• No results found

In de zomer van 1978 kwam diverse afgevaardigden van de Grüne Liste in Alsfeld bijeen om de kieslijst van de Grüne Liste voor de deelstaatverkiezingen samen te stellen. Daniël Cohn-Bendit kwam op nummer zeven terecht. Bij deze bijeenkomst kreeg ook het partijprogramma van de Grüne Liste steeds meer vorm.183

Het programma werd ook uiteengezet in Pflasterstrand. Zowel de Grüne Liste - Wählerinitiative für Umweltschutz und Demokratie als de Grüne Liste Hessen had dezelfde vier uitgangspunten. Het belangrijkst vonden ze het milieu; ‘Der Mensch ist Teil und Partner der Natur und nicht ihr Beherrscher’. Ze wilden de kerncentrales stilleggen, alle kernwapens verbannen, waren tegen het atoomprogramma van de Bondsrepubliek en wilden de verwoesting van landschap en van steden tegengaan. Het tweede punt waar ze voor pleitten was democratie: ‘Umweltschutz und Demokratie sind für die GLW (GLH) untrennbar verbunden’, schreven ze. Onder democratie verstonden ze vooral dat ze voor democratische rechten waren en tegen elke vorm van discriminatie en onderdrukking. Tevens waren ze tegen onderdrukking van vrouwen en voor een beter sociaal

domein.184

Op het eind van de zomer, enkele maanden voor de deelstaatverkiezingen, trok Daniel Cohn-Bendit zich terug uit de verkiezingen. Al in zijn sollicitatie naar een plek op de kieslijst had Bendit gepleit voor het legaliseren van hasj, een onderwerp dat niet goed viel binnen het conservatieve deel van de GLU-aanhangers.185 In Pflasterstrand

publiceerde hij zijn afscheidsrede. Daarin schreef hij dat hij noch de GLH bijzonder gelukkig was met zijn benoeming op kieslijst nummer zeven. Zijn kandidatuur was altijd al bedoeld geweest als een provocatie en daarmee had hij zijn doel bereikt. Maar

eigenlijk had hij het idee dat hij niet meer de belangen van de Spontis kon

182 ‘Grüne Liste’, Pflasterstrand 34, 15 juli – 4 augustus 1978. 183 Mende, Eine Geschichte der Gründungsgrünen, 207.

184 ‘Alternative Bewegung und Grüne Liste’, Pflasterstrand 35, 5 – 25 augustus 1978. 185 Mende, Eine Geschichte der Gründungsgrünen, 207.

71 representeren. Hij schreef dat de inhoudelijke meningen van de Spontis vaak haaks stonden op de opvattingen binnen de milieubeweging. Daarom vond hij dat zijn

kandidatuur op zichzelf al tegenstrijdig was en juist vanwege deze tegenstrijdigheid was hij ongelukkig met zijn positie binnen de GLH. Bovendien trok hij zich terug omdat hij het idee had dat de Sponti-beweging teveel zou opgaan in het bonte palet van de diverse initiatieven en Listen. Met zijn terugtrekking hoopte hij deze tendens te keren. Hij sloot zijn rede af met de opmerking dat zijn terugtrekking tevens zelfkritiek is.186

Met de terugtrekking van Daniel Cohn Bendit nam de belangstelling voor de Wahldiskussion binnen de Sponti-beweging af. In Pflasterstrand verschoof de aandacht naar de demonstraties in Gorleben en naar de grote Hannover-mars. Pflasterstrand publiceerde nog wel artikelen over de Landtagswahlen van Hessen, maar die artikelen waren vooral geschreven door Reinhold Weist, die de vrijgekomen plaats van Daniël Cohn-Bendit wilde innemen. Na afloop van de verkiezingen gaf Joschka Fischer nog de hele Wahldiskussion een veeg uit de pan. Een hernieuwde belangstelling voor de

parlementaire politiek leefde pas weer op bij de oprichting van een landelijke partij, Die Grünen.

In hetzelfde nummer waarin Cohn-Bendit zijn afscheidsrede had gepubliceerd, pleitte Reinhold ervoor de vrijgekomen kiesplek in te nemen. Hij schreef dat met antiautoritair gedrag, zoals dat van Cohn-Bendit, niet alleen de inhoud maar ook de traditionele vorm van politiek afgewezen werd. Reinhold lichtte in zijn artikel ook zijn eigen standpunt uit. Hij schreef dat een deelname aan het parlement twee dingen konden betekenen: aan de ene kant kon een deelname een uitdrukking zijn van de buitenparlementaire milieubeweging die tegen de staat was en de eigen autonomie bewaakte, maar aan de andere kant kon een deelname ook betekenen dat er

samengewerkt kon worden met de staat om op die manier milieuverbeteringen door te voeren. Dat laatste wilde Reinhold absoluut voorkomen. Daarom vroeg hij in zijn artikel om steun van zijn achterban zodat hij de radicaaldemocratische en antistatelijke positie van de beweging kon vertegenwoordigen en verder kon ontwikkelen.187

186 Daniël Cohn-Bendit, ‘Chaos bei Grünen. Runter von der liste’, Pflasterstrand 36, 26 augustus – 8 september 1978.

187 Reinhold, ‘Chaos bei Grünen. Rauf auf die liste. Reinholds Unterbeliebene Rede zur Kandidatur für Platz 7’, Pflasterstrand 36, 26 augustus – 8 september 1978.

72 Reinhold schreef later ook dat in Alsfeld, waar de kieslijst van de Grüne Liste Hessen samengesteld werd, de autonomie van verschillende groeperingen als een belangrijk principe vastgesteld werd. Maar vandaag de dag was ‘von autonomen Bewegungen wenig zu spüren’. De hele autonome en alternatieve was tot stilstand gekomen, aldus Reinhold, en die stilstand werkte verwoestend. Ook binnen de Sponti- beweging was geen sprake van enige zelfmobilisering en Reinhold schreef dat daarom Cohn-Bendit de lijst moest verlaten. Door deze stilstand was er binnen de Grüne Liste ook een ‘gruhlisering’ gaande, een term die verwees naar Herbert Gruhl, de voormalige CDU-politicus. Dat was geen compliment: door de passiviteit van de verschillende bewegingen achter de Grüne Liste, was de Liste steeds meer gaan lijken op een traditionele partij.188

Vlak voor de deelstaatverkiezingen publiceerde Pflasterstrand een rede van Reinhold waarin gesproken werd over een Öko-APO. De redactie van Pflasterstrand vond dat idee zo belangrijk, dat ze besloten had om een samenvatting van de rede af te

drukken. In de rede stond dat de Grüne Liste was ontstaan uit diverse autonome bewegingen die samengekomen waren omdat ze onderdrukking, uitbuiting en

vernietiging van de natuur tegen wilden gaan. Maar dit hele concept ‘ist gescheitert, weil autonome Bewegungen so gar nicht (mehr) existieren’. Daarbij vroeg Reinhold zich af: ‘Was ist die Grüne Liste heute?’ Hij wierp daarbij een (oud) idee op: hij pleitte voor een Öko-APO en stelde dat de Grüne Liste als een lange arm van de Öko-APO kon fungeren. Om dit te bewerkstelligen riep hij de talrijke milieu-initiatieven op om hun belangrijkste agendapunten kenbaar te maken en dat plenair te bespreken.189

Zowel de Grüne Liste Hessen, de Grüne Liste Umweltschutz en de Grüne Aktion Zukunft deden mee aan deelstaatverkiezingen op 8 oktober 1978. Bij elkaar opgeteld haalden ze twee procent van de stemmen, waardoor de kiesdrempel voor geen van de drie Listen gehaald kon worden.190 In Pflasterstrand werd nog één laatste keer

gesproken over deze verkiezingen, door Joschka Fischer. In ‘Warum eigentlich nicht’ schreef Fischer dat hij als Nichtwähler de hele gang naar het parlement toe veel en veel

188 Reinhold, ‘Die immere Gruhlisierung der GLH’, Pflasterstrand 37, 9 – 22 september 1978. 189 Reinhold, ‘Brauchen wir einen Ö.K.?’, Pflasterstrand 39, 7 – 20 oktober 1978.

190http://web.statistik-hessen.de/themenauswahl/wahlen/daten/ltw03/landtagswahlen-

73 te snel vond gaan. Met zijn artikel wilde hij graag nog één keer peinzen over het idee om deel te nemen aan verkiezingen.191

Hij schreef dat het te begrijpen was dat de milieubeweging op zoek ging naar een andere manier om hun protest door te voeren, sterker nog: het was volgens hem zelfs noodzakelijk. Maar wat hij niet begreep, is dat de anarchisten, Spontis en de weigeraars plotseling de eigen geschiedenis en identiteit moesten verloochenen en maar moesten gaan stemmen of zelfs zichzelf verkiesbaar stellen. Want waarom zouden de linkse radicalen nu wel gaan stemmen en hadden ze dat niet al in 1969 of in 1971 kunnen doen? Alleen maar omdat de wereld ten ondergaat en omdat in Grohnde en Kalkar een kerncentrale kwam? Hij merkte ook op dat de vorming een parlementaire milieupartij zelfs afhankelijk was van de Spontis.192

Fischer ontkrachtte vervolgens drie argumenten die door het links-radicale milieu aangehaald werden om ja te gaan stemmen. Als eerste noemde hij de

Realpolitische Begründung, een argument waarbij de linkse radicalen zich een ‘waarom- ook-niet’-houding aanmaten. Zij redeneerden dat als de Grüne Liste de verkiezingen zou winnen, dat ze daarna wel zagen hoe het verder moest. En als de Grüne Liste niet zou winnen, dan hadden de linkse radicalen toch niets te verliezen. Volgens Fischer kwam deze houding voort uit een machtsvacuüm waar de auβerparlementarische Alternative zich in bevond. Hierdoor stond de beweging open om iets anders te proberen. Fischer bekritiseerde deze houding en stelde dat met het begin van een ‘Parlamentarisierung’ de beweging gaat veranderen en zich opeens met andere onderwerpen gaat bezighouden. Hij stelde dat hetzelfde gaande was bij de Frankfurtse Spontis en vroeg zich af in hoeverre de Sponti-beweging nog te onderscheiden was met de GAZ, de beweging van Herbert Gruhl.193

Het tweede argument dat Fischer ontkrachtte, was het existentiële argument. Hij schreef dat het rondhangen, het ‘Nicht-wissen-was-tun’ en de perspectiefloosheid

ondraaglijk werd. De mogelijkheid om weer ‘etwas zu machen’ door mee te doen met de Grüne Liste werd door vele Spontis gezien als een ‘Rettungsanker’. Daarbij vroeg Fischer zich af of de denkbeelden van Spontis door zo’n Grüne Liste plotseling met vereende krachten tot leven zou komen. Hij waarschuwde ervoor dat een dergelijk avontuur, waar

191 Joschka Fischer, ‘Warum eigentlich nicht?’, Pflasterstrand 40, 21 oktober – 3 november 1978. 192 Ibidem.

74 Spontis weg zouden kunnen vluchten in de politiek en in het campagnevoeren, kon leiden tot een nieuwe hopeloosheid, iets waar de Spontis de afgelopen drie jaar al mee worstelden.194

Het derde argument van het links-radicale milieu was dat de combinatie van de existentiële crisis van de Spontis en de ‘realpolitische’ mogelijkheid iets nieuws had voorgebracht: het Anti-Parlamentarismus. Dat laatste vond Fischer klinkklare onzin. Hij hekelde het gezagsondermijnende karakter van de Spontis, vooral ook het

burgerinitiatief Chaos&Sumpf.195

Fischer schreef verder dat de Grüne Listen niet alleen de verhouding van de Spontis tegenover de parlementaire politiek op scherp stelde, maar dat het veel dieper ging: het Parlamentarismus stelde de identiteit van de linkse radicalen ter discussie en deze identiteit was verstrikt geraakt in een vicieuze cirkel. Bovendien, stelde Fischer, wie van de Spontis was nu werkelijk geïnteresseerd in ‘Wassernotstände in Vogelsberg, Stadtautobahnen in Frankfurt, Atomkraftwerke irgendwo’ omdat de Spontis daar zich persoonlijk bij betrokken voelden? Fischer riep daarom nog één keer op om terug te keren naar de oude kant van de Spontis, die van de ‘Verweigerung, des Nein-Sagens und der zarten Alternativen’. Het was volgens hem een kant waar het moeilijk is en blijft, en waar het lastig is om veranderingen door te voeren en om dat vol te houden, maar: ‘es ist genau diese Seite, die die Spontis von anderen Gruppen der radikalen Linken unterscheidet, die zu mehr als zu einer Gruppe macht, zu einmn sozialen Gegenmilieu.’196