• No results found

Artikel 32 FISCALE BEPALINGEN

32.1. AFKOOPVERBOD

De pensioenaanspraken en pensioenrechten van deze beroepspensioenregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

32.2. GEEN AANSPRAKELIJKHEID BEROEPSPENSIOENFONDS

De deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde, de nagelaten (gewezen) partner en kind(eren) zijn en blijven volledig aansprakelijk voor de fiscale gevolgen die voortvloeien uit het niet of niet tijdig verstrekken van informatie en/of gegevens die nodig zijn voor het correct uitvoeren van deze pensioenregeling. Dit geldt ook voor het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie en/of gegevens.

Daarnaast is het beroepspensioenfonds niet aansprakelijk voor de gevolgen die voortvloeien uit de nalatigheid in het voldoen aan de verzekeringsplicht of aan de verplichtingen uit hoofde van dit pensioenreglement dan wel uit het niet of niet tijdig betalen van de pensioenpremie.

32.3. GLIJCLAUSULE

Indien deze beroepspensioenregeling niet in overeenstemming is met de opvattingen van de belastingdienst en/of de belastingrechter en daardoor de beroepspensioenregeling niet of niet volledig als zodanig wordt aanvaard, zal de beroepspensioenregeling worden vervangen door een pensioenregeling die wel overeenstemt met de fiscale eisen.

Het beroepspensioenfonds en de Beroepspensioenvereniging Huisartsen zijn bevoegd zich neer te leggen bij de uitspraak van de belastingdienst en/of de belastingrechter. Het aanpassen van het pensioenreglement vindt met terugwerkende kracht plaats tot de datum van invoeren of wijzigen van de pensioenregeling. Bij het aanpassen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij dit

pensioenreglement.

Artikel 33 UITBETALEN VAN DE PENSIOENEN

33.1. MAANDELIJKSE UITKERING

Het uitbetalen van de voor rekening van het beroepspensioenfonds komende pensioenrechten geschiedt in Nederlands wettig betaalmiddel door het beroepspensioenfonds aan de rechthebbende in maandelijkse termijnen bij nabetaling.

33.2. BANKREKENING

Het uitbetalen van de pensioentermijnen vindt plaats op een door de rechthebbende op te geven bankrekening. In het geval dat een rechthebbende een bankrekening opgeeft bij een niet in

Nederland gevestigde bankinstelling, vindt het uitbetalen op de opgegeven bankrekening bij de niet in Nederland gevestigde bankinstelling plaats indien het beroepspensioenfonds in het bezit is van:

a. het adres van de rechthebbende en de niet in Nederland gevestigde bankinstelling;

b. de BIC-code en/of IBAN-code van de niet in Nederland gevestigde bankinstelling.

Bij het uitbetalen op een bankrekeningnummer bij de niet in Nederland gevestigde bankinstelling is het beroepspensioenfonds bevoegd de transactiekosten van het uitbetalen bij de rechthebbende in rekening te brengen. Dit geschiedt door middel van het in mindering brengen van de kosten op de uit te keren pensioentermijnen.

33.3. BEWIJS VAN IN LEVEN ZIJN, STUDEREN OF INVALIDE

Het beroepspensioenfonds is bevoegd het uitbetalen van een pensioentermijn afhankelijk te stellen van een bewijs van in leven zijn van de betrokkene en - voor wat betreft het uit te keren

wezenpensioen aan een kind boven de leeftijd van 18 jaar - van een bewijs, dat het kind studeert of invalide is.

33.4. WETTELIJKE INHOUDING

De pensioentermijnen worden door het beroepspensioenfonds verminderd met de wettelijk voorgeschreven inhoudingen.

33.5. GEEN VERJARING

De pensioentermijnen verjaren niet bij leven van de pensioengerechtigde.

33.6. FISCALE KWALIFICATIE PENSIOENRECHT

Deze bepaling geldt voor de pensioengerechtigden waarvan de eerste pensioentermijn na 1 januari 2015 ingaat.

Indien en zodra een pensioenrecht bovenmatig wordt, wordt het pensioenrecht op het direct aan het eerste moment van overschrijden van de grens zoals bedoeld in hoofdstuk IIB en VIII van de Wet op de loonbelasting 1964 voorafgaande tijdstip gesplitst in een niet-bovenmatig en bovenmatig gedeelte.

Het niet-bovenmatig gedeelte wordt met inachtneming van artikel 33.4 uitgekeerd als pensioen in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Het bovenmatige gedeelte wordt, met inachtneming van artikel 33.4, uitgekeerd als loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel 34 BIJ KEUZEVERZEKERAAR OPGEBOUWDE PENSIOENAANSPRAKEN EN PENSIOENRECHTEN

34.1. PENSIOENLEEFTIJD KEUZEVERZEKERAAR

Voor de aanspraken op ouderdomspensioen die de deelnemer of gewezen deelnemer bij een keuzeverzekeraar heeft opgebouwd, geldt, in afwijking van het bepaalde in artikel 1, dat de

pensioenleeftijd voor dit deel van het ouderdomspensioen gelijk is aan de dag dat de deelnemer of gewezen deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt. Daarnaast geldt voor pensioenaanspraken die via fractieverzekeringen zijn verzekerd bij keuzeverzekeraar Stad Rotterdam dat de pensioendatum gelijk is aan de eerste dag van het kalenderkwartaal dat volgt op de maand waarin de deelnemer of gewezen deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.

34.2. VERVROEGEN VAN DE INGANGSDATUM VAN HET OUDERDOMSPENSIOEN

In afwijking van het bepaalde in artikel 20.2 kan de deelnemer, gewezen deelnemer of de gewezen partner met een aanspraak op geconverteerd ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 29.9 voor de bij de keuzeverzekeraar opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen of geconverteerd

ouderdomspensioen, de ingangsdatum één of meer kalendermaanden, maar niet meer dan zestig, geheel of gedeeltelijk eerder in laten gaan.

Het eerder in laten gaan kan alleen indien binnen de grenzen wordt gebleven van artikel 3.18 van de Wet Inkomstenbelasting 2001.

34.3. UITSTELLEN VAN DE INGANGSDATUM VAN HET OUDERDOMSPENSIOEN

In afwijking van het bepaalde in artikel 21.2 kan de deelnemer, gewezen deelnemer of de gewezen partner met een aanspraak op geconverteerd ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 29.9 de ingangsdatum van de bij de keuzeverzekeraar opgebouwde ouderdomspensioenaanspraken één of meer kalendermaanden, maar niet meer dan zestig, geheel of gedeeltelijk later in laten gaan.

34.4. EIGEN FLEXIBILISERINGSFACTOREN

Voor de bij de keuzeverzekeraar opgebouwde pensioenaanspraken gelden de uitruil-, vervroegings- en uitstelfactoren van de keuzeverzekeraar waar het normpensioen is opgebouwd.

34.5. KEUZEVERZEKERAARS OLMA EN VVAA

Voor de deelnemer of gewezen deelnemer met normpensioenaanspraken die in aanvang zijn opgebouwd bij de keuzeverzekeraar OLMA en/of VVAA en waarvan de polissen vervolgens zijn overgedragen aan het beroepspensioenfonds, gelden dezelfde pensioenleeftijd, collectieve uitstelfactoren en flexibiliseringsfactoren als voor pensioenaanspraken die bij het

beroepspensioenfonds zijn opgebouwd.

Artikel 35 HARDHEIDSCLAUSULE

Het bestuur van het beroepspensioenfonds heeft het recht in bijzondere gevallen, waarin daartoe naar het oordeel van het bestuur van het beroepspensioenfonds aanleiding bestaat, ten gunste van een deelnemer, gewezen deelnemer, gepensioneerde of de nagelaten (gewezen) partner of

kind(eren) van de bepalingen van dit pensioenreglement af te wijken, mits deze afwijking aan de rechten van anderen geen nadeel toebrengt en binnen de grenzen wordt gebleven van artikel 3.18 van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001.

Artikel 36 GEMOEDSBEZWAREN

36.1. BEZWAAR TEGEN VERZEKEREN

De huisarts (in opleiding) ten aanzien van wie het bestuur van het beroepspensioenfonds de overtuiging heeft gekregen, dat hij gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering en dat hij noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn eigendommen heeft verzekerd, wordt op een met redenen omklede aanvraag door het bestuur vrijgesteld van de plicht tot deelname in de in de statuten en dit pensioenreglement neergelegde beroepspensioenregeling. Het bestuur van het beroepspensioenfonds is bevoegd voorwaarden aan de vrijstelling te verbinden. In geval van het verlenen van een vrijstelling zijn de bepalingen van de statuten van het beroepspensioenfonds en het pensioenreglement vanaf het tijdstip waarop de vrijstelling van kracht is op de betrokkene niet van toepassing, tenzij in dit pensioenreglement anders wordt bepaald. Het beroepspensioenfonds verstrekt de betrokkene een bewijs van de vrijstelling.

36.2. WEL PENSIOENPREMIE VERSCHULDIGD

De huisarts (in opleiding) die op grond van artikel 36.1 vrijstelling heeft gekregen, is verplicht dezelfde pensioenpremie aan het beroepspensioenfonds te betalen, welke hij aan het beroepspensioenfonds verschuldigd zou zijn indien hij geen vrijstelling had verkregen.

36.3. GEBLOKKEERDE SPAARREKENING

De door het beroepspensioenfonds van de gemoedsbezwaarde huisarts (in opleiding) ontvangen bedragen worden ten name van de gemoedsbezwaarde huisarts (in opleiding) gestort op een spaarrekening bij een bankinstelling ter keuze van de gemoedsbezwaarde huisarts (in opleiding).

Indien de gemoedsbezwaarde huisarts (in opleiding) niet binnen drie maanden nadat de huisarts (in opleiding) door het bestuur van het beroepspensioenfonds van de verleende vrijstelling in kennis is gesteld, aan het bestuur van het beroepspensioenfonds heeft medegedeeld bij welke bankinstelling de bedragen dienen te worden gestort, worden de ontvangen bedragen gestort op een

spaarrekening bij een door het bestuur van het beroepspensioenfonds aan te wijzen bankinstelling.

Het saldo van de spaarrekening is geblokkeerd tot het tijdstip waarop de gemoedsbezwaarde huisarts (in opleiding) hetzij de pensioenleeftijd bereikt, hetzij voordien overlijdt.

36.4. EINDE VRIJSTELLING

Het bestuur van het beroepspensioenfonds is verplicht de vrijstelling in te trekken, indien:

a. de betrokkene dit verzoekt;

b. de omstandigheid, op grond waarvan vrijstelling is verleend, niet meer aanwezig is;

c. de betrokkene de aan de vrijstelling gestelde voorwaarden niet of niet behoorlijk naleeft.

36.5. GEVOLG INTREKKEN VRIJSTELLING

Indien het bestuur van het beroepspensioenfonds op grond van artikel 36.4 de vrijstelling intrekt, worden de bepalingen van de statuten van het beroepspensioenfonds en de overige bepalingen van het pensioenreglement op de gemoedsbezwaarde huisarts (in opleiding) van kracht vanaf het tijdstip waarop de verleende vrijstelling wordt ingetrokken.

36.6. UITKERING VANAF BEREIKEN PENSIOENDATUM

Het beroepspensioenfonds keert ten laste van de geblokkeerde spaarrekening het gespaarde bedrag in gelijke termijnen uit aan de gemoedsbezwaarde huisarts (in opleiding) vanaf het bereiken van de pensioendatum. De uitkeringsperiode bedraagt vijfentwintig jaar.

36.7. GEMOEDSBEZWAARDE HUISARTS (IN OPLEIDING) OVERLIJDT OP OF VÓÓR BEREIKEN PENSIOENLEEFTIJD

Als de gemoedsbezwaarde huisarts (in opleiding) overlijdt voordat de pensioenvervangende uitkeringen op grond van artikel 36.6 zijn ingegaan, geldt het volgende:

a. het beroepspensioenfonds keert ten laste van de geblokkeerde spaarrekening het gespaarde bedrag uit in gelijke termijnen aan de partner van de gemoedsbezwaarde huisarts (in

opleiding) als bedoeld in artikel 1. De uitkeringsperiode bedraagt vijfentwintig jaar;

b. bij het ontbreken van een partner (of bij diens overlijden) keert het beroepspensioenfonds (het restant van) het spaarbedrag in gelijke termijnen uit aan het kind als bedoeld in artikel 1 dat de leeftijd van 27 jaar nog niet hebben bereikt. Zijn er meerdere kinderen, dan ontvangt ieder kind een evenredig deel van het totale spaarbedrag. De uitkeringsperiode eindigt op de laatste dag van de maand waarin het kind de leeftijd van 27 jaar bereikt;

c. als er geen partner of uitkeringsgerechtigd kind (meer) is, keert het beroepspensioenfonds (het restant van) het spaarbedrag in één bedrag uit aan de erfgenamen.

36.8. GEMOEDSBEZWAARDE HUISARTS (IN OPLEIDING) OVERLIJDT NA BEREIKEN PENSIOENLEEFTIJD

Als de gemoedsbezwaarde huisarts (in opleiding) overlijdt nadat de uitkeringen als bedoeld in artikel 36.6 zijn ingegaan, zet het beroepspensioenfonds het betalen van de uitkering voor de nog

resterende looptijd voort overeenkomstig het bepaalde in artikel 36.7.

36.9. GEMOEDSBEZWAARDE HUISARTS (IN OPLEIDING) EN ECHTSCHEIDING

De geblokkeerde spaarrekening kan bij echtscheiding als bedoeld in artikel 29.1 en artikel 30.1 niet geheel of gedeeltelijk worden toebedeeld aan de ex-partner van de gemoedsbezwaarde huisarts (in opleiding).

Artikel 37 BESTUURSBESLUITEN EN FACTOREN

37.1. BEKEND MAKEN BESLUITEN BESTUUR

De besluiten die het bestuur van het beroepspensioenfonds in het kader van dit pensioenreglement neemt, worden op een door het bestuur van het beroepspensioenfonds te bepalen wijze

bekendgemaakt, tenzij in dit pensioenreglement anders wordt bepaald.

37.2. UITVAARDIGEN ALGEMENE REGELS

Het bestuur van het beroepspensioenfonds is bevoegd algemene regels uit te vaardigen voor het uitvoeren van één of meerdere onderdelen in dit pensioenreglement. Deze algemene regels worden op een door het bestuur van het beroepspensioenfonds te bepalen wijze bekendgemaakt.

37.3. COLLECTIEVE UITSTELFACTOREN

Bij het wijzigen van de pensioenleeftijd stelt het bestuur van het beroepspensioenfonds de collectieve uitstelfactoren als bedoeld in artikel 10.10 vast voor de bij het beroepspensioenfonds opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen. De collectieve uitstelfactoren worden vastgesteld op het moment dat de pensioenleeftijd wijzigt.

37.4. FLEXIBILISERINGSFACTOREN

De flexibiliseringsfactoren voor de bij het beroepspensioenfonds opgebouwde pensioenaanspraken als bedoeld in artikel 18.5 (uitruilfactoren), artikel 19.5 (uitruilfactoren), artikel 20.4

(vervroegingsfactoren), artikel 21.4 (uitstelfactoren) en artikel 22.3 (conversiefactoren) gelden voor vijf jaar. Na afloop van deze periode stelt het bestuur van het beroepspensioenfonds de

flexibiliseringsfactoren bij bestuursbesluit opnieuw vast. Het bestuur van het beroepspensioenfonds is daarnaast bevoegd om de aan de flexibiliseringsfactoren ten grondslag liggende actuariële

uitgangspunten jaarlijks te toetsen aan de actuele actuariële grondslagen van het

Een wijziging van de flexibiliseringsfactoren kan geen inbreuk maken op de vóór het tijdstip van wijzigen door uitruil en/of conversie en/of vervroegen of uitstel verkregen pensioenaanspraken en pensioenrechten.

De flexibiliseringsfactoren zijn van toepassing op hen die in een desbetreffende periode gedurende welke de flexibiliseringsfactoren van kracht zijn, gebruik maken van flexibiliseringsmogelijkheden als bedoeld in hoofdstuk 5.

Tot de bij het beroepspensioenfonds opgebouwde pensioenaanspraken behoren ook de bij de keuzeverzekeraars OLMA en VVAA opgebouwde pensioenaanspraken als bedoeld in artikel 28.2.

37.5. KORTINGSFACTOR

Het bestuur van het beroepspensioenfonds kan, indien nodig, bij bestuursbesluit de kortingsfactoren voor conversie als bedoeld in artikel 22.5 aanpassen.

37.6. UITGESTELDE INGANGSDATUM OUDERDOMSPENSIOEN EN WIJZIGEN UITSTELFACTOR

In afwijking van het bepaalde in artikel 37.4 geldt dat indien de gewezen deelnemer of de gewezen partner met een aanspraak op geconverteerd ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 29.9 de ingangsdatum van het ouderdomspensioen of geconverteerde ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk heeft uitgesteld, de uitstelfactoren als bedoeld in artikel 21.4, zoals die golden op het tijdstip van uitstel, van toepassing blijven.

Artikel 38 ONVOORZIENE GEVALLEN

In alle gevallen waarin dit beroepspensioenreglement niet voorziet, beslist het bestuur van het beroepspensioenfonds.

Artikel 39 INTREKKEN VERPLICHTSTELLING

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in bepaalde gevallen de bevoegdheid om de plicht tot deelnemen aan de beroepspensioenregeling voor huisartsen (in opleiding) geheel of gedeeltelijk in te trekken. Als de minister dat doet, geldt het volgende:

a. De plicht tot deelname aan de beroepspensioenregeling voor huisartsen en/of huisartsen in opleiding eindigt met ingang van de datum waarop de verplichtstelling wordt ingetrokken, waardoor er vanaf dat moment:

 geen verdere opbouw meer plaats vindt; en

 geen pensioenpremie meer is verschuldigd.

b. De hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken wordt op basis van het bepaalde in artikel 16.4 vastgesteld.

Artikel 40 KLACHTEN

Een deelnemer, gewezen deelnemer, partner, gewezen partner of pensioengerechtigde die ontevreden is over de dienstverlening of de wijze waarop de beroepspensioenregeling wordt uitgevoerd door het beroepspensioenfonds heeft het recht om daarover een klacht in te dienen. De klacht dient te worden ingediend bij het beroepspensioenfonds op de wijze als is omschreven in de Klachtenprocedure Stichting Pensioenfonds voor Huisartsen (SPH). De klachtenprocedure staat op www.huisartsenpensioen.nl.

Artikel 41 GESCHILLEN

Elke belanghebbende kan een geschil met het beroepspensioenfonds bij de Commissie van Geschillen indienen. Of er sprake is van een geschil en hoe het geschil aanhangig gemaakt kan worden, is beschreven in het Reglement geschillenregeling Stichting Pensioenfonds voor Huisartsen.

De geschillenregeling staat op www.huisartsenpensioen.nl.

Artikel 42 OVERGANGSBEPALINGEN

42.1. INBRENGEN PENSIOENAANSPRAKEN EN PENSIOENRECHTEN

Alle bij het beroepspensioenfonds opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten zoals die zijn vastgesteld op 31 december 2014 zijn per 1 januari 2015 ongewijzigd ingebracht in deze pensioenregeling.

Het vaststellen van de hoogte van de pensioenaanspraken en pensioenrechten geschiedt op basis van het “pensioenreglement 2007, versie 1 januari 2014” dan wel het pensioenreglement dat gold op het moment van beëindigen van het deelnemerschap indien dat tijdstip vóór 2014 is gelegen.

42.2. VERHOGEN INGEBRACHTE PENSIOENAANSPRAKEN IN VERBAND MET GEWIJZIGDE PENSIOENLEEFTIJD

Als gevolg van het verhogen van de pensioenleeftijd van het ouderdomspensioen per 1 januari 2015 van 65 naar 67, zijn de op grond van artikel 42.1 ingebrachte aanspraken op ouderdomspensioen, bijzonder ouderdomspensioen en geconverteerd ouderdomspensioen die zijn opgebouwd bij het beroepspensioenfonds verhoogd met de door het bestuur van het beroepspensioenfonds op grond van de in artikel 37.3 vastgestelde collectieve uitstelfactoren 2014-2015.

Niet verhoogd worden de ingebrachte aanspraken op ouderdomspensioen, bijzonder

ouderdomspensioen en geconverteerd ouderdomspensioen die op 1 januari 2015 ingaan en de door de gewezen deelnemer bij het beroepspensioenfonds opgebouwde pensioenaanspraken waarvan de ingangsdatum van het ouderdomspensioen op grond van artikel 19 of artikel 20 van het

“pensioenreglement 2007, versie 1 januari 2014” vóór of op 1 januari 2015 geheel of gedeeltelijk is uitgesteld.

42.3. FLEXIBILISERINGSMOGELIJKHEDEN EN INGANG PENSIOEN OP 1 JANUARI 2015

Op het ouderdomspensioen, bijzonder ouderdomspensioen, geconverteerd ouderdomspensioen, partnerpensioen of bijzonder partnerpensioen dat op 1 januari 2015 ingaat zijn in plaats van de flexibiliseringsmogelijkheden van hoofdstuk 5 van dit pensioenreglement, de flexibele mogelijkheden van hoofdstuk 4 van het pensioenreglement 2007, versie 1 januari 2014, inclusief de daarbij

behorende flexibiliseringsfactoren en kortingsfactoren zoals die gelden vanaf 1 januari 2012, van toepassing.

42.4. TOEPASSELIJKE UITSTELFACTOR BIJ UITSTELLEN INGANGSDATUM OP OF VÓÓR 1 JANUARI 2015 Op de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemer die op of vóór 1 januari 2015 de ingangsdatum van het ouderdomspensioen op grond van artikel 19 of artikel 20 van het

pensioenreglement 2007 geheel of gedeeltelijk heeft uitgesteld blijven, in afwijking van het bepaalde in artikel 37.4, de uitstelfactoren van toepassing zoals die golden op het tijdstip van uitstel.

42.5. CORRECTIES OVER HET VERLEDEN

Voor zover na het in werking treden van dit pensioenreglement nog correcties worden verwerkt over een kalenderjaar voorafgaand aan het in werking treden van dit pensioenreglement, geldt dat de correcties worden doorgevoerd volgens het pensioenreglement dat van toepassing was in het

Als gevolg van de correctie wordt de hoogte van de pensioenaanspraken en pensioenrechten zoals die zijn vastgesteld op 31 december 2014, opnieuw vastgesteld en worden de pensioenaanspraken verhoogd in verband met de gewijzigde pensioenleeftijd.

42.6. DEFINITIEF VASTSTELLEN BRUTOBEROEPSINKOMEN

Voor het brutoberoepsinkomen van de vrijgevestigd huisarts en waarnemend huisarts over de kalenderjaren tot en met 2014 dat op 1 januari 2015 nog niet definitief is vastgesteld, geldt dat het brutoberoepsinkomen vanaf 2015 alsnog, met inachtneming van het bepaalde in artikel 42.5, wordt vastgesteld op grond van het pensioenreglement dat destijds van kracht was.

42.7. AFWIJKENDE AANVULLING TOT DE PENSIOENDATUM VOOR PARTNER- EN WEZENPENSIOEN

In aanvulling op het bepaalde in artikel 11.5 en artikel 13.4 wordt voor de kalenderjaren die vóór 2015 liggen, het in aanmerking te nemen normpensioen gesteld op € 820,32 gedeeld door € 902,40 vermenigvuldigd met het normpensioen zoals dat in het betreffende kalenderjaar als vrijgevestigd huisarts op basis van het brutoberoepsinkomen verplicht is opgebouwd. De verhoging van het normpensioen in verband met het wijzigen van de pensioenleeftijd als bedoeld in artikel 42.2 kwalificeert niet als opgebouwd normpensioen.

42.8. AFWIJKENDE GRONDSLAG PREMIEOVERNAME

In aanvulling op het bepaalde in artikel 14.7 wordt voor de kalenderjaren die vóór 2015 liggen, het in aanmerking te nemen normpensioen gesteld op € 820,32 gedeeld door € 902,40 vermenigvuldigd met het normpensioen zoals dat in het betreffende kalenderjaar als vrijgevestigd huisarts op basis van het brutoberoepsinkomen verplicht is opgebouwd. De verhoging van het normpensioen in verband met het wijzigen van de pensioenleeftijd als bedoeld in artikel 42.2 kwalificeert niet als opgebouwd normpensioen.

42.9. AFWIJKENDE GRONDSLAG ZWANGERSCHAPS- EN BEVALLINGSVERLOF

In aanvulling op het bepaalde in artikel 24.6 wordt voor de kalenderjaren die vóór 2015 liggen, het in aanmerking te nemen normpensioen gesteld op € 820,32 gedeeld door € 902,40 vermenigvuldigd met het normpensioen zoals dat in het betreffende kalenderjaar als vrijgevestigd huisarts op basis van het bruto beroepsinkomen verplicht is opgebouwd. De verhoging van het normpensioen in verband met het wijzigen van de pensioenleeftijd als bedoeld in artikel 42.2 kwalificeert niet als opgebouwd normpensioen.

42.10. DEELNEMERS MET PREMIEOVERNAME WEGENS BEROEPSARBEIDSONGESCHIKTHEID

De deelnemer die op 31 december 2014 geheel of gedeeltelijk recht heeft op premieovername wegens beroepsarbeidsongeschiktheid blijft net als de arbeidsgeschikte deelnemer per

1 januari 2015 deelnemen. In afwijking van het bepaalde in artikel 14 geldt voor deze groep deelnemers de voorwaarde van het ontvangen van een inkomensvervangende

arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in artikel 14.5 niet.

De grondslag voor premieovername als bedoeld in artikel 14.7 wordt per 1 januari 2015 vastgesteld op € 820,32 gedeeld door € 902,40 vermenigvuldigd met de hoogte van het normpensioen zoals dat na afloop van de wachtperiode is vastgesteld op grond van het op dat moment toepasselijke

pensioenreglement, verhoogd met de procentuele wijziging van de aanpassingscoëfficiënt vanaf dat moment tot 1 januari 2015. Het maximaal in aanmerking te nemen normpensioen bedraagt € 902,40.

42.11. GECONVERTEERD OUDERDOMSPENSIOEN

Het gewijzigde artikel 29.14 treedt met terugwerkende kracht met ingang van 1 maart 2018 in werking.

42.12. VRIJGEVESTIGD HUISARTS OP OF VÓÓR 1 JANUARI 2012 EN GEDEELTELIJK GEPENSIONEERD

Voor de pensioengerechtigde van wie het als vrijgevestigd huisarts opgebouwde ouderdomspensioen vóór of op 1 januari 2012 op grond van artikel 20 van het pensioenreglement 2007, versie 1 januari 2011, geldende pensioenreglement gedeeltelijk is ingegaan, geldt in afwijking van:

a. het bepaalde in artikel 1, dat de pensioenleeftijd voor het deel van het ouderdomspensioen

a. het bepaalde in artikel 1, dat de pensioenleeftijd voor het deel van het ouderdomspensioen