‘Schei toch uit, jij met je vroeger!’ beet Kris afwerend. ‘Vroeger... Zo wauwelen
de geesten op een spiritisten-bijeenkomst. Wat geweest is, is voorbij. Vroeger was
jij doodgewoon Stompie, de dievensnees; en nou ben je meheer Pedasco...’
‘Uit de kou ben 'k er mee!’ hoonde Gerrit, bonkte met z'n haak op de tafelrand en
sakkerde beweeglijk: ‘Een reuze meheer ben ik... Ik met me sleepjurk!... Ik klaver
me een hartkwaal, dertig treeje heen en weerom. En nou gaan we de zaken alweer
uitbreide en verplaatsen. Dat zeg jij tenminste... Affijn, de commissie kan me nog
meer vertelle... Ik zit hier goed en voel er niks voor om nog rijker te worden. Ik
verdom je feestelijk... Vroeger...’
‘Komt ie weer over vroeger!’ ruziede Riek mee, draaide hatelijk alle lichtpunten
aan en sarde: ‘Ziezo! Nou kan 'k je beter zien. Luchte is nòg wat anders. Vroeger
was jij gebrand op geld, begroef je 't in de grond en liet mijn en Gonda op een slof
en een schoen door de buurt barrelen. Jij kan hier blijven zitten, dat is jouw zaak,
maar ik trek mee, als Kris wat beters weet. Dat antieke schurfie hier, hangt me ellen
de keel uit. Jou kan 'k niet vernieuwe of inruilen, jammer genoeg, want ik heb mooier
en beter gezien.’ ‘Sjongejonge! Wat je zegt?!’
‘Wees mirakels blij, dat Kris je in uniform stak en toonbaar maakte, want anders
was je helemaal nergens bruikbaar voor geweest. Je ben nou tenminste een Hoogheid!
En hoe werk je 't dan nog af?! Er is geen aasie plechtigheid aan jou en heel je lijf
niet. Je ben en je blijft maar een bootwerker, een van de kaai en meer niks!’
‘En jij wordt nooit geen barones! Verbeel je maar niks!’ pareerde Gerrit grimmig,
zette zich schrap tegen een aanval op twee fronten en mokerde schor: ‘Ik zeg jou,
dat jij nooit
geen dame wordt, hoogstens een opgetutte larie-madam, die, bij al d'r fatsoen, nog
vergeet om me te verwijten, dat 'k maar èèn klauw heb! Ja, waarom zou je niet? Zo'n
schunnigheidje siert de mevrouw! doet het prachtig bij je fluwelen japon. Ik heb
indertijd geprobeerd om me vrete te verdiene... Ook voor jou! 'k Heb dag en nacht
gebuffeld in de haven en er me klauw bij verspeeld. En nou ben jij een schoftige
leedy en ik je pias! Wat een vooruitgang! Wat een promosie!! Jij hebt mooier en
beter gezien... Ik ook! Toen je stond te simpe, omdat je d'r bij je dronke vaar uitgetrapt
werd, geen dak meer had en geen raad meer wist. Maar je overgrootpapa hebben ze
met vier witte paarden getrokken! Nou en of! Uit mekaar getrokke, zal je bedoele!!’
‘Je ben een ploert!’ schreeuwde Riek.
‘En jij me echtgenoot!’ repliceerde Gerrit rookpuffend, bleef schijnbaar kalm en
hervatte: ‘'k Heb geploeterd voor jou en me dochter, die zich geeneens meer
verwaardigt om te schrijven. Zonder boe of bah ging ze met d'r mevrouw de zee
over, me Hilletje... Die ben 'k ook al verspeeld! Eerst me klauw, toen me verstand
en nou me dochter! Wat een vooruitgang! Wat een succes!’
‘Dat heb je toch allemaal zelf zo ingesteld en gewild! Jij wou immers de grote
jongen worden, niet? Jij wou tonen wat je waard bent?!’ krenkte z'n vrouw op haar
beurt, smeet met de deuren en lachte snerpend: ‘Hij krijgt pijn in z'n buik! Hij gaat
z'n eigen wat van mijn en z'n dochter aantrekken!’
‘Wat ben jij voor een moer?!’ brieste Gerrit rijzend, vergruizelde z'n kop en schotel
terwijl hij beukte: ‘Durf jij nog te praten over ons Hilletje?! Haar heb ik motte grieven
om jouw kakmedammerige schulde af te doen...’
‘Wat grieven en afdoen?’ wilde Kris tussenbeiden komen: ‘Er valt niks te
bekokstoven buiten me om... Ik wil weten...’ ‘Breek me smoel niet open!’ brulde
Stompie, beheerste zich
weer enigermate en wenkte afsnijdend: ‘Gaat jou niks aan!... Jij krijgt mijn te veel
kapsie! Jij ben ook je benarde tijd vergeten, toen je op je tandvlees liep te baandere
met je lijsies en 's avonds bij me kwam om een vorkie mee te prikke. Toen had je
een gat in je darme en geen bezwaar tege me rotmeubeltjes! Ik heb van me leven
raar motte scharrele, maar nooit geprobeerd om, net als jij, voor rinkelreep te spelen.
Dat wou 'k je maar effe zegge...’
‘Je wordt bedankt!’
‘Dat hoeft niet!... Ja, ik heb indertijd me geld bewaard en opgepot. En waarom?!
Omdat ik risico moest nemen en angst had, dat jij, schone dame, geen brood zou
hebben als ik gegrepen werd. En nou hebben we 't goed, ben 'k zo ver gearriveerd,
dat 'k bij elke gelegenheid als een prul te kijk sta bij me wijf en m'n compagnon, die
met mijn centen beginnen most!... Medam Pedasco, die me nou te mottig en te
geknauwd vindt. Medam, waar 'k me Hilletje voor belaagde om de pronk van d'r
verheven moer te betale... Dat is nou mijn winst en rijkdom.... Bah!’ reutelde Gerrit
verstikkend, zonk terug in z'n zetel en slikte snikkerig: ‘'k Wou dat 'k me poten
gebroke had voor ik aan heel de rottigheid begonne was...’
‘Wat heb je uitgehaald?! Hoe heb je door Hilletje geld losgemaakt?’ drong Kris
fel, kreeg geen antwoord en rekte zich gezaghebbend: ‘Hoor je me niet? Ik eis...’
‘Pas op! Stoot je hoofd niet!’ spotte Gerrit minachtend, rilde kwasi beducht, keek
zwijgend naar de klok, liet Kris razen en dreigend de tafel bebeuken en nodigde staal:
‘Binne!!’
‘Doe je muil open!’ tierde Kris woedend.
‘Ik?... O, nee!... U ben aan 't verkeerde adres, meheer! Aan de deur wordt niet
gekocht of gegeven. Wij kopen geen lijsies! Me wijf en me compajon hebbe de
gloeiende smoor aan lijsies! We kopen niet van scharrelaars aan de deur!
Wat u presenteert kan naar de vuilnishoop met me meubeltjes en al de lieve
herinneringen... Maar als u een balcon met twee openslaande deuren in voorraad
hebt, dan graag! Of anders een garage, een tennisbaan of een balzaal...’ ‘Sterf!!’ siste
Kris en:
‘Sjongejonge! Me man wordt uiig op de late avond!’ treiterde z'n vrouw, Kris
opduwend, en wachtte af met de armen onder de weelderige boezem, die zwaar ging
van ingehouden woede en overdadige smuk...
Gerrit zweeg en bleef zwijgen, zat, diep rimpelend met z'n doorrokertje tussen de
In document
Willem van Iependaal, De dans om de rinkelbom · dbnl
(pagina 133-136)