijvoorbeeld naar rechts, dan wordt deze hoekdraaiing waargenomen door de halfcirkelvormige kanalen. Indien de ogen tegelijkertijd op een vast punt in de ruimte gericht worden, dan moeten zij met dezelfde hoekdraaiing naar links draaien. Deze oogbeweging kan doorgaan tot de pupillen de linkerooghoek naderen. De ogen schieten dan snel naar rechts (nystagmus) en fixeren een nieuw punt in de ruimte, waarna weer een langzame beweging naar links volgt. Stopt men de

proefpersoon plotseling, dan zal de vloeistof in de halfcirkelvormige kanalen

'doorschieten'. Dit heeft het effect alsof het hoofd naar links draait. Men kan dan bij de stilstaande proefpersoon snelle oogbewegingen naar links en langzame naar rechts waarnemen. De oogbewegingen treden vooral tijdens het versnellen en vertragen op. Indien het lichaam met een eenparige beweging ronddraait zat de vloeistof even snel met de halfcirkelvormige kanalen meedraaien en zo geen prikkeling van de ampulla-zintuigcellen veroorzaken. Benodigdheden:  draaikruk.  blinddoek.  petrischaal.  sigarettenas.

 model van gehoororgaan en halfcirkelvormige kanalen.

Uitvoering:

a.

 draai iemand die op een draaikruk zit met verschillende snelheden rond en stop hem plotseling.

b.

 laat een geblinddoekt iemand op een draaikruk, die vlak bij een tafel staat, plaats nemen.

 laat hem met een potlood een stip zetten, midden op een stuk papier dat recht voor hem ligt.

 draai de proefpersoon op de kruk nu tienmaal rond en stop hem wanneer hij weer recht voor het papier zit.

 laat hem direct weer een stip midden op het papier zetten.  probeer de waarnemingen te verklaren.

c.

 vul een petrischaal met water en strooi er wat sigarettenas op.

 door de schaal, bijvoorbeeld op een draaikruk, in draaiing te brengen en plotseling te stoppen kan men de werking van de halfcirkelvormige kanalen demonstreren.

 noteer de waarnemingen en 'vertaal' ze naar de halfcirkelvormige kanalen. d.

 laat iemand met gesloten ogen in een rechte lijn vooruit lopen.

 laat dit nog eens doen, maar nu met het hoofd op één van de schouders gelegd. Deze schouder mag niet worden opgetrokken.

 wat neemt men in beide gevallen waar? Verklaar.

P-14 Mechanoreceptoren

benodigdheden:

 metalen letter(s) L: korte been duidelijk korter dan lange been (2 en 4 cm) en in niet te lichte uitvoering.  stompe prepareernaald.  blinddoek.  lucifer.  watten.  penseel. Uitvoering:

Werk bij onderstaande proeven steeds met 2 personen: een proefpersoon en een waarnemer.

a.

 blinddoek de proefpersoon.

 druk de metalen letter gelijkmatig op de arm van de proefpersoon.  de proefpersoon deelt nu mede hoe de letter ligt.

 herhaal dit experiment, waarbij het lange been van de letter telkens in een andere richting wordt gelegd. Onderzoek bij zoveel mogelijk verschillende richtingen.

Vragen:

1. Kan de proefpersoon steeds zeggen hoe de letter staat? 2. Is er enige regelmaat in de vergissingen?

b.

 de proefpersoon sluit de ogen. De waarnemer plaatst een 'scherpe' punt op de huid van de proefpersoon.

 vlakbij het prikkelpunt wordt met een vinger druk op de huid uitgeoefend. De scherpe punt wordt weggenomen terwijl de vinger druk blijft uitoefenen.  de proefpersoon zegt nu wanneer de punt wordt weggenomen. Bepaal het

tijdsverloop tussen het wegnemen van de punt en het waarnemen daarvan.  herhaal deze proef enige malen.

Vragen:

1. Hoe zijn de tijden bij deze waarnemingen?

2. Treedt er gewenning op bij het herhalen van de proef?

c.

Dieper in de huid dan de tastorganen liggen nog grotere gevoelsorganen, die alleen op druk reageren. Het is vaak moeilijk te zeggen waar de één stopt en de ander begint.  druk het uiteinde van een lucifer tegen de binnenkant van een vingertop.

Wat neemt men waar: druk of tast?

 strijk met een propje watten zachtjes tegen de binnenkant van de hand. Wat neemt men waar: druk of tast?

 de proefpersoon wordt nu geblinddoekt.

 de waarnemer raakt met een penseeltje zachtjes de hand van de proefpersoon aan.  de proefpersoon moet vervolgens een vinger precies op de plek leggen waar hij

geraakt werd.

 met behulp van een penseeltje worden nu aan de binnenkant van de hand zachtjes letters geschreven. Welke letters neemt de proefpersoon waar?

Hoe groot moet de letter zijn?

 met behulp van de lucifer worden nu aan de binnenkant van de hand door stevig drukken letters geschreven. Welke letters neemt de proefpersoon waar?

 proefpersoon en waarnemer wisselen.

P-15 Chemoreceptoren

Benodigdheden:  kaneel.  40% suikeroplossing.  20% wijnsteenzuuroplossing.  20% keukenzoutoplossing.  2% kinineoplossing.

 kruidnagelaftreksel: enkele kruidnagels in een halve liter water laten koken. Afkoelen.

 verdunningsreeks van azijnzuur: verdun telkens 1 op 10 tot een concentratie van 1 op 10-10 is bereikt.  petrischaal.  filtreerpapier.  galvanisch pincet.  3 grote cultuurbuizen.  glazen T-stuk.  peer of banaan.  vlees of vis.  regenwormen.

 drosophila's, huisvliegen of vleesvliegen.

Voorbereiding:

Het maken van een galvanisch pincet:

Een galvanisch pincet is opgebouwd uit een strip koper en een strip zink. Deze strippen mogen niet aan elkaar gesoldeerd zijn.

De beide benen van de pincet dienen geïsoleerd te zijn ten opzichte van de persoon die deze hanteert. Hiervoor lijmt men aan de buitenzijde van de benen een blokje perspex met behulp van chloroform (niet inademen). De maten zijn in bijgaande tekening aangegeven (figuur 11) (de Muynck).

Figuur 11. Galvanisch pincet. Afmetingen en constructie. A. Bij de mens

In document Perceptie, integratie en gedrag (pagina 31-34)