• No results found

P-42 Gedrag van pissebedden

In document Perceptie, integratie en gedrag (pagina 138-142)

Pissebedden, ook wel bekend onder de namen keldermot, keldervarken, platte zeug of steenmot, zijn gemakkelijk te verkrijgen proefdieren, waarmee met eenvoudige

hulpmiddelen een aantal experimenten uit te voeren zijn. Pissebedden behoren tot de kreeftachtigen (orde: isopoda). Ze leven van planten en van plantaardig afval. Men kan ze vangen door op een vochtige plaats in een tuin, waar wat afval is blijven liggen, een half met vochtig hooi gevulde bloempot neer te zetten, of door onder stenen en takken te kijken die op vochtige plaatsen aan de pissebedden gedurende de dag een schuilplaats bieden.

Nadat ze gevangen zijn moeten ze in vochtige omgeving gehouden worden, omdat ze anders vlug dood gaan. Indien men ze gedurende langere tijd wil bewaren, kan men ze in een bloempot, een glazen bak of iets dergelijks onderbrengen. Deze wordt dan half gevuld met vochtige potgrond en afgedekt met een ruit, waaronder voor de

luchtverversing een klein kiertje open moet blijven. Ze kunnen met stukjes aardappel of ander zacht plantaardig voedsel gevoerd worden. De pissebedden hebben een kop met twee kleine en twee grote antennen en twee ongesteele ogen. Daarachter volgt het borststuk dat uit zeven segmenten met ieder een paar poten bestaat. Daarachter zit het abdomen of achterlijf dat uit zes kleinere segmenten bestaat. Bij volwassen vrouwtjes dragen de borststuksegmenten 2 tot 5 ieder een paar uitsteeksels die een broedruimte vormen waarin de eieren en de pas uitgekomen jongen meegedragen worden.

Aan de achterlijfsegmenten zitten aanhangsels die behulpzaam zijn bij de ademhaling. Deze aanhangsels drogen bijzonder snel uit en worden dan onbruikbaar.

Men ziet pissebedden daarom meestal met hun achterlijf tegen 'n vochtige ondergrond rusten. Men kan voor de volgende proeven een aantal eenvoudige keuzekamers maken van petrischalen.

Benodigdheden:

 per opdracht maximaal 3 petrischalen. Gebruik vrij grote petrischalen, liefst met een diameter van 20 cm of groter.

 filtreerpapier om de bodems van de schalen te bedekken.  zwart papier.

 houten blokje (zie figuur 108).

 stroken stevig plastic met een breedte gelijk aan de halve hoogte van de schaal en een lengte gelijk aan de omtrek van de schaal vermeerderd met de diameter van de schaal.

 fijn gaas met een oppervlak gelijk aan dat van de schaalbodem (zie figuur 109).  lijm.

 twee kleine bakjes die lager zijn dan de halve hoogte van een schaal (zie figuur 109).  verzadigde oplossingen van natriumcarbonaat en kaliumcarbonaat in water.

 pissebedden.

Voorbereiding:

 maak voor opdracht j een keuzekamer (figuur 109).

 breng aan de binnenzijde van de opstaande rand van een schaalbodem de strook plastic aan en lijm daaraan een strook plastic vast, die de schaal in twee helften verdeeld.

 voorzie het fijne gaas aan de rand van een verstevigingsring (vast lijmen) om het geheel stijf te houden.

 leg dit gaas in de schaal op de ringvormige strook plastic.

 zet in iedere helft van de schaal onder het gaas een bakje met de verzadigde oplossingen. Waar de natriumcarbonaatoplossing zich bevindt zal na ongeveer een half uur een relatieve luchtvochtigheid heersen van 80% en waar de aliumcarbonaat- oplossing zich bevindt zal in ongeveer dezelfde tijd een relatieve luchtvochtigheid van 40% zijn.

Opmerkingen:

1. In plaats van petrischalen zijn ook doorzichtige plastic koelkastdozen te gebruiken of dozen te vervaardigen door plaatjes glas of perspex aan elkaar te lijmen.

2. Men kan de opdrachten a tot en met j over de leerlingen verdelen of de leerlingen verdelen in 10 groepjes en ieder groepje iedere opdracht 1x (of meer malen) laten uitvoeren. Men kan dan later de gegevens verzamelen en uitwerken.

Uitvoering:

a.

 leg in een petrischaal vochtig filtreerpapier. Maak het filtreerpapier niette nat. (N.B. droog filtreerpapier hindert de bewegingen van pissebedden minder dan een drabbige, natte ondergrond.)

Figuur 105. Proefopstelling voor het onderzoek naar de temperatuurpreferentie bij pissebedden.  zet een pissebed in het donkere gedeelte van de schaal (gemerkt ).

 neem gedurende 5 minuten waar of het dier zich verplaatst en waarheen. Protocolleer.

 herhaal dit experiment 5 maal. b.

 zet nu een pissebed in het lichte gedeelte van de schaal (gemerkt ).

 neem ook nu weer telkens gedurende 5 minuten waar of het dier zich verplaatst en waarheen. Protocolleer.

 herhaal ook dit experiment 5 maal. c.

 zet drie petrischalen op elkaar zoals in figuur 105. In de bovenste schaal vochtig filtreerpapier; in de onderste schalen respectievelijk heet of warm water en koud water of smeltend ijs.

 zet een pissebed in de bovenste schaal op een van de plaatsen gemerkt  neem gedurende 5 minuten waar of het dier zich verplaatst en waarheen.

Protocolleer.

 herhaal dit experiment 5 maal. d.

 het experiment wordt nu nogmaals 5 x uitgevoerd, maar dan uitgaande van een ander punt (gemerkt ) in de bovenste schaal en daarna nogmaals 5 x uitgaande van het derde punt (gemerkt ) in de bovenste schaal.

e.

 voorzie een petrischaal voor de ene helft van vochtig filtreerpapier en voor de andere helft van droog filtreerpapier (figuur 106)

figuur 106. Proefopstelling voor het onderzoek naar de vochtpreferentie bij pissebedden.  zet een pissebed in het vochtige gedeelte van de schaal (gemerkt )

 neem gedurende 5 minuten waar of het dier zich verplaatst en waarheen. Protocolleer.

 herhaal dit experiment 5 maal. f.

 zet nu een pissebed in het droge gedeelte van de schaal (gemerkt ).

 neem ook nu weer telkens gedurende 5 minuten waar of het dier zich verplaatst en waarheen. Protocolleer.

Figuur 107. Proefopstelling voor het onderzoek naar de beweeglijkheid van pissebedden in droog en vochtig milieu.

g.

 voorzie een petrischaal van vochtig filtreerpapier en een andere van droog filtreerpapier (figuur 107).

 zet in iedere petrischaal een pissebed op de plaats gemerkt met .

 neem gedurende 1 minuut de bewegingen van de pissebedden waar en schets de afgelegde wegen.

 herhaal deze waarnemingen 10 maal.

Figuur 108. Proefopstelling voor het onderzoek naar de vochtpreferentie en de invloed van de zwaartekracht bij pissebedden.

h.

 plaats een petrischaal voorzien van vochtig filtreerpapier in een schuine stand zoals aangegeven in figuur 108.

 zet een pissebed boven in de schaal op de plaats gemerkt .

 Neem gedurende 1 minuut waar of het dier zich verplaatst en waarheen. Protocolleer.

 herhaal deze waarnemingen 5 maal. i.

 zet vervolgens een pissebed onder in de schaal op de plaats gemerkt .  neem gedurende 1 minuut waar of het dier zich verplaatst en waarheen.

Protocolleer.

 herhaal ook deze waarnemingen 5 maal. j.

 laat in de keuzekamer (figuur 109) op het gaas een zo groot mogelijk aantal pissebedden los.

 tel elke 5 minuten hoeveel dieren zich in iedere helft bevinden.

Vragen:

1. Hebben de pissebedden een voorkeur voor een donkere of lichte plaats? 2. Hebben de pissebedden een voorkeur voor een warme of koude plaats? 3. Hebben de pissebedden een voorkeur voor een vochtige of droge plaats? 4. Bewegen pissebedden zich evenveel in vochtige als in droge omstandigheden? 5. Lopen pissebedden bij voorkeur naar boven of naar beneden?

6. Moeten dezelfde experimenten als onder a tot en met f niet gedaan worden,terwijl nu

de andere helft van de schaal respectievelijk donker, warm of vochtig is? Waarvoor?

7. Zijn de conclusies getrokken uit de experimenten a tot en met f in het licht van het

antwoord op vraag 6 dan wel juist?

In document Perceptie, integratie en gedrag (pagina 138-142)