• No results found

Artikel 29 SCHEIDING EN DE GEVOLGEN VOOR HET OUDERDOMSPENSIOEN

29.1. VEREVENEN OUDERDOMSPENSIOEN

De gewezen echtgenoot, gewezen echtgenote of gewezen geregistreerde partner

(vereveningsgerechtigde) van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde heeft bij scheiding recht op het uitbetalen van een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Voorwaarde is wel dat een verzoek tot het gesplitst uitbetalen van het ouderdomspensioen door het beroepspensioenfonds, tijdig bij het beroepspensioenfonds wordt ingediend. Dit geldt ook bij het beëindigen van het aangemeld partnerschap voor de gewezen aangemeld partner als bedoeld in artikel 29.4.

Onder scheiding wordt in dit artikel verstaan echtscheiding, scheiding van tafel en bed en het beëindigen van het geregistreerd partnerschap anders dan door de dood of vermissing of een aansluitend huwelijk tussen dezelfde partners. Daarnaast wordt onder scheiding in dit artikel ook verstaan het ontbinden van het aangemeld partnerschap als bedoeld in artikel 29.4.

29.2. UITSLUITEN VEREVENEN OUDERDOMSPENSIOEN

De vereveningsgerechtigde en de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde kunnen het toepassen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding in de huwelijkse voorwaarden, de partnerschapsvoorwaarden of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding uitsluiten.

29.3. TERMIJN INDIENEN VERZOEK VEREVENEN

De deelnemer, gewezen deelnemer, gepensioneerde of vereveningsgerechtigde dient het verzoek om het opgebouwde ouderdomspensioen te verevenen binnen twee jaar na de datum van de scheiding door middel van het wettelijk voorgeschreven formulier te melden aan het

beroepspensioenfonds.

29.4. BEËINDIGEN AANGEMELD PARTNERSCHAP EN VEREVENEN OUDERDOMSPENSIOEN

Bij het beëindigen van het aangemeld partnerschap anders dan door de dood of vermissing van de aangemeld partner heeft de gewezen aangemelde partner van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde recht op het uitbetalen van een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen.

Voorwaarde is dat de gewezen aangemelde partner en de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde binnen twee jaar na het tijdstip van het beëindigen van het aangemelde partnerschap, het beroepspensioenfonds schriftelijk verzoeken om het opgebouwde

ouderdomspensioen te verevenen conform de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.

29.5. HOOGTE BIJZONDER OUDERDOMSPENSIOEN

De vereveningsgerechtigde heeft op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op 50% van het gedurende het huwelijk dan wel geregistreerde partnerschap opgebouwde ouderdomspensioen, gecorrigeerd met de door de deelnemer of gewezen deelnemer gemaakte keuzes op grond van hoofdstuk 5 . Voor de gewezen aangemelde partner die voldoet aan de

voorwaarden als bedoeld in artikel 29.4 gaat het om 50% van het tijdens de duur van het aangemeld partnerschap opgebouwde ouderdomspensioen.

Het aan de gewezen partner toekomende deel van het opgebouwde ouderdomspensioen wordt bijzonder ouderdomspensioen genoemd.

Het bijzonder ouderdomspensioen volgt de keuze van de deelnemer of gewezen deelnemer met betrekking tot het vervroegen of uitstellen van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 20 en artikel 21 en de keuze voor conversie als bedoeld in artikel 22.

29.6. GEEN VEREVENING BIJ KLEIN BIJZONDER OUDERDOMSPENSIOEN

Het ouderdomspensioen wordt niet verevend indien het aan de gewezen partner toekomende deel van het opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van scheiding gelijk is aan of lager is dan het in artikel 3, lid 3 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding bedoelde bedrag.

Bij het vaststellen van de hoogte van het ouderdomspensioen wordt uitgegaan van het ouderdomspensioen op de pensioendatum vóór conversie als bedoeld in artikel 22.

29.7. AFWIJKENDE VERDELING

De gewezen partner en de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde kunnen in de huwelijkse voorwaarden, de partnerschapsvoorwaarden of schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding een van artikel 29.5 afwijkend percentage of afwijkende periode overeenkomen, mits:

a. de gekozen periode in volle maanden wordt bepaald. Heeft de in aanmerking te nemen periode geheel of gedeeltelijk betrekking op de periode vóór 1 januari 2012 dan geldt, voor het als vrijgevestigd huisarts opgebouwde deel, dat de in aanmerking te nemen periode van vóór 2012 in volle kalenderkwartalen dient te worden bepaald; en

b. het bijzonder ouderdomspensioen leidt tot een bedrag dat hoger is dan het bedrag als bedoeld in artikel 29.6; en

c. het verzoek binnen de termijn als bedoeld in artikel 29.3 dan wel artikel 29.4 is ingediend.

29.8. BEGIN EN EINDE BIJZONDER OUDERDOMSPENSIOEN

Het bijzonder ouderdomspensioen gaat in op het moment dat het ouderdomspensioen voor de deelnemer of gewezen deelnemer ingaat. Bij de gepensioneerde gaat het bijzonder

ouderdomspensioen in, in de maand volgend op de maand waarin het beroepspensioenfonds het verzoek heeft ontvangen. Het bijzonder ouderdomspensioen vervalt op het moment dat het ouderdomspensioen eindigt.

Overlijdt de gewezen partner vóór de gepensioneerde, dan eindigt het bijzonder

ouderdomspensioen op de laatste dag van de maand waarin de gewezen partner overlijdt. Is het bijzonder ouderdomspensioen vóór of op 1 januari 2012 geheel of gedeeltelijk ingegaan, dan geldt voor het als vrijgevestigd huisarts opgebouwde deel, dat het pensioenrecht eindigt op de laatste dag van het kalenderkwartaal waarin de gewezen partner overlijdt. Vanaf het moment dat het bijzonder ouderdomspensioen eindigt, wordt het volledige ouderdomspensioen (weer) aan de gepensioneerde uitgekeerd.

29.9. EIGEN AANSPRAAK VOOR GEWEZEN PARTNER OP OUDERDOMSPENSIOEN

De vereveningsgerechtigde en de deelnemer of gewezen deelnemer kunnen bij huwelijkse

voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden dan wel bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding overeenkomen dat de vereveningsgerechtigde in plaats van een recht op uitbetalen van een deel van het ouderdomspensioen en de aanspraak op het bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 30.1, een eigen aanspraak op ouderdomspensioen bij het beroepspensioenfonds krijgt (geconverteerd ouderdomspensioen).

Aan het omzetten van de aanspraak van de gewezen partner op bijzonder ouderdomspensioen en bijzonder partnerpensioen in een eigen aanspraak op geconverteerd ouderdomspensioen worden de volgende voorwaarden gesteld:

a. het bestuur van het beroepspensioenfonds stemt in met het omzetten;

b. het ouderdomspensioen wordt in verband met het omzetten definitief verminderd. Het bepaalde in de laatste zin van artikel 29.8 en artikel 11.12 is na omzetten dus niet van toepassing;

c. het ouderdomspensioen is nog niet geheel of gedeeltelijk ingegaan;

d. de gewezen partner op het moment van ontvangst van het verzoek door het beroepspensioenfonds is jonger dan de pensioenleeftijd;

e. nader door het bestuur van het beroepspensioenfonds te bepalen voorwaarden, waaronder medische.

29.10. BEGIN EN EINDE GECONVERTEERD OUDERDOMSPENSIOEN

Het geconverteerd ouderdomspensioen gaat in de op de pensioendatum van de gewezen partner. De gewezen partner kan er voor kiezen om de ingangsdatum op grond van artikel 20 te vervroegen dan wel op grond van artikel 21 uit te stellen. Het geconverteerde ouderdomspensioen eindigt op de laatste dag van de maand waarin de gewezen partner overlijdt.

Voor de gewezen partner met een geconverteerd ouderdomspensioen dat vóór of op 1 januari 2012 is ingegaan geldt, voor het als vrijgevestigd huisarts opgebouwde deel, dat het pensioenrecht eindigt op de laatste dag van het kalenderkwartaal waarin de gewezen partner overlijdt. Het bepaalde in artikel 11.12 geldt niet voor geconverteerd ouderdomspensioen.

29.11. AANPASSEN VAN HET BIJZONDER EN GECONVERTEERDE OUDERDOMSPENSIOEN

De aanspraak op of het recht op bijzonder ouderdomspensioen dan wel geconverteerd ouderdomspensioen wordt jaarlijks aangepast op grond van hoofdstuk 7.

29.12. WIJZIGEN PENSIOENLEEFTIJD EN GEVOLGEN HOOGTE GECONVERTEERDE OUDERDOMSPENSIOEN

Wijzigt de pensioenleeftijd van het ouderdomspensioen dan wordt de pensioenleeftijd voor het geconverteerde ouderdomspensioen, conform artikel 10.10, vastgesteld en wordt de hoogte vermenigvuldigd met de collectieve uitstelfactoren.

29.13. KOSTEN

Het beroepspensioenfonds is bevoegd om de kosten in verband met het verevenen van het ouderdomspensioen bij de vereveningsgerechtigde en de deelnemer, gewezen deelnemer of

gepensioneerde bij ieder voor de helft in rekening te brengen, tenzij het bestuur besluit de kosten te verhalen op het netto uit te betalen pensioen.

29.14. WAARDEOVERDRACHT GECONVERTEERD OUDERDOMSPENSIOEN

De ex-partner kan de waarde van het geconverteerd ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 29.9 overdragen naar een andere pensioenuitvoerder. De artikelen 31.5, 31.6, 31.8 en 31.9 zijn van overeenkomstige toepassing op geconverteerd ouderdomspensioen.

Artikel 30 SCHEIDING EN DE GEVOLGEN VOOR HET PARTNERPENSIOEN

30.1. BIJZONDER PARTNERPENSIOEN

De gewezen partner van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde krijgt bij scheiding een premievrije aanspraak op bijzonder partnerpensioen.

Onder scheiding wordt in dit artikel verstaan echtscheiding, het ontbinden van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, het beëindigen van het geregistreerd partnerschap, anders dan door de dood of vermissing. Ook het beëindigen van het aangemeld partnerschap anders dan door de dood of vermissing wordt in dit artikel onder scheiding verstaan.

30.2. HOOGTE BIJZONDER PARTNERPENSIOEN

De hoogte van de premievrije aanspraak op bijzonder partnerpensioen is voor de gewezen partner van:

a. de deelnemer gelijk aan het opgebouwde partnerpensioen als bedoeld in artikel 11.5, onder A, tot de eerste dag van de maand die volgt op dan wel samenvalt met de dag waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

b. de gewezen deelnemer gelijk aan het partnerpensioen waarop de gewezen deelnemer bij het beëindigen van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 16 aanspraak heeft behouden, verhoogd met het bij het beëindigen door uitruil verkregen extra partnerpensioen als bedoeld in artikel 18.

c. een gepensioneerde gelijk aan het partnerpensioen waarop de gepensioneerde na ingang van het ouderdomspensioen aanspraak heeft behouden.

De hoogte van het op grond van de vorige alinea berekende partnerpensioen wordt verminderd met de hoogte van het bijzonder partnerpensioen dat aan eerdere gewezen partners is toegekend.

Artikel 11.3, letter b, en artikel 11.9, artikel 11.10 en artikel 11.11 zijn van toepassing op het bijzonder partnerpensioen.

30.3. BEGIN EN EINDE

Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het eindigt op de laatste dag van de maand, waarin de gerechtigde tot het bijzonder partnerpensioen overlijdt.

Als het bijzonder partnerpensioen vóór of op 1 januari 2012 is ingegaan, dan geldt voor het als vrijgevestigd huisarts opgebouwde deel, dat het bijzonder partnerpensioen eindigt op de laatste dag van het kalenderkwartaal waarin de bijzonder partnerpensioengerechtigde overlijdt. Gaat het bijzonder partnerpensioen na 1 januari 2012 in en het ouderdomspensioen van de overleden gepensioneerde is vóór of op 1 januari 2012 geheel of gedeeltelijk ingegaan, dan geldt voor het als vrijgevestigd huisarts opgebouwde deel, dat het bijzonder partnerpensioen ingaat op de eerste dag van het kalenderkwartaal, volgend op het kalenderkwartaal waarin de gepensioneerde overlijdt en eindigt op de laatste dag van het kalenderkwartaal waarin de bijzonder partnerpensioengerechtigde overlijdt.

30.4. OP VERZOEK GEEN BIJZONDER PARTNERPENSIOEN

De gewezen partner heeft geen recht op bijzonder partnerpensioen indien de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde en de gewezen partner dit in de huwelijkse voorwaarden,

partnerschapsvoorwaarden dan wel bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding zijn overeengekomen.

Aan het afzien door de gewezen partner van het recht op bijzonder partnerpensioen worden de volgende voorwaarden gesteld:

a. het verzoek moet binnen vierentwintig maanden na het tijdstip van scheiding door het beroepspensioenfonds zijn ontvangen;

b. de gewezen partner ziet af van zijn volledige aanspraak op bijzonder partnerpensioen;

c. het beroepspensioenfonds is bereid het uit de afwijking voortvloeiende pensioenrisico te dekken.

30.5. AANPASSEN VAN HET BIJZONDER PARTNERPENSIOEN

De hoogte van het bijzonder partnerpensioen wordt jaarlijks aangepast op grond van hoofdstuk 7.

30.6. OVERDRAGEN BIJZONDER PARTNERPENSIOEN

Een gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen heeft het recht dit te

vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, mits:

a. het beroepspensioenfonds bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken; en

b. de vervreemding onherroepelijk is; en

c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.

Artikel 31 WAARDEOVERDRACHT

31.1. INKOMENDE WAARDEOVERDRACHT

Inkomende waardeoverdracht houdt in dat de deelnemer die vóór de aanvang van het deelnemerschap aan deze pensioenregeling, pensioenaanspraken heeft opgebouwd bij een (beroeps)pensioenfonds of verzekeraar in de zin van de Pensioenwet of de Wet verplichte

beroepspensioenregeling, deze pensioenaanspraken door middel van waardeoverdracht overdraagt aan het beroepspensioenfonds ter verwerving van extra pensioenaanspraken bij het

beroepspensioenfonds.

31.2. TERMIJN INDIENEN VERZOEK INKOMENDE WAARDEOVERDRACHT

De deelnemer kan het verzoek tot inkomende waardeoverdracht na aanvang van het

deelnemerschap als bedoeld in artikel 2 indienen bij het beroepspensioenfonds. Ligt de aanvang van het deelnemerschap aan deze pensioenregeling vóór 1 januari 2015, dan kan het verzoek tot

inkomende waardeoverdracht uitsluitend binnen zes maanden na aanvang worden ingediend.

31.3. EXTRA PENSIOENAANSPRAKEN

Het beroepspensioenfonds zet de van het andere (beroeps)pensioenfonds of de verzekeraar

ontvangen overdrachtswaarde om in extra aanspraken op normpensioen. Deze extra aanspraken op normpensioen worden jaarlijks overeenkomstig het bepaalde in artikel 26.3, onvoorwaardelijk verhoogd.

31.4. VOORWAARDEN INKOMENDE WAARDEOVERDRACHT

Naast het op tijd indienen van het verzoek als bedoeld in artikel 31.2, moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

a. het deelnemerschap in de pensioenregeling van het (beroeps)pensioenfonds of de verzekeraar als bedoeld in artikel 31.1 moet op of na 1 januari 2007 zijn beëindigd;

b. het deelnemerschap in de beroepspensioenregeling voor huisartsen is aangevangen op of na 1 januari 2007.

Op de inkomende waardeoverdracht zijn verder de wettelijke bepalingen zoals die zijn opgenomen in de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de daarop gebaseerde regelgeving van toepassing.

31.5. UITGAANDE WAARDEOVERDRACHT

Uitgaande waardeoverdracht houdt in dat de gewezen deelnemer de bij het beroepspensioenfonds opgebouwde pensioenaanspraken door middel van waardeoverdracht overdraagt aan een

(beroeps)pensioenfonds of verzekeraar in de zin van de Pensioenwet of de Wet verplichte beroepspensioenregeling ter verwerving van extra pensioenaanspraken. Tot de opgebouwde

pensioenaanspraken behoren ook de extra pensioenaanspraken uit inkomende waardeoverdracht als bedoeld in artikel 31.3, inclusief de tot de overdrachtsdatum over deze pensioenaanspraken

toegekende aanpassingen op grond van hoofdstuk 7 en de vanaf de overdrachtsdatum nog toe te kennen onvoorwaardelijke verhogingen als bedoeld in artikel 26.3.

31.6. VOORWAARDEN UITGAANDE WAARDEOVERDRACHT

De gewezen deelnemer die gebruik wenst te maken van uitgaande waardeoverdracht als bedoeld in artikel 31.5 moet zijn verzoek na aanvang van het deelnemerschap in de nieuwe

(beroeps)pensioenregeling, bij het nieuwe (beroeps)pensioenfonds of de verzekeraar indienen.

Daarnaast moet het deelnemerschap op of na 1 januari 2007 zijn beëindigd. Ligt de aanvang van het deelnemerschap in de nieuwe (beroeps)pensioenregeling vóór 1 januari 2015, dan kan het verzoek uitsluitend binnen zes maanden na aanvang van de deelname in deze nieuwe

(beroeps)pensioenregeling worden ingediend.

Op de uitgaande waardeoverdracht zijn verder de wettelijke bepalingen zoals die zijn opgenomen in de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de daarop gebaseerde regelgeving van toepassing.

31.7. INKOMENDE WAARDEOVERDRACHT GEVOLGD DOOR UITGAANDE WAARDEOVERDRACHT

De uit inkomende waardeoverdracht verkregen pensioenaanspraken zullen bij uitgaande

waardeoverdracht inclusief de waarde van de op grond van hoofdstuk 7 toegekende verhogingen en de vanaf de overdrachtsdatum nog toe te kennen onvoorwaardelijke verhogingen als bedoeld in artikel 26.3, worden overgedragen.

31.8. GEVOLG UITGAANDE WAARDEOVERDRACHT

Bij uitgaande waardeoverdracht vervallen alle pensioenaanspraken van de gewezen deelnemer ten opzichte van het beroepspensioenfonds.

31.9. UITGAANDE WAARDEOVERDRACHT EN BIJ KEUZEVERZEKERAAR OPGEBOUWDE PENSIOENAANSPRAKEN

Voor zover de gewezen deelnemer pensioenaanspraken bij een keuzeverzekeraar heeft opgebouwd, is uitgaande waardeoverdracht slechts mogelijk indien de betrokken keuzeverzekeraar meewerkt aan de uitgaande waardeoverdracht.