• No results found

beschilderde plafond, hekelde de slechte afwerking, verteld met een troebel herhalen van haar vele ontmoetingen in de stad, beklaagde zich over de propvolle trams en

de slopende drukte van het verkeer om met verachtelijk tuitmondje te besluiten: ‘Zo'n

lawaaistad!.... Je weet haast niet meer, waar je 't zoeken moet! Van rustig oversteken

is geen sprake meer! Dat gaat allemaal maar ritsrats doorelkaar.... Je wordt er duizelig

en confuus van!’ Knikkend luisterde Hilletje met een hand op de kraan, woog het

water in de vollopende ketel, deed gejaagd bedrijvig, beloofde thee en waagde

geforceerd: ‘Ja, dat eeuwig gerit en geros. De herrie van al die wagens en trams...

Bent u nog geweest, waar u wel meer komt?... Ik bedoel... U weet wel... Bij de

Chinees, zal 'k maar zeggen...’

‘O, die!?... Nee!’ versmeet mevrouw plots energiek, had bereids haar handtasje

open en wapperde met een krantknipsel: ‘Chi-Wang-Hong! Ja, 'k versta, wie je

bedoelt! Dat is een smeerlap! Een geraffineerde oplichter! 't Is helemaal geen Chinees,

maar een gewezen kastelein uit Zaandam! Een doodgewone kroegbaas!... De justitie

waarschuwt in het ochtendblad van gisteren... Hoe is het mogelijk!! Hij is een

bedrieger van het eerste water en van de week gegrepen voor het zwendelen bij een

seance. Zo'n schijnheilige dief met z'n dure wierookoffers en belicht Boeddhabeeld!

Maandenlang heb ik het meegemaakt! Maandenlang, Gonda! En je blijft voor een

raadsel staan... 't Is een doortrapte smeerlap, die mijnheer Chi-Wang-Hong met z'n:

Goede gorge! Skoon weertje, mewrouw! Natuurlijk is het een schoft! Een gewezen

kroegbaas!... Maar de beschrijvingen, die hij me gaf van m'n moeder en de andere

doden in de familie waren frappant! Dat kan iemand maar niet zo lukraak overbrengen.

Er zijn dingen tussen hemel en aarde, waar we niet van dromen, zegt Shakespeare...

Ja, en hoe groter geest, hoe

groter beest, is ook een gezegde, dat dikwijls juist blijkt. Zo'n man als die

Chi-Wang-Hong kan als mens een schobbejak zijn en als medium bijzondere gaven

hebben. Hij is slecht, maar je weet niet, wat je er van zeggen moet, Gonda...’

‘Nee... Net niet, mevrouw...’

‘Zo'n vent met z'n heilige walm, opening met tempelgebed, gewijde liedjes en

experiment in het duister. Als je 't overdenkt... Al die manifestaties... Misschien een

karakterloos individu, maar begaafd, zeer begaafd, Gonda...’

‘Ja, mevrouw’, beaamde ze grif, schonk water bij en durfde, ruggelings: ‘Ik geloof,

dat ik het met u eens ben. Er zijn immers ook nog wel fatsoendelijke voorspellers.

Ik voor mijn, ik doe er niet aan... Maar weet u, wie er in de laatste tijd mirakels veel

opgang heeft gemaakt? Een adres waar je heel gunstig over hoort spreken...’

‘Hier in de stad?’ ondervroeg mevrouw zonder veel animo, verschoof het gordijntje

van het achterraam en tuurde loom, verdekt geeuwend, naar het beulend gezwoeg

van de vloekende slepers, die op de nauwe kade hun schichtige knollen in bedwang

hielden of achteruit duwden om kisten en balen te lossen of te laden.

‘'k Had het u al is eerder willen zeggen’, bracht Hilletje uit en zette door: ‘U gelooft

er in... In de kaarten en zo. En als u nou toch aan de voorzegging vasthoudt, kan u

net zo goed naar een beroemd en vertrouwd adres gaan. Op de Molenwaterweg is

een soort van sterrenkundig instituut, wordt er gezegd...’

‘Molenwaterweg?!’ verwerkte mevrouw met meer belangstelling, ontkende: ‘Nog

nooit van gehoord!’ tuurde weer naar het stadig gebonk van de kerels buiten,

beklaagde: ‘Ach, die paarden! Die arme beesten!’ en polste verwonderd: ‘Een

instituut, zeg je? Het nummer weet je niet, he?... Enfin, een instituut... En op de

Molenwaterweg...’

‘Astrologisch!’ verhevigde Hilletje kleurend, beroerde

nodig de pannen en schotels op het fornuis en loosde hortend: ‘Madam Pedasco...

Biancha Pedasco... Ze ziet het lot in de planeten, wordt er beweerd. Maar ik wil er

de aanbrengster niet van zijn, want de mensen zeggen zo veel. U moet zelf uitvinden.

Wat de mensen elkander napraten, hoeft nog geen waar te zijn, Wat u?’

‘Nee, dat spreekt! Inderdaad!’ vond mevrouw, ging er niet verder op in, dronk

thee, keuvelde nog wat na en verdween dribbelend naar haar kamer.

Ruim een week later kwam ze opgetogen de keuken instruikelen: ‘Gonda!...

Gonda!! Ik ben’, greep ze de hand van de ontdane Hilletje en kneep dankbaar:

‘Ongelooflijk! Niet om na te vertellen! Biancha Pedasco... Zo iets heb ik nog nooit

meegemaakt!... Geniaal!!’

‘Wat dan, mevrouw?’ stumperde Hilletje sober, poogde in haar schuldbesef de

handen vrij te maken en slikkend het geklop in haar keel te bedaren: ‘Ben u toch

gegaan?... Ik dacht...’

‘Ja, lief van je!... Fameus!’ onderbrak mevrouw spontaan, kon niet stilstaan en

nodigde joviaal: ‘Kom mee!’ ging lofzeggend voor, gevolgd door de treuzelende

gedienstige, die schuw het salon betrad en liever staan bleef.

‘Fameus!... Verbluffend!’ dweepte de tengere, geëxalteerde dame zonder respijt

en met schier jonkvrouwelijke aanbidding. Dankbaar informeerde ze: ‘Hoe kwam

jij aan het adres, kind?! Lief van je! Heel attent!! Wie heeft je verteld van madame

Pedasco? Wie, Gonda?!’

‘Mij?!... Dat weet ik zelf geeneens’, stotterde deze, friemelend aan de banden van

haar schort en bedacht: ‘Ergens op straat heb ik het gehoord, geloof ik... Van de

mensen... Was het duur?’

‘Duur?! Zo iets is onbetaalbaar!! 't Was frapperend!!’ vond mevrouw, ging staan

om te zitten en zitten om te staan, gesticuleerde onophoudelijk en telde op haar

vingers uit:

‘M'n naam!... Ouderdom... Geboorteplaats... Huwelijk... Het bedrijf van mijnheer!

Alles haarfijn!... Haarfijn!! Geen foutje! M'n eigen meisjesnaam en geboortedatum!

Hoe 'k kennis kreeg aan m'n man en alles uit m'n jeugd! Dat geloof je niet, he? Nee,

dat is ook niet om te geloven!... Dat moet je eerst zelf ervaren... Alles wist ze, die

madame Pedasco! Dat van mijnheer... Z'n doen en laten. Z'n buien en dat met andere

vrouwen... Enfin, alles! Alles!! En over jou... Woordelijk waar!’

‘Over mij?!’ schrok Hilletje, maakte attent op de pendule en zocht de deurknop.

‘Over mij... Dat zal wel niet veel fraais geweest zijn... Ik hou me soep in de gaten...’

‘O, ja!... Prachtig!’ volgde mevrouw naar de keuken, reikte aan de onthutste Gonda

soepballetjes en smakte de vliegenkast dicht: ‘Je moet er zelf ook eens heengaan!...

Waar is de groenten?... Jij moet ook je horoscoop eens... Zo!... Ik help je vanmiddag!...

Een wondermens, die madame Pedasco! En heel de receptie zo bijzonder, zo heel

apart!... Ceremonieel! Een Hindoe, in elk geval een Oosterling, ontvangt je aan de

deur... Dan een lange, donkere gang door... Een volgende keer gaan we samen,

Gonda!’ ‘Samen? U en ik?!... Zal ik maar zouten om abuizen te voorkomen?’ ontweek

deze vergrauwend, dook weg in de gootsteenkast en rommelde langdurig.

‘Anders wel een type, die Biancha!... Wat doe je meid?!... Ik zei: anders wel een

type, die madame...’

‘Ja, dat zal wel’, wist Hilletje, vechtend me(haar schaamte, angst en berouw. En

als een zweepslag kwam op haar neer: ‘'k Ben toch zo echt blij, dat jij me aan het

adres hielp en dat je met je mooie karakter ook in de voorspelling lag. Je open

eerlijkheid en zeldzame trouw... 't Is misschien dom van me om het je te zeggen,

maar het is waar; en als we strakjes samen gaan, hoor je het zelf ook...’

‘Ach, mevrouw... Ik...’

‘Nee, daar hoef je waarachtig niet om weg te kruipen! Trouw en eerlijk! Daar kan

je trots op zijn, Gonda! En je weet, wat 'k je beloofd heb! Als je tot een huwelijk

komt... Maar jij trouwt voorlopig nog niet, he? Jij blijft nog lang, nog heel lang bij

me, niet?! Wij kunnen het veel te goed met elkander vinden. Sinds jij hier kwam,

voel ik me heel anders, opgeruimder, gezelliger!’ beleed het nietig, nerveus

hippetrippende dametje, staakte haar beredderen en schouwde met rustiger ogen,

waaruit alle droefenis week, naar Hilletje en omarmde intiem: ‘Jij!... Jij bent mijn

dochter! Ik had allang eens naar je moeder moeten gaan om kennis te maken. 't Was

niet correct van me. Ik heb het zo vreselijk druk, he? Maar ik beloof je, dat ik nog

deze week naar je huis zal gaan. Nou goed!’

‘De peentjes!!’ schorde Hilletje bijkans bevelend, ontliep bevend de omhelzing

en worstelde vruchteloos met het zilt in haar keel...

Waarom had ze niet geweigerd mee te doen aan het liegen en bedriegen? Waarom