‘Weet je,’ kwam Stompie los, ‘je most die Sjarreles van Wielingen toch niet
helegaar de bons geve, als ik jou was. Het gaat hier thuis niet, zoals het gaan mot.
Beter èèn vogel in de hand dan tien op de ring van Saturnus! O! Dat dacht ok ook
is, meid!.... Je snapt, wat ik bedoel, he? Een jonge met cente is een duur wegsmijte....
Zeg ie niks, Hilletje van me?’
‘Nee!.... Op onzin geef ik geen antwoord. Als u zo doorgaat, zijn we heel gauw
uitgepraat,’ sneed ze koel af, strekte weer haar benen, blikte afwachtend door de
lange wimpers, zag het fronsend overpeinzen van paps en kaatste: ‘Zegt u niks,
pappie van me? Zo'n bruidegom met gelakte deur en tafelzilver lusten we immers
niet in onze familie!! Zo'n soortement heertje met flodderlussies en reukvet in z'n
haar. Foei! Foei! Dat komt bij ons niet voor. Kijk maar naar Kris!! Een deftige vrijer
van goeie huize, dat is, eh.... je vaar verraaie.... Daar houe we 't op!’
‘Hield je van die Sjarreles?’
‘Wat doet dàt er toe?! Er is immers allang beslist! Als 'k genoeg van 'm hield, dan
had ik ja gezegd.... Ook al staat het niet in me horoskoop! Z'n voornaamheid doet
me geen zeer meer. Kris loopt tegenwoordig ook met zo'n popperig corsetjassie en
draagt puntschoenen met blufneusies. Nee, we hoeven waarachtig geen verschil te
maken, wat dàt betreft....’
‘Ozo! Net wat ik zegge wil! Je ziet het zelf zo goed als ik, gelukkig,’ onderbrak
Stompie happig, manoeuvreerde geslepen: ‘Als lijsieskoopman liep meheer op z'n
tandvlees te barrele; en nou krijg jij al een standje van de grootvorst als je 't vertikt
om in je Zondagse bullen met 'm in de stortregen te gaan wandelen. Het eerste vleugie
voorspoed, dat
we hier beleven mochte, heeft meer kwaad dan goed gesticht....’
‘'k Hoor het u zeggen, vader....’
‘Meer kwaad dan goed, ja! Je moeder is de kluts kwijt, doet dingen waar je van
rilt.... En Kris is van de ochend tot de avond aan de roezeboes. Zogenaamd voor
zake.... En als je nou toch geen hekel aan die jongeheer Sjarreles hebt, dan zou 'k zo
zegge....’
‘Och?!’ schamperde Hilletje, stond rijzig voor de tafel om verdere redenatie te
stuiten: ‘Doe me een plezier!.... Ja, Kris is een meheer geworden! Erg genoeg! Maar
dat hebt u toch voorspeld en in de hand gewerkt?! U hebt gesproken over
communicerende vaten, of weet ik veel! Moeder moest en zou een dame worden....
Geef ze ongelijk!.... Charles was een prul en al z'n geld van de armen gestolen, niet?’
‘Ja, maar luister nou is!’
‘Niks! Eens gestolen, blijft gestolen!! Ineens is hij bij u in de gratie, net,
fatsoendelijk en geschikt om.... jullie uit de knoei te helpen? Waar ziet u me voor
aan, vader?!’ ‘Ja, meid.... Ik bekijk het anders, weet je....’
‘Doet u? Ja, 'k geloof, dat u zo langzamerhand ook een beetje helderziend begint
te worden....’
‘Dat is te zegge,’ haperde Stompie, wist geen raad meer met z'n haak en sloeg 'm
in de overgordijnen achter z'n stoel. ‘Ik bedoel.... Je verstaat me niet goed. Ik bekijk
het eerlijk genoeg! Ik blijf vader, niet waar? Ontmoet je die Sjarreles nog wel is?’
‘Vaak genoeg! Tenminste, hij mij!’ herstelde ze, schoof de kraag van haar mantel
op en voorkwam kittig: ‘Nee, daar hoeft u heus niet blij om te wezen! Ik heb me
niets te verwijten. Z'n kadootjes kan 'k gelukkig missen. En goeie dag en goeienavond
kost geen moeite....’
‘Ben jij dan zò stapel op Kris?!’
‘Zòòò stapel? Ik weet niet, hoe erg of dat wel is. Maar ik
hou in elk geval nog wel voldoende van hem om het eerlijk te menen en heb geen
tweede vrijer op achterhand nodig. Is 't verhoor afgelopen?’
‘Verhoor?!’ protesteerde vader met aandoenlijke verontwaardiging: ‘Noem jij dat
een verhoor, als 'k het geluk van me kindere in de gate hou?! 'k Heb geen grote bek
en ondankbaarheid verdiend, zou 'k zo zegge! Ik commandeer je toch niks!! Je hoort
mijn niet bewere, dat je Kris beduvele mot. Ik zal de laatste zijn om geniepigheidjes
te advisere.... Maar je hoeft toch om de ene vrijer de andere niet helegaar te
verwaarloze en te mije, wel?!’
‘Vraagt u dat nog?!?!’
‘Verspele kan je een van de twee altijd. Dat is van tevoren niet te zien. Met twee
hengeltjes visse is nergens verbooje, meid! Je kan die Sjarreles toch wel zo'n beetje
aan de sleur houe tot je met Kris goed en wel getrouwd ben!.... Of anders om! Daar
steekt ommers niks achter. Gewiekst weze is de boodschap, anders kom je d'r niet!
Alles in 't fatsoen-delijke, dat spreekt! Geen gelollebol en stommiteite!! Alleen ze
zò, net als bij het snoekiesvange, stevig an 't lijntje houe.... ‘Vader!!’
‘Wat sta je daar nou of ie van 't suffertje geraakt ben?!.... Verrek!.... Jullie wete je
ook nooit is te behelpe!!’
‘U anders wel! U had in uw tijd zeker nog een sliert meisies in reserve, niet?
Moeder was tenslotte de prijs uit de grabbelton. En nou staat u verbaasd, dat ze lak
aan u begint te krijgen?!’ plaatste Hilletje vinnig, gebaarde beu: ‘Ik kwam voor me
lol even naar huis toe! Getroffen heb ik het! Eerst weken lang dat gewurm om me
tegen me zin uit m'n dienst te halen; en nou weer die bemoeierij met iets, dat mij en
geen mens anders aangaat. Ik begrijp niet waar u over praat! Sinds ik onder de mensen
ging, heb ik veel geleerd en weet dan nou m'n eigen weetje wel. 'k Heb me aangewend
om niet tè kleinzerig te wezen; maar wat u me voorstelt....
Niks!!.... Daar gaan we niet op in!.... 'k Ben gelukkig al zo'n beetje zelf baas en doe
er geen afstand van.... Laat me met rust! Jullie pluizen de planeten uit.... en ik blijf
ippes in me diensie, in me keukentje, waar niemand me moeit....’
‘En Sjarreles?!’
‘Als die voorbij komt of me tegen 't lijf loopt, zal ik 'm zeggen, dat m'n pa geen
bezwaren heeft en 'm graag als schoonzoon wil aanvaarden met.... tafelzilver en al!....
Dàààààg!!!’
‘En als het nou is hommeles wordt met Kris?!’ trachtte Stompie nogmaals
weerwoord uit te lokken, doch kreeg een vernietigend, langer gerekt: ‘Dààààààààg!’
terug en zat schutterig door de gordijnen te staren naar z'n mooie dochter, die hem
en z'n schitterende plannen dartel ontliep door de reevlugge bouw van haar reppende
benen....
Op Hilletje viel weer niet te rekenen. En toch: er moest, hoe dan ook, geld komen
om de zaak drijvende te houden en aan Riek en Kris te bewijzen, dat hij, Gerrit, ook
niet van gisteren was, meer kon dan mopperen en als Maharadja in soepjurk
ronddweilen....
‘Geld! Sodemeknorhaan!!’ Er was immers genoeg, meer dan plenty! Er moest,
hier of daar, een gaatje zijn waar het te vinden was, waar het maar voor het grijpen
lag met een beetje lef en doorzicht. ‘Fortuin leit op straat!’ piekerde Gerrit in z'n
verlatenheid, beknabbelde het roer van z'n doorrokertje om meer houvast te hebben....
En weer rees, uit een zilverval van guldens en rijksdaalders, jongeheer Sjarreles
In document
Willem van Iependaal, De dans om de rinkelbom · dbnl
(pagina 66-69)