• No results found

FLEXIBILISERINGSMOGELIJKHEDEN

Artikel 17 OVERZICHT FLEXIBILISERINGSMOGELIJKHEDEN

17.1. OUDERDOMSPENSIOENGERECHTIGDE

De deelnemer of gewezen deelnemer heeft bij ingang van het ouderdomspensioen de volgende flexibiliseringsmogelijkheden:

a. uitruil van ouderdomspensioen in extra partnerpensioen (artikel 18);

b. uitruil van partnerpensioen in extra ouderdomspensioen (artikel 19);

c. vervroegen van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen (artikel 20);

d. uitstellen van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen (artikel 21);

e. conversie (artikel 22).

Maakt de deelnemer of gewezen deelnemer gebruik van twee of meer flexibiliseringsmogelijkheden, dan wordt voor het vaststellen van de hoogte van het ouderdomspensioen de bovengenoemde volgorde in acht genomen, tenzij de deelnemer of gewezen deelnemer kiest voor uitstel van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen. Indien de deelnemer of gewezen deelnemer kiest voor uitstel dan wordt eerst (d) met een periode van 5 jaar toegepast. Gaat de deelnemer of gewezen deelnemer vervolgens binnen deze 5 jaar met pensioen en kiest de deelnemer of gewezen

deelnemer voor uitruil en conversie, dan wordt het uitstel herrekend naar het gewenste moment van pensioneren. Vervolgens vinden de uitruil (a of b) en daarna de conversie (e) plaats op het direct ingaand pensioen.

Eindigt het deelnemerschap anders dan wegens overlijden of het bereiken van de pensioendatum, dan heeft de gewezen deelnemer op de datum van beëindigen van het deelnemerschap de mogelijkheid om een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen uit te ruilen in extra partnerpensioen.

17.2. (BIJZONDER) PARTNERPENSIOENGERECHTIGDE

De partner of gewezen partner kan bij ingang van het partnerpensioen of het bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 30.1 kiezen voor conversie als bedoeld in artikel 22.

17.3. GECONVERTEERD OUDERDOMSPENSIOEN EN FLEXIBILISERINGSMOGELIJKHEDEN

De gewezen partner met een geconverteerd ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 29.9 heeft de volgende flexibiliseringsmogelijkheden:

a. vervroegen van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen (artikel 20);

b. uitstellen van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen (artikel 21);

c. conversie (artikel 22).

Wanneer de gewezen partner gebruik maakt van twee flexibiliseringsmogelijkheden, wordt voor het vaststellen van de hoogte van het geconverteerde ouderdomspensioen de bovengenoemde volgorde in acht genomen.

Artikel 18 UITRUIL OUDERDOMSPENSIOEN IN EXTRA PARTNERPENSIOEN

18.1. UITRUIL VAN OUDERDOMSPENSIOEN IN EXTRA PARTNERPENSIOEN

Uitruil van ouderdomspensioen in extra partnerpensioen is het recht van de deelnemer of gewezen deelnemer om een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen om te zetten in een hogere aanspraak op partnerpensioen. Op het door uitruil extra verkregen partnerpensioen zijn de bepalingen van artikel 11 van toepassing. De uitruil is onherroepelijk.

18.2. TIJDSTIP VAN UITRUIL

De deelnemer of gewezen deelnemer kan het beroepspensioenfonds verzoeken om een deel van het bij het beroepspensioenfonds opgebouwde ouderdomspensioen op de datum van beëindigen van zijn deelnemerschap of op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, uit te ruilen voor extra partnerpensioen ten behoeve van de op de datum van uitruil aanwezige partner.

18.3. TIJDSTIP INDIENEN UITRUILVERZOEK

Het verzoek als bedoeld in artikel 18.2 moet binnen drie maanden na de datum van het beëindigen van het deelnemerschap dan wel zes tot drie maanden vóór de ingangsdatum van het

ouderdomspensioen bij het beroepspensioenfonds worden ingediend.

De deelnemer of gewezen deelnemer die het uitruilverzoek niet binnen deze termijn indient, wordt geacht het ouderdomspensioen niet te willen uitruilen.

18.4. MAXIMAAL UIT TE RUILEN

Het totale partnerpensioen (inclusief het bijzonder partnerpensioen) mag na de uitruil van ouderdomspensioen in extra partnerpensioen niet meer bedragen dan 70% van het bij het

beroepspensioenfonds opgebouwde ouderdomspensioen dat na uitruil als bedoeld in artikel 18.1 en uitstel als bedoeld in artikel 21 resteert, maar vóór vervroegen als bedoeld in artikel 20 en vóór conversie als bedoeld in artikel 22.

Vindt de uitruil plaats op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, dan vindt de uitruil en de 70%-toets slechts plaats over het gedeelte van het ouderdomspensioen dat ingaat.

18.5. UITRUILFACTOR

De hoogte van het door uitruil extra te verkrijgen partnerpensioen wordt bepaald door het uit te ruilen deel van het ouderdomspensioen te vermenigvuldigen met een door het bestuur van het beroepspensioenfonds op grond van artikel 37.4 vast te stellen leeftijdsafhankelijke uitruilfactor. Met betrekking tot het ouderdomspensioen dat is opgebouwd in de deelnemersjaren tot 1 januari 2007, inclusief de over dat ouderdomspensioen toegekende verhogingen, is de uitruilfactor tevens afhankelijk van het geslacht van de (gewezen) deelnemer.

18.6. BIJZONDER OUDERDOMSPENSIOEN NIET UITRUILBAAR

Het bijzonder ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 29.1 dat door het beroepspensioenfonds aan de vereveningsgerechtigde moet worden uitgekeerd, kan niet worden uitgeruild in extra partnerpensioen.

18.7. BEVESTIGING UITRUILKEUZE

De deelnemer of gewezen deelnemer ontvangt van het beroepspensioenfonds een schriftelijke mededeling van de hoogte van de aanspraak op ouderdoms- en partnerpensioen na uitruil.

18.8. KEUZEVERZEKERAAR EN UITRUIL

Voor het deel van het ouderdomspensioen dat bij een keuzeverzekeraar is verzekerd, is uitruil van (een deel van) dit ouderdomspensioen in extra partnerpensioen slechts mogelijk indien en voor zover de betrokken keuzeverzekeraar hieraan medewerking verleent.

In afwijking van artikel 18.5 is de uitruil in dat geval, voor dat deel van het ouderdomspensioen, mogelijk op basis van door de betrokken keuzeverzekeraar vast te stellen uitruilfactor.

Artikel 19 UITRUIL PARTNERPENSIOEN IN EXTRA OUDERDOMSPENSIOEN

19.1. UITRUIL VAN PARTNERPENSIOEN IN EXTRA OUDERDOMSPENSIOEN

Uitruil van het partnerpensioen in extra ouderdomspensioen is het recht van de deelnemer of gewezen deelnemer om (een deel van) het opgebouwde partnerpensioen (vóór toepassen van artikel 11.9) om te zetten in een hogere aanspraak op ouderdomspensioen. De uitruil is onherroepelijk.

19.2. TIJDSTIP VAN UITRUIL

De deelnemer of gewezen deelnemer kan het beroepspensioenfonds verzoeken om (een deel van) het bij het beroepspensioenfonds opgebouwde partnerpensioen op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen uit te ruilen voor extra ouderdomspensioen.

Heeft de deelnemer of gewezen deelnemer op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen geen partner, dan is een verzoek niet nodig. Het bij het beroepspensioenfonds opgebouwde

partnerpensioen wordt dan automatisch door het beroepspensioenfonds uitgeruild voor het deel dat het ouderdomspensioen in gaat.

19.3. TIJDSTIP INDIENEN UITRUILVERZOEK

Het verzoek als bedoeld in artikel 19.2 moet zes tot drie maanden vóór de ingangsdatum van het ouderdomspensioen bij het beroepspensioenfonds worden ingediend. Uit het verzoek moet eveneens blijken dat de partner van de deelnemer of gewezen deelnemer met de uitruil van (een deel van) het partnerpensioen in extra ouderdomspensioen instemt.

De deelnemer of gewezen deelnemer die het uitruilverzoek niet binnen deze termijn indient, wordt geacht het partnerpensioen niet te willen uitruilen.

19.4. MAXIMAAL UIT TE RUILEN

Het maximale percentage uit te ruilen partnerpensioen is gelijk aan het percentage waarmee de deelnemer of gewezen deelnemer met (deeltijd) ouderdomspensioen gaat.

19.5. UITRUILFACTOR

De grootte van het door uitruil extra te verkrijgen ouderdomspensioen wordt bepaald door het uit te ruilen deel van het partnerpensioen te vermenigvuldigen met een door het bestuur van het

beroepspensioenfonds op grond van artikel 37.4 vast te stellen leeftijdsafhankelijke uitruilfactor. Met betrekking tot het partnerpensioen dat is opgebouwd in de deelnemersjaren tot 1 januari 2007 (inclusief de over dat bedrag vanaf 2007 toegekende verhogingen), is de uitruilfactor tevens afhankelijk van het geslacht van de (gewezen) deelnemer.

Op het door uitruil verkregen extra ouderdomspensioen zijn de bepalingen van artikel 10 van

19.6. BIJZONDER PARTNERPENSIOEN NIET UITRUILEN

Het bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 30.1 dat door het beroepspensioenfonds aan de gewezen partner moet worden uitgekeerd, kan niet worden uitgeruild in extra ouderdomspensioen.

19.7. BEVESTIGING UITRUILKEUZE

De deelnemer of gewezen deelnemer ontvangt van het beroepspensioenfonds een schriftelijke mededeling van de hoogte van de aanspraak op ouderdoms- en partnerpensioen na uitruil.

19.8. KEUZEVERZEKERAAR EN UITRUIL

Voor het deel van het partnerpensioen dat bij een keuzeverzekeraar is verzekerd, is uitruil van (een deel van) dit partnerpensioen in extra ouderdomspensioen slechts mogelijk indien en voor zover de betrokken keuzeverzekeraar hieraan medewerking verleent.

In afwijking van artikel 19.5 is de uitruil in dat geval mogelijk op basis van door de betrokken keuzeverzekeraar vast te stellen uitruilfactoren.

Artikel 20 VERVROEGEN VAN DE INGANGSDATUM VAN HET OUDERDOMSPENSIOEN

20.1. KEUZE VOOR VERVROEGEN

De deelnemer, gewezen deelnemer en de gewezen partner met een aanspraak op geconverteerd ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 29.9 kan het opgebouwde ouderdomspensioen of geconverteerde ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk (20%, 40%, 60% of 80%) eerder dan zijn pensioendatum in laten gaan.

De keuze voor het geheel of gedeeltelijk vervroegd in laten gaan is onherroepelijk voor het ingegane deel.

20.2. MATE VAN VERVROEGEN

Het ouderdomspensioen en het geconverteerde ouderdomspensioen kan één of meer

kalendermaanden geheel of gedeeltelijk eerder ingaan. De ingangsdatum kan niet eerder liggen dan de eerste van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer, gewezen deelnemer of de gewezen partner met een aanspraak op geconverteerd ouderdomspensioen de 60-jarige leeftijd heeft bereikt. Ligt de vervroegde ingangsdatum meer dan vijf jaar voor de pensioendatum van de deelnemer, gewezen deelnemer of de gewezen partner met een aanspraak op geconverteerd ouderdomspensioen, dan is het vervroegen van de ingangsdatum alleen mogelijk als de deelnemer, gewezen deelnemer of de gewezen partner met een aanspraak op geconverteerd

ouderdomspensioen aan de voorwaarden voldoet die de belastingdienst eraan stelt.

20.3. TERMIJN INDIENEN VERZOEK

De deelnemer, gewezen deelnemer of de gewezen partner met een aanspraak op geconverteerd ouderdomspensioen dient het vervroegingsverzoek zes tot vier maanden vóór de beoogde ingangsdatum van het ouderdomspensioen of geconverteerde ouderdomspensioen bij het beroepspensioenfonds in te dienen.

20.4. VERVROEGINGSFACTOR

Bij het geheel of gedeeltelijk vervroegen van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen of geconverteerde ouderdomspensioen wordt het jaarlijkse bedrag van het deel van het

ouderdomspensioen of geconverteerde ouderdomspensioen dat vervroegd ingaat, verlaagd met een

door het bestuur van het beroepspensioenfonds op grond van artikel 37.4 vast te stellen vervroegingsfactor.

De vervroegingsfactor is afhankelijk van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen of geconverteerde ouderdomspensioen. Voor (het deel van) het ouderdomspensioen of geconverteerde ouderdomspensioen dat is opgebouwd tijdens de deelnemersjaren tot

1 januari 2007, inclusief de over dat pensioen toegekende verhogingen, is de vervroegingsfactor tevens afhankelijk van het geslacht van de deelnemer, gewezen deelnemer en de gewezen partner met een aanspraak op geconverteerd ouderdomspensioen.

20.5. DEELNEMER MET DEELTIJD OUDERDOMSPENSIOEN

Gedurende de periode dat het deeltijd ouderdomspensioen tot uitkering komt, wordt de opbouw van het normpensioen voor de deelnemer voortgezet op basis van de pensioenpremie die berekend wordt op grond van artikel 24.10 en artikel 25.4.

20.6. BIJZONDER OUDERDOMSPENSIOEN VOLGT KEUZE

Het op grond van artikel 29.1 vastgestelde bijzonder ouderdomspensioen volgt de keuze van de deelnemer of gewezen deelnemer met betrekking tot het geheel of gedeeltelijk vervroegen van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen.

20.7. GEVOLG VERVROEGEN VOOR HOOGTE PREMIEOVERNAME

Kiest een arbeidsongeschikte deelnemer die recht heeft op premieovername wegens

beroepsarbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 14 voor het geheel of gedeeltelijk vervroegen van de pensioendatum, dan wordt de grondslag voor premieovername als bedoeld in artikel 14.7 verlaagd met het percentage waarmee het ouderdomspensioen vervroegd moet ingaan. Als gevolg hiervan daalt de hoogte van de premieovername als bedoeld in artikel 14.9 en neemt de

verdiencapaciteit als bedoeld in artikel 14.10 toe.

20.8. GEVOLGEN VERVROEGEN VOOR ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN

Bij het geheel of gedeeltelijk vervroegen van het ouderdomspensioen wordt het

arbeidsongeschiktheidspensioen verminderd met het deel van het ouderdomspensioen dat ingaat.

20.9. BEVESTIGING KEUZE VERVROEGEN

De deelnemer, gewezen deelnemer en de gewezen partner met een aanspraak op geconverteerd ouderdomspensioen ontvangt van het beroepspensioenfonds een schriftelijke mededeling van de hoogte van het ouderdomspensioen of geconverteerde ouderdomspensioen na vervroegen.

20.10. KEUZEVERZEKERAAR EN VERVROEGEN

Voor het deel van het ouderdomspensioen of geconverteerde ouderdomspensioen dat bij een keuzeverzekeraar is verzekerd, geldt in afwijking van artikel 20.4 dat het geheel of gedeeltelijk vervroegen plaats vindt op basis van door de betrokken keuzeverzekeraar vast te stellen vervroegingsfactoren.

Artikel 21 UITSTELLEN VAN DE INGANGSDATUM VAN HET OUDERDOMSPENSIOEN

21.1. KEUZE VOOR UITSTELLEN

De deelnemer, gewezen deelnemer en de gewezen partner met een aanspraak op geconverteerd ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 29.9 kan het opgebouwde ouderdomspensioen of geconverteerde ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk (20%, 40%, 60% of 80%) later dan de pensioendatum in laten gaan.

De keuze voor het geheel of gedeeltelijk niet laten ingaan is onherroepelijk voor het ingegane deel.

21.2. MATE VAN UITSTELLEN

Het ouderdomspensioen kan één of meer kalendermaanden geheel of gedeeltelijk later ingaan. De ingangsdatum kan niet meer dan zestig kalendermaanden liggen na de eerste van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer of gewezen deelnemer zijn pensioenleeftijd heeft bereikt. Wijzigt de pensioenleeftijd nadat de ingangsdatum van het ouderdomspensioen of geconverteerde

ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk is uitgesteld, dan werkt deze wijziging niet door naar het (deel van het) ouderdomspensioen of geconverteerde ouderdomspensioen dat is uitgesteld.

21.3. TERMIJN INDIENEN VERZOEK

De deelnemer, gewezen deelnemer of de gewezen partner met een aanspraak op geconverteerd ouderdomspensioen dient het uitstelverzoek zes tot drie maanden vóór het bereiken van de

pensioendatum bij het beroepspensioenfonds in te dienen. De deelnemer of gewezen deelnemer die het verzoek tot uitstel niet binnen deze termijn indient, wordt geacht niet te willen uitstellen.

21.4. UITSTELFACTOR

Bij het geheel of gedeeltelijk uitstellen van de ingangsdatum wordt het deel van het

ouderdomspensioen of geconverteerde ouderdomspensioen dat later ingaat, verhoogd met een door het bestuur van het beroepspensioenfonds op grond van artikel 37.4 vast te stellen

uitstelfactor.

De uitstelfactor wordt bij het bereiken van de pensioendatum vastgesteld en is afhankelijk van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen of geconverteerde ouderdomspensioen. Voor (het deel van) het ouderdomspensioen of geconverteerde ouderdomspensioen dat is opgebouwd tijdens de deelnemersjaren tot 1 januari 2007, inclusief de over dat pensioen toegekende verhogingen, is de uitstelfactor tevens afhankelijk van het geslacht van de deelnemer, gewezen deelnemer en de gewezen partner met een aanspraak op geconverteerd ouderdomspensioen.

21.5. BIJZONDER OUDERDOMSPENSIOEN VOLGT KEUZE

Het op grond van artikel 29.1 vastgestelde bijzonder ouderdomspensioen volgt de keuze van de deelnemer of gewezen deelnemer met betrekking tot het geheel of gedeeltelijk uitstellen van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen.

21.6. BEVESTIGING KEUZE UITSTELLEN

De deelnemer, gewezen deelnemer of gewezen partner met een aanspraak op geconverteerd ouderdomspensioen ontvangt van het beroepspensioenfonds een schriftelijke mededeling van de hoogte van het ouderdomspensioen of geconverteerde ouderdomspensioen na uitstel.

21.7. HERZIEN UITGESTELDE INGANGSDATUM

De deelnemer, gewezen deelnemer of gewezen partner met een aanspraak op geconverteerd ouderdomspensioen kan zijn gemaakte uitstelkeuze herzien door te kiezen voor een nieuwe ingangsdatum. Het herziene verzoek voor een latere ingangsdatum dan de laatstgekozen

ingangsdatum dient uiterlijk drie maanden vóór de laatstgekozen ingangsdatum te worden

ingediend. De nieuwe uitgestelde ingangsdatum kan niet verder in de tijd liggen dan het tijdstip als bedoeld in artikel 21.2 Het herziene verzoek voor een eerdere ingangsdatum dan de laatstgekozen ingangsdatum dient uiterlijk drie maanden vóór die eerdere ingangsdatum te worden ingediend.

Op het herziene verzoek blijven de uitstelfactoren van toepassing zoals die golden op het moment dat de deelnemer, gewezen deelnemer of gewezen partner met een aanspraak op geconverteerd ouderdomspensioen de pensioendatum bereikte.

21.8. KEUZEVERZEKERAAR EN UITSTELLEN

Voor het deel van het ouderdomspensioen of geconverteerde ouderdomspensioen dat bij een keuzeverzekeraar is verzekerd, geldt in afwijking van:

 artikel 21.2 als de uiterste ingangsdatum de eerste van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer, gewezen deelnemer of gewezen partner met een aanspraak op geconverteerd ouderdomspensioen de 70-jarige leeftijd bereikt.

 artikel 21.4 dat het geheel of gedeeltelijk uitstellen plaats vindt op basis van door de betrokken keuzeverzekeraar vast te stellen uitstelfactoren.

Artikel 22 CONVERSIE

22.1. KEUZE VOOR CONVERSIE

De deelnemer of gewezen deelnemer kan op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen het ouderdomspensioen via conversie omzetten in een hoger ouderdomspensioen bij aanvang. De conversiekeuze geldt voor het deel dat het ouderdomspensioen ingaat.

Ook de gewezen partner met een aanspraak op geconverteerd ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 29.9 en de nagelaten partner of nagelaten gewezen partner kunnen op de ingangsdatum van het geconverteerde ouderdomspensioen of het (bijzonder) partnerpensioen hun pensioen via conversie omzetten in een hoger pensioen bij aanvang.

De keuze voor conversie is onherroepelijk.

22.2. TERMIJN INDIENEN VERZOEK

De deelnemer, gewezen deelnemer en de gewezen partner met een aanspraak op geconverteerd ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 29.9 dient het verzoek tot conversie zes tot drie maanden vóór de ingangsdatum van het ouderdomspensioen of geconverteerde ouderdomspensioen bij het beroepspensioenfonds in te dienen. Degene die het verzoek niet binnen deze termijn indient, wordt geacht niet te willen converteren.

De nagelaten partner of nagelaten gewezen partner dient het verzoek tot conversie uiterlijk één maand na dagtekening van de pensioenopgave met de hoogte van het partnerpensioen of bijzonder partnerpensioen bij het beroepspensioenfonds in te dienen. Degene die het verzoek niet binnen deze termijn indient, wordt geacht niet te willen converteren.

22.3. BEREKENING VAN DE HOOGTE VAN DE CONVERSIE

Bij conversie wordt het betreffende pensioenbedrag op de ingangsdatum omgerekend door vermenigvuldiging van het pensioenbedrag vóór conversie met een door het bestuur van het

beroepspensioenfonds op grond van artikel 37.4 vast te stellen leeftijdsafhankelijke conversiefactor.

Met betrekking tot die pensioenbedragen uit hoofde van de deelnemersjaren tot 1 januari 2007, inclusief de over dat pensioenbedrag toegekende verhogingen, is de conversiefactor tevens afhankelijk van het geslacht van de (gewezen) deelnemer of nagelaten (gewezen) partner.

22.4. BIJZONDER OUDERDOMSPENSIOEN

Het op grond van artikel 29.1 vastgestelde recht op bijzonder ouderdomspensioen wordt bij ingang van het ouderdomspensioen op dezelfde wijze geconverteerd als het jaarlijks ouderdomspensioen waarvan het is afgeleid.

22.5. JAARLIJKSE CORRECTIE

Ter compensatie van de eenmalige verhoging bij ingang wordt het pensioen met ingang van 1 januari volgend op dan wel samenvallend met de ingangsdatum van het pensioen en nadien op 1 januari van ieder jaar, gekort door vermenigvuldiging met een kortingsfactor. Deze kortingsfactor wordt

vastgesteld in combinatie met de conversiefactor op het moment dat het pensioen ingaat en toegepast zolang het betreffende pensioen wordt uitgekeerd.

HOOFDSTUK 6 FINANCIEREN PENSIOENAANSPRAKEN EN BEPALEN