• No results found

Opzet statistisch onderzoek

oorsprong van de acceptatie van hybriditeit

4. De acceptatie van de hybride beeldtaal beoordeeld

4.1 Opzet statistisch onderzoek

4.1.1 Methodiek

Om statistisch onderzoek te doen naar de waarneming en waardering van hybride beelden is gebruikgemaakt van de door Ronald Hünneman en Triangle Studio’s ontwikkelde applicatie ‘De Ronde Kamer’. Dit is een programma die deelnemers vier afbeeldingen in een virtuele kamer toont en verschillende parameters van het kijkgedrag registreert om het verschil in voorkeur voor bepaalde beeldtypen te kunnen onderzoeken. Op deze wijze wordt gemeten hoe lang en hoe vaak een persoon naar elke afbeelding kijkt, hoe vaak er wordt ingezoomd en hoe lang vervolgens naar de afbeelding wordt gekeken, voordat deze persoon zijn of haar voorkeur selec-teert. Deze applicatie was in eerste instantie ontwikkeld om figuratieve met abstracte kunst te vergelijken, maar werd tijdens dit onderzoek gebruikt om de kijktijd van en de voorkeur voor hybride en niet-hybride beelden te meten.

Tijdens het onderzoek werden deelnemers gevraagd plaats te nemen tegenover een bioscoop-scherm waarop virtuele kamers werden geprojecteerd, waar doorheen kon worden genavi-geerd door middel van een joystick. In elke virtuele kamer konden deelnemers kiezen uit vier beelden, waarvan steeds twee hybride en twee niet-hybride. Van de acht kamers bestonden drie uit oude beelden en vijf uit nieuwe. De combinaties die werden getoond waren per deelnemer verschillend. Elk beeld werd slechts één keer getoond. De deelnemers werd gevraagd het beeld van hun voorkeur te selecteren door er eerst op in te zoomen en vervolgens op een knop te

drukken. In totaal namen 38 personen deel aan de test, waarvan 19 mannen en 19 vrouwen, variërend in de leeftijd van 19 tot 66 jaar en van verschillende opleidingsniveaus.76

Aanvullend werd deelnemers van het onderzoek gevraagd een vragenlijst in te vullen waarin werd gevraagd naar hun leeftijd, postcode en scholing. Verder werd hen gevraagd of ze dagelijks gebruikmaakten van een smartphone of een tablet (niet om te bellen). De dagelijkse omgang met deze technologie dient daarbij als indicatie van de ervaring die mensen hebben met digitale apparaten en hybride en gelaagde interfaces. Daarnaast werd hen gevraagd in hoeverre ze ervaring hadden met het maken van beelden door middel van opmaaksoftware, zoals het vormgeven van uitnodigingen of fotoboeken. Deze vragen konden worden beantwoord met ‘ja’ of ‘nee’. Eveneens werd hen gevraagd in hoeverre ze enige vorm van kunstonderwijs hadden genoten. Daar werden de volgende waarden aan verbonden: geen kunstonderwijs (0), CKV op de middelbare school (1), cursussen gevolgd in schilderen, film of fotografie (2), beeldende kunst als eindexamenvak (3), cursussen waarbij veel kunst wordt bekeken (4) en opleidingen in het hoger onderwijs, zoals kunst- en cultuurwetenschappen, kunstgeschiedenis of kunstacademie (5).77

4.1.2 Hypotheses

Als basis van dit statistisch onderzoek zijn de volgende hypotheses opgesteld. Mensen die vaker zijn blootgesteld aan hybride beelden, zullen een positievere houding hebben ten opzichte van dergelijke beelden. Daarbij wordt aangenomen dat deze mensen ervaring hebben met verzadigde hybride beelden door het gebruik van smartphones en/of tablets en een zekere bekwaamheid hebben met ‘content creation’ software, oftewel opmaakprogramma’s. Er wordt verwacht dat mensen die dagelijks interacteren met hybride en gelaagde interfaces van digitale apparaten dezelfde esthetiek ook in grafisch ontwerp meer zullen waarderen dan mensen die deze ervaring niet hebben. Hetzelfde geldt voor de ervaring met software waarmee beelden worden gemaakt, waarbij het werken in lagen wordt gestimuleerd en ondersteund. Dat leidt ertoe dat men ook beter in staat is de gelaagdheid in beelden te kunnen onderscheiden en te waarderen.

Eveneens wordt verondersteld dat naarmate iemand meer kunstonderwijs heeft gehad, hij of zij meer ervaring heeft met het bekijken van beelden in zijn algemeenheid en een grotere voorkeur aan de dag zal leggen voor hybride beelden. Een complexe beeldtaal zoals deze vereist namelijk een grotere bedrevenheid in het verwerken van beeldende informatie. Daarnaast wordt verwacht dat jonge mensen ten opzichte van oudere mensen een sterkere voorkeur voor hybride beelden zullen hebben. Bij oudere mensen zijn de waarnemingspatronen immers al reeds gevormd en zal een nieuwe beeldtaal minder snel kunnen worden aangeleerd.

Aangezien voorkeur kan worden bepaald door het gemak waarmee beeldende informatie kan worden verwerkt, wordt in eerste instantie verwacht dat de mensen die ervaring hebben met verzadigde hybride beelden, een geringe leeftijd hebben of veel kunstonderwijs hebben genoten, korter naar dergelijke beelden zullen kijken dan mensen die niet aan die criteria voldoen. Zij hebben namelijk dankzij hun training minder tijd nodig om die beeldende infor-matie te verwerken. Enerzijds kan de ervaring met het kijken naar beelden dus leiden tot een kortere kijktijd en een grotere voorkeur, maar anderzijds kan het gebrek aan ervaring eveneens leiden tot een kortere kijktijd. Bijvoorbeeld wanneer deze mensen geen cognitieve energie 76 Ophetmomentvanschrijvenvandezescriptiewashetonderzoekvoornamelijkafgenomenbijstudenten,een aantaldatongeveertweederdevandeonderzoekspopulatieinbeslagnam.Hetstrevenisomeveneensmensenuit andereleeftijdscategorieënaandeonderzoekspopulatietoetevoegen.Ondanksdatdaarplannenvoorzijn,zullende uitkomstendaarvantelaatkomenvoordeafrondingvandezescriptie. 77 Bijhetopstellenvandezecategorieënisdeafweginggemaaktomdeervaringinonderwijsmetanderekunstvormen buitenbeschouwingtelatenenomteconcentrerenopdebeeldendekunst.Omteonderzoekenofonderwijsinvloed heeftopdevaardighedenvanmensenombeeldenwaartenemen,isbijvoorbeeldmuziekonderwijsminderrelevant.

willen besteden aan de verwerking van een hybride beeld. Dan hebben we te maken met het eerder beschreven omslagpunt waarop een beeld te nieuw en te complex is voor mensen om nog uitdagend te zijn en er voldoening uit te kunnen halen. Wanneer een beeld wel als uitdagend wordt gezien, dan zou dat juist resulteren in een langere kijktijd en grotere voorkeur.

Op dezelfde wijze kan een gering aantal keren dat een beeld wordt bekeken er aan de ene kant op wijzen dat het beeld al snel wordt doorzien en aan de andere kant op afstoting. Hetzelfde geldt voor de registratie van het aantal keer en het aantal seconden dat een beeld ingezoomd wordt bekeken. Om een uitspraak te kunnen doen over de aannemelijkheid van deze twee verkla-ringen wordt verwacht dat de aantallen van de wijze waarop soorten beelden door verschillende groepen worden bekeken sterk uiteen zullen lopen. Als bijvoorbeeld deelnemers die weinig ervaring hebben met software minder vaak naar hybride beelden kijken dan deelnemers die wel die ervaring hebben, kan dat er op wijzen dat de waarneming van dergelijke beelden cognitief te veel moeite kost en geen transparante of bevredigende ervaring oplevert. Tegelijkertijd kan een groter aantal keren waarop hybride beelden worden bekeken er juist op wijzen dat er meer moeite wordt gedaan. Als dat tegelijkertijd resulteert in een minder grote voorkeur voor hybride beelden, wijst dat op een verband tussen de moeite die het kost om een beeld waar te nemen en de voorkeur voor een bepaald beeldtype. Als dat resulteert in een grotere voorkeur voor hybride beelden, wijst dat op een verband met de mate van uitdaging.